reacties : jp.mulders@skynet.be

De laatste tijd moet ik weer vaak aan jou denken, grootva. Je foto staat op een kast in de woonkamer van een huis waar je nooit bent geweest. Je grijze haren zijn strak over je hoofd gekamd met een keurige scheiding opzij. Je ziet er streng uit, op die foto, met je stijf gesteven hemd, je zorgvuldig geknoopte das en de glimlach op je gezicht, die door de felle zon in een grijns is ontaard. Daardoor lijk je hardvochtiger dan je was. Dat geeft niet ; ik weet dat je de braafste vent was van de hele wereld.

Maar ‘braaf’ is ‘zwak’ geworden, grootva. Een scheldwoord, zeg maar. Ik leef in een huis in een straat in een tijd waar je nooit bent geweest. Maar best, misschien, want ik geloof niet dat het je hier zo enorm zou hebben bevallen. De dingen waaraan jij gehecht was, zoals kwaliteit van mensen en manieren, zijn er sinds je dood niet echt op verbeterd. Ik ben niet de enige die dat vindt. Vorige week nog zat ik in een restaurant waar een tafel verderop Pieter De Crem soupeerde. Dat is de oppositieleider van de CD&V, de vroegere CVP weetjewel, waar jij voor stemde. Deze De Crem nu was in het gezelschap van een paar oudere heren, waaronder een soort notarisversie van de schrijver Jeroen Brouwers. Dezelfde weemoedige kop, bedoel ik, maar dan opgedeftigd en op een kostuum geschroefd. Terwijl ik daar zo met mijn vriendin zat te eten, bij het haardvuur vol kissende plakken côte à l’os, hoorde ik die chique Jeroen Brouwers bezorgd iets vragen aan Pieter De Crem :

“Mijn vrouw vindt dat de wereld zo slécht is geworden. Wat denkt u daar nu van ?”

Ik moet zeggen, grootva, dat die vraag mij charmeerde. Zo door de wol geverfd ben ik intussen, dat ik ervan uitga dat de wereld inderdaad slecht is, en dat heren in een pak die kersen eten met politici dat weten. Niet dus, die man zat daar serieus mee in. Je zag zo dat hij zich afvroeg of we wel goed bezig waren, met ons broeikaseffect en onze zwarte centen. Misschien lag hij ’s nachts wel naar het plafond te staren in zijn appartement met zicht op de kustlijn van Knokke, zich zorgen makend over het feit dat een derde van alle kikker-, padden- en salamandersoorten thans met uitsterven is bedreigd. Ik lieg niet, grootva, het is de trieste waarheid. Niet dat veel mensen daarvan wakker liggen. In populaire kranten kreeg het nieuws evenveel aandacht als – ik zweer het je – de man die in zijn blootje op het kerkhof van Herentals wandelde. Of het blikje Coca-Cola dat door de hevige warmte op de achterbank van een auto ontploft is.

Gebruikten mensen in jouw tijd dan meer hun verstand ? Dat geloof ik niet. Ik herinner me de grimmige verhalen die je mij vertelde, over Hitlers duikbommenwerpers en zijn pact met Stalin, waarbij goud voor olie werd geruild. Over de ondergang van de Titanic, waar jij een les in hoogmoed in zag. Je liep niet zo hoog op met de mensen. Misschien legde je daarmee onbewust de grondslag van mijn wereldbeeld, dat op werkvloeren en in hotelkamers voornamelijk naakte apen ontwaart. Apen, weliswaar, die steeds krachtiger wapens in hun poten krijgen.

“Moeder, alstublieft, we zijn 37 jaar getrouwd” : ik hoor het je nog zeggen, bezwerend, als bij jou en grootmoe een haar in de boter zat. 37 jaar met één partner ; in deze versnipperde tijden zou 37 partners in één jaar wellicht minder verwondering wekken. Mochten we elkaar nu terugzien, dan zou jij mij waarschijnlijk losgeslagen vinden, bandeloos en compleet van het rechte pad afgedwaald.

De laatste jaren viel je nochtans zelf een paar keer lelijk in de patatten, op de terugweg van je stamcafé. Het duurde nog een hele tijd voor we doorhadden dat dat niet door de alcohol kwam – je dronk ocharme drie pintjes – maar door het roofdier dat al in je woekerde. Tumor. Ik herinner me nog het ontzag waarmee grootmoe dat woord herhaalde, toen ze het aan de telefoon te horen kreeg van de dokter die je in het ziekenhuis onderzocht had. Ik was twaalf en verwarde het gemakshalve met Tuborg, je lievelingsbier. Na al die jaren kan ik daar bijna mee lachen. Ook jank ik soms nog. Gelukkig alleen op papier. En altijd achter dikke muren. Je foto blijft daar staan, op die kast in dat huis in die tijd waar jij nooit zal komen. Kijk mij eeuwig onderzoekend aan.

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content