“Het Italiaanse broertje van Hermès”, zo wordt het ambachtelijke Valextra genoemd. Na enkele miserabele jaren wil het lederwarenbedrijf ook op en top Italiaans blijven. Op bezoek in Milaan, bij een schone slaapster die wakker werd.

Valextra is verkrijgbaar bij Degand,

Louizalaan 415, 1050 Brussel, 02 649 00 73. Info : www.valextra.com.

Een appartement om de hoek van het Bulgari Hotel in Milaan, een Bentley, zijn onafscheidelijke coltruitjes en witte leren schoudertas – op de smaak van Massimo Suppangic valt niets aan te merken. Op zijn 46ste is Suppangic een veteraan in de modewereld : hij bekleedde topfuncties bij Benetton, Escada en Hugo Boss en is sinds mei 2003 CEO en minderheidsaandeelhouder van Valextra, een Italiaanse lederwarenfabrikant die inmiddels de stempel “erfgoed” verdient.

Oudere Italianen noemen Valextra in één adem met Gucci, synoniem met raffinement, vakmanschap en de boom van het Made in Italy-label in de jaren vijftig. Het bedrijf werd in 1937 opgericht door Giovanni Fontana, wiens familie tot in de jaren tachtig aan het roer stond. Gespecialiseerd in handgemaakte tassen en koffers met aparte, herkenbare vormen, bekoorde Valextra vrijwel meteen de jetset, met klanten als Grace Kelly, Maria Callas, Jacqueline Kennedy, Fiat-bons Giovanni Agnelli en de emir van Koeweit. Die bestelde begin jaren zestig maar liefst veertien koffersets, elk in een verschillende tint nijlpaardleder.

Sculpturale aanpak

De ontwerpen, vaak instantklassiekers, legden Valextra geen windeieren : de 24 Ore-aktetas werd in 1954 bekroond met de Compasso d’Oro-designprijs, de eerste Avietta-pilotenkoffer was wereldberoemd in de jaren zestig, en verschillende ontwerpen behoren nu tot de permanente collectie van het Museum of Modern Art in New York. Des te verrassender was dan ook de sluiting, eind jaren negentig, van het atelier van Valextra. Luxehandtassen, zo bleek, werden het speelterrein van Louis Vuitton en andere modehuizen.

“Toen Fontana overleed in ’84, verdween ook de ziel van Valextra”, zegt Suppangic, die het bedrijf de afgelopen drie jaar herstructureerde. “Zijn zoon, een uitstekende muzikant, was het familiebedrijf liever kwijt.” Valextra werd verkocht aan het Franse Andrelux, nadien aan een Samsonite-bons, en viel eind jaren negentig nauwelijks nog te herkennen : goedkopere aktetassen en reiskoffers, elders vervaardigd volgens industriële methodes, waren het enige dat overbleef.

Tot een Milanese holding de restanten van het bedrijf vergaarde en Suppangic aan boord kwam. “Valextra was twintig jaar lang het Doornroosje van de lederenwarensector, een schone slaapster”, zegt Suppangic. “Voor de Italianen bleef Valextra een symbool van luxe, maar eigenlijk moesten we van nul beginnen. Ik wilde investeren in handwerk en eeuwige luxe, maar er was geen atelier of personeel, zelfs geen archief. Mijn taak was dus geen snelle herstructurering, maar de heroprichting van een merk.”

Suppangic begon rond te telefoneren en vond uiteindelijk twaalf gepensioneerde ambachtslui bereid om terug te keren naar Valextra. Elk van hen ontfermde zich over drie onervaren jongeren, er kwam een avondschool voor nieuwelingen, en sinds september 2004 draait het atelier, op 35 kilometer van Milaan, weer op volle kracht. “Het heeft drie jaar gekost, maar om het summum inzake lederwaren te maken, had ik vaklui nodig”, zegt Suppangic. “En omdat de sculpturale aanpak van Valextra uniek was, moesten ze er ook al gewerkt hebben.” Niet dat de oud-werknemers, nu zestigplussers, zich zomaar lieten overtuigen : “Ze wilden garanties dat we het meenden, dat we voor het beste van het beste zouden gaan. Ook praktisch was het niet eenvoudig. De eerste weken pikte een autobusje iedereen thuis op, gewoon om ze hier te krijgen.”

Tot de oudgedienden behoort ook productiechef Siro, die het atelier op zijn veertiende vervoegde. Ooit had hij er de leiding over honderd mensen, nu over een vijftigtal. “Ik heb lang gedacht dat er geen markt meer was voor wat wij doen”, zegt de energieke zestiger. “De productiekost was gewoon te hoog : onze tassen en koffers worden volledig met de hand gesneden, geassembleerd, gestikt en afgewerkt. Sommige bevatten wel tachtig onderdelen en vergen dagen werk, maar dan zijn ze vormvast én onverslijtbaar. De kennis die daarvoor nodig is, kun je zelfs niet meer op school leren.”

Verstopte naam

Anno 2005 heeft Valextra niets van zijn aantrekkingskracht verloren. Ondanks opvallende kleuren, praktische componenten en onzichtbare sluitingen hebben de tassen, koffers en lederwaren hun vintage-look en oud-wereldse charme behouden. Zelfs de volledig nieuwe modellen, al vormen klassiekers als de 24 Ore meestal het vertrekpunt. Ook handelsmerken als groene stiksels op bruin kalfleder of zwarte, met de hand gelakte biezen op ecru leder zijn gebleven.

Met een jaarlijkse omzet van tien miljoen euro en een beperkte productie is de onderneming een dwerg, maar wel een met klanten als Harrod’s in Londen, Saks in New York en Degand in Brussel. Na een winkel op de via Manzoni in Milaan, op loopafstand van La Scala, volgt over enkele weken Tokio. Ook die boetiek wordt ingericht rond een centrale doorgang, met aan weerszijden intieme portalen en kamers die de collectie onthullen. Aan de buitenzijde geen schreeuwerige details, maar kleine, prikkelende vitrines. “We willen dat mensen ons gradueel ontdekken”, zegt Suppangic, die evenmin in logo’s gelooft. Ook al start de damescollectie bij zo’n 650 euro, de goedkoopste koffer kost 1600 euro en een van de befaamde aktetassen kost gemiddeld 4000 euro. Alleen de binnenzijde van de lederwaren vermeldt de merknaam.

“Historisch gezien is Hermès onze enige concurrent”, zegt Suppangic. “Andere merken laten we ver achter ons, het prijsverschil is terecht. Toen ik startte in het begin van de jaren tachtig, wisten consumenten vaak niet wat ze kochten. Dat is veranderd, net als de verhoudingen op de consumentenmarkt. Niet alleen de jetset draagt kwaliteit en stijl.” En dan, mijmerend : “Er wordt gezegd dat mensen alles hebben, maar als het over de toekomst gaat, over spullen die meegaan, dan houden ze maar heel weinig over.”

Door Wim Denolf

Valextra bekoorde meteen de jetset, met klanten als Grace Kelly, Maria Callas en Jacqueline Kennedy. Verschillende ontwerpen behoren nu tot de permanente collectie van het Museum of Modern Art in New York.

De tassen en koffers worden volledig met de hand gesneden, geassembleerd, gestikt en afgewerkt. Sommige bevatten wel tachtig onderdelen en vragen dagen werk. De kennis die dat vergt, is niet meer op school te leren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content