Ik heb mij uit mijn spelonk laten lepelen, op weg naar de zon en het zuiden, naar een stad waar mijn vader in 1940 naartoe is gevlucht voor de Duitsers. Ik heb daar een foto van, Ć©cht sepiakleurig, niet kunstmatig verouderd met een van die filters waarmee men digitale kiekjes een zweem van voorbijheid wil geven. Papa op een motorfiets, zo’n antiek prachtstuk met verend zadel waarvoor men tegenwoordig zou moorden. Papa met elegante laarzen, schrijlings op dat beest, in een houding die getuigt van mannelijkheid en verfijning. Papa was een gentleman, zeggen mensen die hem hebben gekend, waarop ze mij monsteren, naar mijn gevoel met iets dat zweemt naar ontgoocheling.

Misschien wel diezelfde palmbomen als toen staan hier nu nog te wuiven. Als wij de sierlijke boog aflopen langs de Promenade des Anglais, vraag ik mij af waar de foto van papa destijds zou zijn genomen. Ik voel het verlangen om op exact diezelfde plek te gaan staan, slechts van mijn verwekker gescheiden door tweeƫnzeventig jaren, op dezelfde positie in de ruimte en toch onoverbrugbaar ver verwijderd.

Dat heb je met vaders die je terloops nog verwekken op hun vijfenvijftigste : je verliest ze op het moment dat zij hun kaart van de wereld voor je hadden kunnen openvouwen. Vervolgens groeien zij uit tot geheimzinnige helden en kijk je met verbazing naar al diegenen voor wie een vader iemand is die zakken cement aansleept en tijdens je vakantie het gras kan maaien.

Baie des Anges heet dit azuurblauwe water. Vanzelfsprekend is die naam wat overdreven, zoals alles wat de mens vernoemd heeft naar afvallige of onstoffelijke hemelgeesten, van het engelengeduld tot het duivelsgebraad en de scampi diabolique. De stad, hoewel in de vuurlijn van EasyJetvluchten, heeft nog iets van haar grandeur van weleer behouden. Mijn toeristische gids puilt uit van de anekdotes over vorsten en gokkers en groten der aarde, spectaculaire jachten, beroemde kunstenaars en rijke vrouwen die aan hun einde kwamen toen hun sjaal in een wiel van hun Bugatti draaide, wat weer eens wat anders is dan baarmoederhalskanker. Somptueuze buitenverblijven zijn er ook, en hotels met koepels die volgens het verhaal gemodelleerd zijn naar de borsten van courtisanes – dat waren nog architecten toen, niet de betonboeren van tegenwoordig. Er zijn baccarat-kroonluchters met zestienduizend stenen en er is zelfs een Russische kathedraal, geschonken door Nicolaas II, amper vijf jaar voor de revolutionairen met een klik van de haan duidelijk maakten : game over.

’s Avonds, in het licht van een omfloerste maan, komt de schaduwkant van de azuren droom naar boven. Tegen majestueuze huizen, met gesloten jaloezieĆ«n en koperen bordjes waarin namen van cardiologen spiegelen, heffen zwervers de hand op voor een aalmoes. Als je het waagt door te lopen, verwensen ze je in onbegrijpelijke talen en zetten de fles whisky aan hun lippen die ze achter hun rug verborgen hebben gehouden. Daklozen slapen in de portieken van kerken en in de bushokjes langs de chique promenade zitten jonge vrouwen met naaldhakken en wonderborsten, zo bereikbaar als een pita shoarma. Die vormen van vertier vermeldt de reisgids niet, tenzij in een enkele vage zin, want de gids is een zwendelaar van het geschreven woord, die kwaliteiten aandikt en tekorten verdoezelt.

In ons verblijf, achter elektrische hekken met puntige staven, is van op onderliggende terrassen tot laat in de avond getik van bestek te horen. Het Weergaloze Meisje en ik kijken naar wat er gebeurd is in de wereld (er vielen hagelstenen als duiveneieren en ergens heeft een vrouw haar kind versneden). Vervolgens leest zij mij voor uit Boeken Die Nu Snel Vervagen, een praktijk waaraan wij sinds enkele weken plezier beleven. Na 1984 zijn wij nu begonnen aan Villa des Roses, waar wij net kennismaakten met Chico, “het aapje dat een geluid uitstiet dat deed denken aan het getjilp van een mus en tevens aan het gegrinnik van een mens”. Dat voorlezen is, behalve voor consenting adults misschien eigenaardig, profijtiger dan de zeventien euro die ze voor een coupe champagne aanrekenen in hotel NĆ©gresco. “Gebouwd voor een zigeuner-violist die acht jaar later failliet ging”, meldt mijn reisgids, altijd belust op saillante details en dramatische wendingen.

Voorts zijn er gekonfijte mandarijnen en limoenen, het mooiste kapsalon en kerkhof dat wij ooit zagen, en lichtgevende mannen die op staken boven het oude stadsdeel mediteren en waken.

Wat nog papa betreft en zijn vlucht indertijd naar het zuiden : daarvan zijn ze met de staart tussen de benen terug moeten keren, na het eten van besproeide druiven en andere belevenissen die in de diepten van tabletloze tijden verdwenen.

Jean-Paul Mulders

Ik voel het verlangen om op exact diezelfde plek te gaan staan, slechts van mijn verwekker gescheiden door 72 jaar

jp.mulders@skynet.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content