De dressing is de retour. Niet als de vaste muurkast van vroeger, maar als een ruime kleedkamer met soms zelfs daglicht en een deur. Enkele voorbeelden.

De moderne dressing hoort naast de slaap- en de badkamer, dus je hebt er wel wat plaats voor nodig. Interieurarchitect Jean De Meulder, die er heel wat ontwierp, onderscheidt twee types: de kamer met daglicht noemt hij een open dressing, de gesloten kast een walk-in-closet.

De Meulder: “De walk-in-closet is ook veel groter dan de ingemaakte kast van weleer. Je kan erdoor lopen. Maar er zijn geen vensters, dus zijn er ook geen kastdeuren nodig. Meestal heb je in een walk-in-closet weinig ruimte, bijvoorbeeld om kleren aan te trekken. Ideaal dus voor in een flat.”

De open dressing is geen nieuw fenomeen in de architectuur. Ze verscheen in het begin van de achttiende eeuw in de stadspaleizen van Parijs. Ze maakte deel uit van het slaapkamercomplex, bestaande uit een soort appartement met een slaapkamer die ook als ontvangstvertrek dienst deed, een ” lieu Ć  l’Angloise” of watercloset, en een garderobe of dressing. In de garderobe kon men zich omkleden en opmaken. Ongeveer dezelfde combinatie van slaapkamer, badkamer en dressing vinden we terug in de moderne woning. De dressing is doorgaans ook toegankelijk vanuit de gang, de slaapkamer en de badkamer.

Wie de oude structuur met de nieuwe wil vergelijken, kan dat in Hotel Merghelynck in Ieper, tegenwoordig een stadsmuseum. In dit prachtige herenhuis uit de achttiende eeuw is de originele indeling en meubilering goed bewaard gebleven. Daar merk je dat in de kleine garderobes naast de slaapkamers geen muurkasten staan maar losse meubels, zoals een linnenkast en een commode. De dressing met muurkasten komt uit Engeland. Enkele exceptionele voorbeelden uit de art-decoperiode niet te na gesproken, vond dit Angelsaksische model pas recent ingang bij ons.

Architectonisch zijn open dressings het boeiendst. Bijna alle voorbeelden die we hier bespreken zijn ook als architectuur ontworpen, met vrij monumentale kasten en oog voor de volumes. Van Jean De Meulder tonen we er twee.

In de eerste De Meulder-dressing valt er door het enige venster teer licht naar binnen. Dat wordt zachtjes weerkaatst door de hoge deuren van de kasten, bekleed met gezandstraalde eik. Door de planken horizontaal te gebruiken – op zich vrij ongewoon – en er ook een horizontale structuur in aan te brengen, lijken ze op natuurstenen muren. De handgrepen zijn zo descreet dat ze nauwelijks opvallen. Om die prachtige lichtinval te intensifiĆ«ren, staat in het midden een taboeret in Egyptische stijl. Zo verheft De Meulder een functionele kastenkamer tot een sfeervolle bezinningsruimte. Achter de deuren zit een gesofisticeerde berging met uitschuifbare laden en hangrekken voor kleren. De schoenen vinden een plaats in een kleine ruimte onder het venster, met een directe verluchting naar buiten.

De tweede dressing vatte De Meulder ruimer op. Voor een van de vensters staat een uitschuifbare tafel waarop kleren kunnen gelegd worden. Het eikenhout en de jaloezieƫn doen Amerikaans aan. Sommige kasten zijn, zoals bij een walk-in-closet, open, maar er valt nooit direct zonlicht op de kleren. Ook hier een sierlijk zitje, naar een voorbeeld uit de Griekse Oudheid.

In beide dressings ligt kamerbreed tapijt. “Om akoestische redenen”, verklaart De Meulder. “Met een houten zoldering, houten wanden en een houten vloer zit je in een soort sigarenkist die onaangenaam hard klinkt. Tapijt verzacht het geluid en loopt nog lekker ook.”

Voor een oud huis in Antwerpen ontwierp architect Pascal Van Der Kelen een dressing met een uitgesproken architecturaal karakter. Voor een bijna vierkante ruimte met vier meter hoge plafonds tekende hij een wandkast in U-vorm van twee meter hoog. De helft van de wandhoogte dus. Het met notenhout gefineerde meubel contrasteert fel met de witte wanden. In het midden van de kamer staat er ook een handig centraal blok waarop kleren kunnen worden gelegd.

De compositie van de meubels oogt strak en is constructivistisch opgevat. Dit is de stijl van Van Der Kelen. Voor hem ligt de ideale dressing tussen bad- en slaapkamer, maar het hoeft geen afgesloten kamer te zijn. Zoals hier. Van Der Kelen: “Ik benadruk nooit met klem de functie van een ruimte. Zelfs een keuken is niet louter een kookhuis, maar een stukje van het volledige interieur. Een slaapkamer kan ook een zitruimte zijn. Op die manier lopen de functies meer in elkaar over.” Dat toont ook de foto, die ons een glimp laat op vangen van de slaapkamer met de witte Corbusier.

Architecte Hilde Vets ontwierp de extravagantste dressing. Die hangt op aan het plafond in een transparant huis met glazen gevels, boven een soort atrium. De betonnen kubus heeft kleine vierkante openingen, gericht naar de vier windstreken, en is toegankelijk via een metalen passerelle. Met deze creatie maakt Vets van aankleden een theatraal gebeuren. Wie hier buitenkomt met andere kleren, loopt voor de medebewoners extra in de kijker.

De buitengewone plaats van deze dressing heeft ook te maken met een praktische oplossing. Hoewel het geen kleine woning is, slorpt het atrium veel volume op, waardoor er op de eerste verdieping minder plaats is. Om te verhinderen dat een van de slaapkamers moest worden opgeofferd, kreeg de dressing deze plaats toebedeeld.

Voor dressings worden bij voorkeur warme, natuurlijke materialen gekozen. Die dragen bij tot een aangename en intieme sfeer. Daarom gebruiken architecte Nathalie Van Reeth en interieurdesigner StĆ©phanie Parein van het bureau 9d graag deuren bespannen met linnen. Die zorgen zelfs in een eenvoudige dressing met hoge vlakke deuren voor een aparte sfeer. Ook het donker gebeitste hout van de vloer en het bankje hebben een rijke uitstraling. Dit kleurenpalet komt terug in de grepen van de deuren, gemaakt van geborsteld metaal en wengĆ©. “Warme materialen zorgen er onder meer voor dat een dressing er niet gaat uitzien als een winkel. En ook daarom is een wat afgeslotener ruimte beter”, vindt Nathalie Van Reeth. Volgens haar moet je zelfs in een strakke dressing iets kunnen laten rondslingeren. Op een bankje of een zitje, antiek of modern.

De dressing die architect Bernard Declerck ontwierp voor een Waals landhuis uit de vroege negentiende eeuw, is een buitenbeentje. Het concept en de detaillering wijken helemaal af van de minimalistische voorbeelden van hierboven. Declerck kiest voor traditionele verhoudingen en materialen. Het was ook de wens van de bewoners van dit goedbewaarde pand om de classicistische stijl te respecteren.

Declerck wilde ook de prachtige proporties van de kamers behouden. Het idee van de bewoners om de badkamer en de dressing van elkaar te scheiden door deze ruimte in twee helften op te delen, keurde hij af. Declerck bouwde dressing en badkamer tot Ć©Ć©n geheel, een grote open ruimte met kasten rondom. In de hoeken zien we deuren die uitgeven op een paar extra diepe muurkasten, een douchecel en een sauna. Dus zit er achter de houten wanden van dit vertrek flink wat verborgen. De combinatie van al deze functies doet trouwens nog zeer achttiende-eeuws aan. In oude Franse herenhuizen ontdekken we gelijkaardige composities: een complex van kleine en grote antichambres. Dat is handig en visueel aantrekkelijk. Mocht alles zichtbaar zijn, zou deze ruimte te vol staan. Door alles op te bergen achter deuren en in laden en de middenruimte vrij te laten, ontstaat er een grote open kamer. De hoge plafonds met de monumentale muurkasten maken van de opmaak een belevenis. Met deze oplossing slaagt Declerck erin om de landhuissfeer voelbaar te maken tot in de badkamer-dressing.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde en Serge Anton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content