Kaas met de looks van salami… Ik zou nooit geloofd hebben dat het bestond, mocht ik het deze week niet met eigen ogen gezien hebben op het feestje van Tracy. Ze is volbloed Britse, Tracy, maar geraakte verankerd in Gent nadat ze mijn vriend Bart leerde kennen tijdens een reis van duizenden kilometers met de Transsiberian Express. Ze redt zich hier aardig, leerde in korte tijd genoeg Nederlands om zich aan de telefoon te kunnen behelpen mocht er bijvoorbeeld brand uitbreken. Dat ze “bezoekers” daarbij nog eens als “bazooka’s” durft uit te spreken, mag een klein gebrek heten.

Toch had ze good old England in de kerstperiode gemist, verklapte ze mij aan de telefoon. Vandaar dat ze op een subliem idee was gekomen : halfweg januari bij haar thuis een stemmig feest organiseren, een soort herkansingskerstmis in Engelse stijl. Samen met Bart was ze er speciaal voor naar haar Engelse oordschap gereden met de wonderlijke naam Melton Mowbray. De specialiteiten die ze vandaar als roofbuit aansleepten, zouden niet hebben misstaan in een verhaal van JohnFlanders, de schrijver die Engeland zo treffend typeerde zonder er ooit een voet te hebben gezet. De op salami lijkende kaas, zo leerde ik gretig, heet Wensleydale. Zijn kleur ontleent hij aan de portwijn en de brandy waarmee hij is gemaakt.

De vrienden kwamen talrijk op. Gesmeerd door de alcohol kabbelde het gesprek van de meest hilarische scènes in My Big Fat Greek Wedding naar de kunst van het kanariekweken. We zijn een stelletje rare vogels, mijn vrienden en ik. Niet dat we bij maanlicht naakt rond heksenkringen dansen of ons uitleven in nog vreemdsoortiger hobby’s. Maar op ons vierendertigste zijn de meesten van ons nog net zo vrij en ongebonden als toen we zeventien waren. Dat maakt je automatisch tot een rare vogel. Zoals het rare vogels betaamt, zoeken we elkaars gezelschap graag op. We genieten van ons vrijbuiterschap en doen smalend over de velen die lang geleden de molenstenen van huwelijken en hypotheken om hun hals hebben gelegd. De jongste tijd echter klinkt ons gelach holler. Twijfel daalde over ons neer, gevolgd door een nerveuze drang om ons op onze beurt te settelen. Met enige achterstand zijn we in het tijdperk van het Kopen aanbeland : huisje kopen, kindje kopen. Geboortekaartjes tuimelen in mijn brievenbus met de geruisloosheid van cimbalen op speed. Een mens moet zich toch vestigen voor hij koud is.

Ook die avond bij Tracy was het heikele onderwerp weer ongemerkt onze gesprekken binnengeslopen. De aanleiding, geloof ik, was het heuglijke nieuws dat alweer een van onze vroegere spitsbroeders kans had gezien zijn vrouw te bezwangeren. Martin probeerde de situatie nog te redden met een filosofisch statement. “De mensheid is de kanker van de aardkloot”, hoorde ik hem zeggen. “Ik wil er liever niet toe bijdragen dat die zich verder verspreidt.”

“Op zich hou ik wel van kids,” viel Peter hem bij, “maar de situatie in Irak baart mij zorgen. Pokkenvirus, antrax, mosterdgas… Is dat nu een wereld om een kind in te schoppen ?”

Zijn Erika, een begeerlijke brunette die iets met verzekeringen doet, keek hem giftig aan. “Je weet best dat ik er wil”, zei ze staccato als de mars van glimmende soldatenlaarzen. “Al woedde die oorlog van jou niet in Irak maar in mijn achtertuin.”

Daar had Peter niet van terug. Wonderlijk toch, bedacht ik, hoe het bij vrouwen begint te knagen als de voorraad eicellen stilaan uitgeput geraakt. Je hebt natuurlijk altijd uitzonderingen, maar ik ken er weinig die kinderloos maar monter de menopauze inhuppelen. De meesten worden zo onrustig als de pest en voelen zich een kind dat verweesd achterblijft bij de stoelendans als de muziek is weggestorven. Nu kunnen mannen dat gevoel natuurlijk ook wel hebben, maar de afwezigheid van een biologisch point of no return verguldt de pil van het verouderen wel. Ergens blijft de stille hoop op hun zestigste weer te kunnen knabbelen aan een groen blaadje.

Peter besloot van onderwerp te veranderen. Hij wendde zich tot mij en begon de kwaliteiten van zijn laatste aanwinst te roemen : een tweedehandse Audi TT met 180 paardenkrachten onder de fonkelende motorkap. Dat was nu niet zijn beste zet. “Wat heb ik eigenlijk aan jou ?” hoorde ik Erika opeens snuiven. “Je wil geen huis, je wil geen kind en elke maand gaat al je geld op aan die stomme machokar. Er is zelfs geen plaats in voor een maxicosi. Weet je wat, mannetje ? Als jíj mij geen kleine geeft, haal ik die wel bij iemand anders.”

Ze gooide haar servet in haar bord en stormde weg in de richting van het toilet. Verbouwereerd bleef Peter achter. “De hormonen”, hoorde ik hem denken, maar hij sprak de woorden gelukkig niet uit. Ze zouden hem boegeroep hebben opgeleverd van de vrouwelijke helft van ons gezelschap.

Gelukkig dook Tracy als een perfecte gastvrouw net op tijd op met de trifle, een soort Engelse tiramisu met de verteerbaarheid van gewapend beton. Lekker, daar niet van. Ik nam nog een slokje van mijn wodka met kaneelsmaak en voelde hoe de warmte zich vanuit mijn slokdarm door mijn hele middenrif verspreidde. Behaaglijk leunde ik achterover. Er was zelfs nog wat cheddar met abrikozensmaak over, stelde ik tot mijn opluchting vast, en een homp witte stilton met citroen. Vanuit mijn linkerooghoek zag ik hoe Peter opstond en Erika volgde naar het toilet.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content