KOEN FILLET

Koen Fillet/Linda Asselbergs

Hij staat op de hoek van de Everdijstraat en de Korte Gasthuisstraat en hij speelt viool. Hij ziet er Koreaans uit. Of Laotiaans of Thais of iets van die strekking, ik ben niet goed in Aziaten, Linda. Ik laat een stuk van vijftig eurocent in zijn hoed vallen. Wat mij betreft is onze economische transactie daarmee afgerond : er is mij muziek geleverd, ik heb daarvoor een halve euro betaald, klaar. Maar de oosterling denkt er anders over. Hij houdt op met spelen en glimlacht. Zijn hand gaat in de zak van zijn jasje en hij reikt me iets aan.

Ik ben hem al een paar meter voorbij als ik zie wàt de Koreaan me in mijn handen heeft gestopt. Een restant uit een bijna vergeten verleden : een Koetjesreep. Een klein cadeautje boven op die Bach van daarnet. Ik wist niet eens dat Koetjesreep nog gemaakt wordt. Ik kijk naar de blauwe wikkel en ik duik mijn kindertijd in. De koe is nog precies zo blauw als toen. Het raster, dat de tekening een beetje op Delftse tegeltjes doet lijken, is net zoals ik het me herinner. Maar het lettertype heeft een update gekregen, het lijkt me te modern. Geen idee hoe het er vroeger uitzag, maar niét zo. Denk ik toch, de herinnering zit ver. Ook nieuw : “Met druivensuiker en calcium.” Vroeger was dat geen verkoopargument.

Ik schuif de wikkel eraf, ik plooi het zilverpapier open. Een heel dun latje chocolade, verdeeld in vier vierkantjes. Andere chocoladerepen moesten in blokjes worden gebroken en onder de broertjes verdeeld, maar een Koetjesreep mochten we he-le-maal alleen opeten, Linda. Per hoge uitzondering mochten we gulzig zijn. Jullie ook ? Ik breek een kwartje af, sluit mijn ogen en stop het in mijn mond, klaar om te worden teruggekatapulteerd naar 1968.

Dat valt tegen, dat terugkatapulteren. Het blijft 2008. Ik doe nochtans heel hard mijn best, Linda. Ik probeer mijn koetjesreep net zo lekker te vinden als toen. Maar yuk, wat is dat ? Zoet, dat wel. Maar chocolade ? Heel vaag in de verte misschien. Het spul smelt in de mond, maar op een foute manier. Een beetje margarineachtig maar dan dikker, met minuscule kristalletjes erin. Weeïg is het woord. Mijn kindertijd is duidelijk voorbij. Er ligt driekwart Koetjes-reep in een rioolputje in de Everdijstraat. (www.koenfillet.be)

LINDA ASSELBERGS

Blauwe koeien, lila koeien… Nee, doe mij liever een stukje bittere chocolade. Hoewel ik ook die lekkernij met gemengde gevoelens savoureer sinds ik onlangs op het Caribische eiland Tobago een cacaoplantage bezocht. Ooit van de cacaodans gehoord, Koen ? Stel je een paar stokoude, kromgetrokken en lederachtige omaatjes voor die moeizaam uit hun rubberlaarzen stappen en met hun blote, eeltige knobbelvoeten door de gedroogde bonen schuifelen. Een ambachtelijke aanpak, er valt veel voor te zeggen, en de cacao die ze ginds naar de befaamdste Europese chocolatiers uitvoeren, is van prima kwaliteit. Maar bij elke hap zie ik opnieuw die verhoornde teennagels voor me, wat van de weeromstuit op mijn smaakpapillen werkt.

Hoe ook raak je een gevoelig onderwerp aan, schrijfmaat. Ik kom namelijk uit een gezin van schaamteloze recreatieve snoepers. In mijn prille jeugd was het niet ongewoon dat wij, gedreven door een lage suikerspiegel, helemaal uit Deurne-Zuid naar de koekenstad trokken. Rijpere lezers uit het Antwerpse herinneren zich wellicht nog Chez les deux madammekes, de als bonbonnière vermomde snoepwinkel aan de Sint-Jorispoort. Vreemd genoeg herinner ik me maar één madammeke, met een zacht gezicht, wit haar en een dito schortje met volants, als een suikertante uit een van de gebroeders Grimms minder gewelddadige sprookjes. Sneeuwballen, bestaan die nog ? Van de eetbare soort bedoel ik, genereuze witbepoederde chocoladepastilles met een witte, wat koud aanvoelende vulling. Zo gingen er altijd een paar in de papieren puntzak, gevolgd door roze en witte spekken, de met kokos besprenkelde waren de lekkerste. Anijsblokjes voor mijn moeder, toverbollen voor mij. Die moest je af en toe uit je mond halen om te zien hoe ze van kleur veranderden. Twee voor een frank, als ik me goed herinner. En als enig kind hoefde ik helemaal niets te delen. Smoelentrekkers, natuurlijk. Zakjes cintric met een rietje, pure kindercocaïne. En kauwgomballen met foto’s van filmsterren. Die van Jayne Mansfield werd prompt in beslag genomen door de juf van het tweede leerjaar, wegens te diep gedecolleteerd. Smeerlapperij, dat mocht toen niet, Koen, behalve in eten. Van die grote, zoute dropruiten, gegarandeerd uit autobanden vervaardigd. En God weet wat er in die rode neuzen zat. Zalige tijden, toen de kinderziel onbezoedeld was en snoep compromisloos ongezond.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content