“Il est dur, ce chocolat belge”, giechelt de Japanse kunstenares Kimiko Yoshida, als ze het mes in de taart zet die voor haar veertigste verjaardag wordt aangevoerd. De setting is een feestje van Delvaux in Brussel. Kimiko is onlangs ingehuurd door de lederwarenfabrikant om de collectie een nieuw elan te geven.

Aan gedrevenheid mankeert het Kimiko niet. Het enthousiasme spat van haar af als ze haar nieuwste creaties laat zien, die in een aparte ruimte zijn uitgestald als relikwieën in een schrijn. ” C’est comme un cartable, een beetje studentikoos”, zegt ze terwijl ze liefkozend haar vingers over haar creatie Kot laat glijden. Kimiko heeft deze fraaie handtas naar het populaire woord voor een studentenkamer gedoopt. Vol trots toont ze vervolgens de Railway, een niervormig tasje dat gebaseerd is op het beschermingsstuk dat spoorwegwerkers op hun schouder leggen om zware lasten te torsen. ” C’est Delvaux“, lacht ze koket als ik opmerk dat het tasje ondanks zijn afkomst erg elegant oogt.

U bent de eerste artistieke directeur die Delvaux ooit inhuurde. Wat verwacht het bedrijf precies ?

Kimiko Yoshida : Delvaux wil zijn bestaande clientèle behouden, maar tegelijk jonge klanten aantrekken door zijn klassiekers te combineren met moderne idee- en. Tegelijk wil het merk meer internationale uitstraling krijgen. Daarom probeer ik Delvaux van buitenaf te bekijken en zo een kruisbestuiving teweeg te brengen tussen het merk en mezelf. Als buitenlandse kan ik wellicht makkelijker de grenzen openen voor Delvaux.

Hoe zijn jullie met elkaar in contact gekomen ?

Alles begon toen algemeen directeur Gaspard Durrleman me in Parijs kwam opzoeken. Hij begon toen over een droom die hij al een hele tijd koesterde, namelijk dat ik foto’s zou maken van alle 170 personeelsleden van Delvaux. Ik zag dat wel zitten, maar wilde eerst met al die mensen praten. Toen Gaspard me later vroeg om artistiek directeur te worden, voelde ik me dus absoluut geen vreemde meer. Ik kende iedereen immers al.

Had u ook meteen voeling met de producten van Delvaux ?

Als geboren nomade heb ik altijd al iets gehad met zakken en tassen. Handig is ook dat ik bij Delvaux kan voortborduren op bestaande ontwerpen. De onderdelen zijn er, ik hoef er alleen een nieuwe combinatie van te maken. Dat ligt mij, want ik ben niet in staat om iets van nul te creëren.

Uw ontwerpen barsten van de creativiteit, maar Delvaux staat ook voor vaste waarden. Bent u niet bang dat de traditionelere klanten zullen afhaken bij uw flashy ont- werpen ?

Dat lijkt me niet echt een probleem, want tachtig procent van de Delvaux-handtassen blijft klassiek. En mijn eerste ontwerp, de Cabriolet Grand Sport, was in elk geval een succes. De limited edition was in geen tijd uitverkocht.

Een handtas die aan de binnenkant van soepel geitenleer is, maar er langs buiten uitziet als een fluo tennisbal. U moet wel heel goed de tijdgeest hebben aangevoeld toen u die in februari ontwierp.

Niemand kon toen inderdaad voorspellen dat tennis zo’n hype zou worden in dit land. Maar als kunstenares ben ik altijd al gefascineerd geweest door signes : tekens, symbolen, merken. Toen ik bij Delvaux begon, was mijn eerste vraag dan ook : wat is le signe fort van België ? Waar ligt de kracht van de Belgen ? Bijna automatisch kwam ik zo bij tennis uit. Diezelfde intuïtie heeft mij ook naar de Midi geleid, een handtas die groot genoeg is om er de taartjes in op te bergen die je ’s zondags bij de bakker haalt. Nog zo’n typisch lokale gewoonte.

Een ander sterk punt van de Belgen is blijkbaar hun feeling voor mode. Zelf was u al dol op Belgische mode lang voor u bij Delvaux begon.

Ik loop elke dag rond in Belgische mode. Het klinkt misschien raar, maar telkens als ik een boetiek binnenkom, of dat nu in Frankrijk is, in Italië of Japan, ik voel me aangetrokken door Belgische ontwerpen. Ze zijn vaak eenvoudig, maar erg krachtig. Normaal is mode vergankelijk : na een seizoen verliest ze snel haar waarde. Bij Belgische ontwerpers ligt dat vaak anders. Niet zelden overstijgt hun werk het begrip ‘mode’. Het wordt kunst.

Een paar namen misschien ?

Ik ben dol op Martin Margiela, die vroeger ontwerper was bij Hermès. Typisch voor hem is dat hij zijn naam niet op zijn ontwerpen zet, maar er alleen een stukje wit textiel innaait, dat je door de stof heen kunt zien. Zijn werk is zeer hedendaags en conceptueel. Het doet me denken aan de Franse dadaïst Marcel Duchamp, de man die de readymade bedacht : alledaagse gebruiksvoorwerpen die tot kunst worden verheven. Ik heb Margiela’s atelier bezocht. Aan de muur had hij jeans opgehangen. Door een verfbom te laten ontploffen, maakte hij er unieke stukken van. Dat vind ik geweldig.

Een andere favoriet is Bernhard Willhelm. Zijn ontwerpen zijn heel abstract en bedekken het lichaam op zo’n bijzondere manier dat het bijna beeldhouwwerken worden. Bij Jean PaulKnott apprecieer ik dan weer zijn erg persoonlijke ideeën en de naturel van zijn ontwerpen. Volume is zeer belangrijk bij hem. Hij drapeert een groot stuk stof over het lichaam en hanteert de ‘cup’ zo spaarzaam mogelijk. Een van mijn jongste ontdekkingen ten slotte is Willy, alias Eric Meunier. Ik mag die naïef-sprookjesachtige stijl van hem wel.

In Japan had u zelf een succesvolle carrière als modeontwerpster. Er werkten dertig mensen voor u. Tot u opeens besliste om alles achter te laten en in Frankrijk te gaan wonen.

Ik moest als vrouw mannen bevelen die twintig jaar ouder waren dan ik. Dat was erg lastig in Japan. Ook had ik een hekel aan de kuddementaliteit daar. Iedereen die het zich kan permitteren, draagt er Prada en Louis Vuitton. Toen ik een uitweg zocht door fotografie te gaan studeren, botste ik weer tegen hetzelfde probleem aan : iedereen maakte er foto’s van wortels, terwijl ik ook wel van courgettes hou. Nu kende ik Parijs een beetje, j’étais amoureuse de la pensée, de la philosophie. Dus leek het mij logisch mij daar te vestigen als fotografe. Ik moést wel, het was vluchten naar het buitenland of zelfmoord plegen in Japan.

Gelukkig bleek het in Europa heel makkelijk om van de kunst te leven, terwijl dat in Japan haast uitgesloten is. Mijn foto’s verkopen prima. Voor het geld heb ik die baan bij Delvaux niet nodig.

Wie uw werk bekijkt, ziet dat u er zelf voortdurend in opduikt. Zelfportretten zijn erg belangrijk voor u, zoals ook weer op de foto’s in dit nummer waarop u zelf opduikt als Assepoester in verschillende gedaantes…

Op die zelfportretten zie je mij vaak samen met voorwerpen die waardevol zijn voor mij of die veel hebben betekend in mijn leven. Die beelden vormen voor mij een persoonlijke zoektocht, die nu eens door de Japanse filosofie geïnspireerd kan zijn en dan weer door het werk van James Joyce. Zo’n serie zelfportretten is als een stroom van sensaties, voortdurend in beweging. Een veelheid aan bespiegelingen die elkaar opvolgen in een interne monoloog.

Samenhangend daarmee is het thema van de spiegel, ook een constante in uw werk.

( enthousiast) Aah, spiegels… c’est mon âme. Ze zijn het hart van mijn cultuur. Volgens de legende had de godin van de Zon zich op een dag in een grot verborgen. De andere goden smeekten haar om te voorschijn te komen. Ze dansten, baden en jammerden, maar niets mocht baten, tot ze een spiegel ophingen aan een boom tegenover de ingang van de grot. De spiegel ving het licht op van de Zon en kaatste het terug naar het binnenste van de grot. Nieuwsgierig kwam de godin van de Zon naar buiten. Zo werd de wereld gered.

In Japan zet men bij de poorten van de shinto-heiligdommen spiegels. Ze hebben een deksel van lak of zijn verborgen onder een sluier. En altijd hangen ze met hun spiegelend vlak naar een muur, zodat bezoekers er niet in kunnen kijken. De naar de muur gerichte spiegel herinnert de gelovigen eraan dat de godheid, hoewel aanwezig, voor hen onzichtbaar blijft.

Van alle shinto-heiligdommen in Japan is de Ise-tempel de oudste. Daar bevindt zich de Heilige Spiegel, gemaakt van gepolijst brons. Hij moet er de keizerlijke familie aan herinneren dat ze rechtstreeks afstamt van de godin van de Zon. Pelgrims kunnen slechts hopen een glimp op te vangen van het heiligdom waar hij zich in bevindt. Alleen de keizer mag er binnengaan, één keer : de dag waarop hij de troon bestijgt.

Tegen zo’n mythische achtergrond is het niet te verwonderen dat het eerste dat u bij Delvaux wou veranderen, ook met spiegels te maken had.

Ik was meteen verkocht toen ik merkte dat het bij Delvaux een traditie is om in elk van de handtassen een spiegeltje te stoppen. Voor ik hier kwam, was dat een vrij grote, vierkante handspiegel. Ik wou iets kleiners, iets plus sexy. ( neemt het nieuwe spiegeltje, waarvan u een exemplaar bij deze Weekend Knack vindt, in de palm van haar hand) Vind je ze niet schattig ? Ze zijn genummerd en met een dun laagje leer bekleed, in verschillende kleuren. Spiegeltjespiegeltje aan de wand, staat erop gegraveerd, wie is de mooiste… Je kunt er jezelf stiekem in bekijken, of een man op de trein heel subtiel een teken geven dat je hem wel leuk vindt. ( ernstig) Het spiegeltje dat ik voor Delvaux en Mode dit is Belgisch heb ontworpen, is bedoeld om de toekomst te vieren. De spiegel vangt de stralen op van de gebeurtenissen van morgen.

Tegenwoordig pendelt u elke week wel een paar keer tussen Brussel en Parijs, waar de rest van uw leven zich afspeelt. Is dat geen loodzware combinatie ?

Dankzij de Thalys sta ik even snel in hartje Brussel als veel Fransen uit de Parijse banlieu op hun werk arriveren. En ik ben nu eenmaal een harde werkster. Ik sta om vijf uur op en stop meestal niet voor middernacht. Vaak werk ik zeven dagen per week. Gelukkig kom ik met vijf uur slaap per nacht toe.

Werken en winkelen, dat is mijn leven. Ik heb geen kinderen, alleen een vriend : een Franse kunstcriticus die ik op de vernissage van een van mijn tentoonstellingen heb leren kennen. We waren van plan te trouwen tijdens Marry Me !, mijn tentoonstelling van zelfportretten die vanaf 17 september in het Parijs loopt. Maar het gaat niet door, de Procureur de laRépublique verzet er zich tegen. Trouwen moet in Frankrijk op het stadhuis gebeuren. Terwijl ik met die performance juist de verstrengeling wou benadrukken van mijn werk met mijn leven. Als dat niet kan, interesseert trouwen mij opeens al veel minder. n

“Ik had zo’n hekel aan de kuddementaliteit in Japan. Iedereen maakte er foto’s van wortels, terwijl ik ook wel van courgettes hou.””Volgens een Japanse legende werd de wereld gered door een spiegel. Het weerkaatste licht lokte de godin van de Zon uit de grot waarin ze zich had teruggetrokken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content