Khaled brengt op zijn nieuwste album “Kenza” Egyptenaren, Britse Aziaten, Israëliërs, en Amerikanen samen en keerde onlangs even naar zijn vaderland Algerije terug. Twee signalen van hoop. Tegen beter weten in.

Zonde dat precies C’est La Nuit als visitekaartje voor het nieuwe album van Khaled geldt. Die single is een onbeschaamde commerciële zet. Jean-Jacques Goldman had op de vorige cd Sahra al een hit geleverd, de gevoelige ballad Aïcha. C’est La Nuit is een blauwdruk daarvan. Een doorzichtige goocheltruc herhaald.

Voor de rest is Kenza best een avontuurlijke plaat. Het is alom geweten dat de Algerijnse zanger graag een mix maakt op basis van zijn raï. Hij gooit er naar hartenlust wat eigentijdse maar ook exotische kruiden bij. Puristen oordelen dat hij zijn muziek te veel heeft verwesterd. Khaled ligt er niet van wakker. Hij gaat op Kenza verder dan ooit. Hij omarmt de salsa en gaat op heel wat tracks funky tekeer. In E’dir E’sseba en El Aâdyene is zelfs scratcher Gavin Bell te horen, al heeft de hiphop-dj in het laatste nummer wel oude raïvinylplaten op zijn draaitafel liggen.

Voor Khaled zijn die experimenten de logica zelve. Hij schetst even de geschiedenis van de raï ter verklaring. “Algerije is, met zijn ligging aan de mediterrane kust, altijd heel ontvankelijk geweest voor overzeese invloeden. Raï is de exponent van alle uitheemse prikkels. Begonnen als een marginaal verschijnsel is het genre de laatste jaren echt geëxplodeerd. Muziek is machtig. Ze heeft deuren voor ons geopend. Raï is niet langer het bezit van één gemeenschap. Mensen uit andere werelddelen, die helemaal niet met Noord-Afrikaanse of oriëntaalse muziek opgevoed zijn, blijken er open voor te staan. Zo ontdekken ze de Algerijnse cultuur.

Door onze mediterrane achtergrond past raï zich snel aan, is hij makkelijk te verenigen met andere stijlen. Als mens zit ik met het probleem dat ik nog altijd een Algerijns paspoort heb. Ik reis veel, maar op elke luchthaven houdt de douane me tegen. Omdat ik bovendien artiest ben en dat beroep vaak geassocieerd wordt met drugs, worden mijn zakken telkens grondig doorzocht. Mijn muziek gaat veel vlotter de grens over, snap je? Liedjes hebben geen identiteitskaart nodig. Raï heeft al een heel traject afgelegd. In het begin werd ze bestoven door de flamenco die via buurland Marokko uit Spanje kwam overwaaien. Vanuit Algerije staken mijn liedjes over naar Frankrijk, vervolgens naar de lage landen, Groot-Brittannië en Duitsland. Ik wou met Kenza bewijzen dat muziek wars is van racisme. Raï kan best een huwelijk aangaan met muziek uit andere streken. Op de plaat zit je het ene moment in New York, het andere in Bombay. Mooie symboliek, toch?”

Op Kenza staan twee opvallende duetten. De 19-jarige Amar, een Britse van Pakistaanse afkomst, zingt mee op de nieuwe versie van de klassieker El Harba Wine, en de Israëlische Noa op een drietalige bewerking van John Lennons Imagine. “Ik wou kost wat kost enkele duetten met vrouwen op dit album omdat de andere sekse van vitaal belang is voor mij. Ik zing vaak over vrouwen. Zij inspireren mij. Dat ik met Amar en een Egyptisch strijkorkest ging opnemen, lag voor de hand. Dat is mijn manier om de link tussen raï en Zuidwest-Azië, het hele gebied tussen Egypte en India, duidelijk te maken. Dat de vrouwen met wie ik zing problemen ondervinden in hun thuisland is geen toeval, maar een bewuste keuze. Dat ik als moslim met de joodse Noa Imagine breng, heeft een symbolische waarde. Zie het als een signaal voor het nieuwe millennium: stop de waanzin. Onderzoeken in Frankrijk wijzen uit dat de jeugd steeds gewelddadiger wordt. Jonge kerels gaan met een vuurwapen naar school en knallen hun klasgenoten neer. Ik hoorde verhalen over Algerijnen van amper tien jaar die mensen op straat afdreigen, mes op de keel. De voorbije eeuw is de bloedigste ooit. Wanneer gaan we nu eindelijk in harmonie leven? Als je naar het tv-journaal kijkt en de kranten leest, ga je bijna denken dat niemand het wapengekletter een halt wil toeroepen.

De jaren negentig waren donkere bladzijden in de geschiedenis. In Bosnië, in Zaïre, in Algerije, bijna overal waren er brandhaarden. Eén troost: aan elke oorlog komt ooit een einde. Pas op, ik ben geen naïeveling. Ik maak me geen illusies. Ik zal de wereld niet verbeteren. Er zullen altijd gekken zijn die, als ze de macht krijgen, niet vies zijn van een conflict. Maar moeten we daarom zwijgen? Nee, we moeten erop blijven hameren dat het cultiveren van haatgevoelens onrechtvaardig is. Wat nu al decennia in Palestina aan de gang is, dat kán je niet tolereren. Kinderen worden in die oorlog geboren. Sommigen sterven er ook in. De jongeren die daar opgroeien, kunnen niet profiteren van het leven. Ze worden van dag één met hun neus in de stront geduwd. Dat vind ik een gruwelijke gedachte. Dáárom wil ik samenwerken met mensen die gekolonialiseerd werden en afgezien hebben.”

Amar is, net als Sam Zaman van State Of Bengal (die een drum-‘n-bass-sausje over de Khaled-song Mele Hbibti goot), een talent dat voortsproot uit de zogenaamde Asian underground-beweging, waarvan Nitin Sawhney en Talvin Singh de pioniers zijn. In Engeland geboren, maar met sterke wortels in India en Pakistan, buigen die jonge wolven hun gevoelens van verwarring positief om door boeiende platen te maken waarin traditie en moderniteit, maar ook oost en west elkaar ontmoeten. In Frankrijk zie je een gelijkaardig fenomeen met veelkleurige acts als Sergent Garcia en P-18. De rijkdom van die muziek werpt een ander licht op de migrantenproblematiek.

“Ja, dat klopt. Hun muziek brengt mensen bij elkaar”, meent Khaled. “In Londen is de concentratie Indiërs groot en in Frankrijk zitten we met een enorme Maghrebgemeenschap. Ik heb de indruk dat die migranten eindelijk geaccepteerd worden. Ze hebben zich goed geïntegreerd. Als ik met een Brit of een Israëliet aan tafel zit, merk ik weinig verschillen. Daarom zeg ik: pak geen geweer vast, een gitaar is een veel beter wapen. Ze waarschuwen me dat ik m’n leven riskeer door mijn nek zo uit te steken en alle barrières te willen doorbreken, maar ik trek me daar weinig van aan. Door over de liefde en het leven te zingen, doe ik niemand kwaad, toch?”

Ooit beweerde Khaled in een interview dat de cultuur de ziel van een volk is. Wanneer zovele muzikanten stijlen uit alle windhoeken door elkaar gaan mengen, kan je je de vraag stellen of er op den duur nog iets overblijft van de authenticiteit en ware identiteit van de culturen. Bestaat het gevaar niet dat alles één dikke brij wordt? “Als je die culturen combineert, laat je in feite enkel zien dat de muziek heel de wereld toebehoort”, vindt Khaled. “Muziek is universeel. Overal zorgt ze voor vreugde en doet ze moeilijkheden vergeten. Hoe hard ik ook experimenteer, nooit heb ik het gevoel dat ik de raï vervals. Ik blijf trouw aan de basis. Toen ik zei dat de cultuur de ziel van het volk is, bedoelde ik dat een land niet bestaat zonder cultuur. Ik steigerde toen de Algerijnse regering besloot te besparen op cultuur en sport. Kijk naar het fabuleuze WK voetbal in Frankrijk twee jaar geleden. De overwinning van de Fransen was de victorie van de migranten. Het was een feest en verenigde alle rassen. Een signaal van solidariteit naar de jeugd toe. Hét bewijs dat er resultaten kunnen behaald worden, als inwijkelingen en autochtonen team vormen. Op het domein van sport en cultuur heerst geen racisme. Je kan er heel wat positieve kracht uit putten.”

Elf jaar geleden nam de Algerijn voor de eerste keer El Harba Wine van Berber-zanger Idir op. Het werd toen de hymne van de duizenden jongeren die in de straten van Algiers demonstreerden tegen de socialistische regering. Zes jaar later maakte hij een meer Afrikaans getinte versie. Op Kenza steekt het nummer opnieuw in een ander kleedje. Waarom blijft hij dat strijdlied maar hernemen? Is het liedje nog even essentieel als elf jaar geleden?

“El Harba Wine wil zeggen: vluchten, maar waarheen? Dat blijft uiteraard een actueel thema. Als ik die Tsjetsjeense vluchtelingen op tv zie, vraag ik me af: waar moeten ze naartoe? In welk land worden zij nog met open armen ontvangen? Ik ben zelf Algerije ontvlucht, maar toch blijft het mijn thuis. Ik vind ook niet dat we met z’n allen asiel moeten aanvragen om zo ons land in handen te geven van de klootzakken die het naar de haaien helpen. Velen vinden ook nergens een plek waar ze zich even goed voelen als in hun heimat. Je geboorteland is iets heiligs. Wat ik mooi vind aan El Harba Wine is dat het over ellende spreekt, maar toch een zachtmoedige, verheffende melodie heeft. Dansen en ondertussen de mensen iets meegeven: zo ben ik.

Nog een reden om dit liedje zovele jaren later weer op te vissen, is dat mijn publiek intussen uitgebreid is. Ik weet nu dat zowat de hele wereld luistert. Als je bekend wordt, wint je boodschap aan impact. Ik wil niet over gelijk wat zingen. Raï is ontstaan op bruiloften. Het moet de vrouwen en het leven bezingen. De dag dat gratuite teksten op raï-muziek worden gezet, is het genre dood.”

Voor de fundamentalisten was Khaled, net als alle andere populaire raïzangers, de vijand. Zijn collega Cheb Hasni werd vijf jaar geleden vermoord, zelf zocht hij veiliger oorden op: eerst Marseille, daarna Parijs. Zoetjesaan keert het tij in Algerije. De ongekroonde koning van de raï waagde het onlangs om, voor het eerst sinds lange tijd, zijn familie in Oran te bezoeken.

“Ik verbleef er te kort om een accuraat zicht op de situatie te krijgen. Ik voelde wél dat de mentaliteit niet meer dezelfde is. De mensen zijn gekalmeerd. Ze zitten al zo lang in de tristesse dat ze stilaan doorhebben dat ze met de harde confrontatie geen meter vooruitkomen. Ik was gechoqueerd toen ik door de straten liep en de kogelgaten in de muren zag. Of er au fond al veel veranderd is, betwijfel ik. Ik denk dat er veel tijd over zal gaan voor de burgers het leed zijn vergeten dat de fundamentalisten hen hebben aangedaan. Het komt er nu op aan het land stilaan weer op te bouwen en het gewone leven opnieuw een kans te geven.

Ik werd zot verklaard omdat ik naar Algerije wilde, maar ik had mezelf niets te verwijten en dat wou ik mijn landgenoten ook tonen. Ik vertrok vol moed. Zonder angst. Maar nadat ik geland was, voelde ik toch een zekere spanning. Hoewel iedereen vriendelijk tegen me was, sliep ik slecht. Ik ben hoe dan ook blij dat ik de stap gezet heb. Al was het maar omdat ik de Algerijnen een hart onder de riem heb gestoken. Ik ben veroordeeld, zoals iedereen die zijn mond durfde te openen. Opdat mensen terug in het land gaan geloven, moet er weer vertrouwen in de justitie komen. Zolang er nog parasieten rondlopen en onze natie verzieken, geven we ons niet over. De lui die de samenleving corrumperen, zijn onverminderd de smet op onze vlag. We mogen hen niet laten begaan.”

Over naar de muziek. Het is frappant dat Khaled de voorbije jaren telkens voor twee producers uit verschillende hoeken opteerde. Op de vorige cd’s waren dat Philippe Eidel en Don Was, die respectievelijk het oriëntaalse en het westerse element beklemtoonden. Voor Kenza sprak hij Steve Hillage aan, een Brit die in de jaren zeventig progressieve rock maakte en later de oost-west crossover van Rachid Taha produceerde, en Lati Kronlund, de grondlegger van het New Yorkse collectief Brooklyn Funk Essential.

“Een producer die zich een hele cd lang uit de naad werkt, verliest op het einde z’n concentratie en maakt fouten. Ik wil daarenboven vermijden dat een plaat in herhaling valt. Een producer moet mij voeden, moet mij iets bijbrengen. Twee producers hebben meer ideeën dan één. Dat ik mezelf als zanger niet wil beperken en daarom verschillende invalshoeken toesta, is net mijn grote kracht. Gastmuzikanten krijgen van mij ook altijd carte blanche. Ik heb nog nooit iemand opgedragen om iets zo of zo te spelen. Ze moeten hun eigen gevoel volgen. Ze mogen geen kunstjes zitten opvoeren. Hun persoonlijke verhaal mag gerust doorklinken. Ze moeten hun eigen karakter en bagage meebrengen naar de studio. Meer vraag ik niet. Past een partij écht niet in het geheel, dan kunnen we ze alsnog wissen. Ik drijf op ervaringen en heb nooit in hokjes gedacht. Ik heb instrumenten gemixt die nooit eerder zijn samengebracht. Mijn muziek staat open voor alles en iedereen. Zelfs de techniekers hebben hun inbreng bij de opnamen. Ik sta in het milieu bekend als een goed en genereus mens. (lacht)”

De vorige cd heette Sahra, naar zijn eerste dochter, de nieuwe naar zijn tweede dochter Kenza. Nu willen wij natuurlijk weten hoe hij de volgende zal noemen. “Ik ben nog niet bezig… aan een volgende kleine, als je dat bedoelt. (lacht) Weet je wat Kenza betekent? Schat. Omdat het album vrolijk en hoopvol is, vond ik dat een gepaste titel. De naam Sahra verwijst dan weer naar de woestijn en drukte evenzeer goed uit waar ik op dat moment mee bezig was. Maar om eerlijk te zijn, is er ook een zeer praktische reden waarom ik het nieuwe album Kenza doopte. Ik zou immers niet willen dat m’n dochters later ruzie gaan maken. Zo van: ‘Het is niet eerlijk: naar jou heeft hij een plaat genoemd en naar mij niet!’ Ik zie overigens wel een verband tussen mijn kroost en de muziek. Wat ik in mijn liedjes zeg, zeg ik ook tegen mijn dochters. In mijn nummers denk ik na over de toekomst, en de toekomst, dat zijn de kinderen.”

Het vaderschap heeft al bij al niet zo’n groot effect op hem gehad. “Wat er gewijzigd is? Simpel: ik heb nu meer verantwoordelijkheid. Ik heb twee dochters groot te brengen tot gelukkige volwassenen. Maar ik moet niet alleen voor mijn kleine gezin zorgen. Ik ben meer dan ooit een ambassadeur van de Algerijnse cultuur. Die missie is zeker niet minder belangrijk geworden. Vader worden, heeft me wel wat afgeremd. Ik heb geleerd geduld te hebben. Ik ben van nature een onrustig mens. De muziek heeft me goed geholpen om alles onder controle te houden. Voel ik me slecht, dan schrijf ik een liedje. Nu ik kinderen heb, is de drang om me te manifesteren wat afgenomen. Ik ben wijzer geworden, denk ik. Maar diep binnenin ben ik nog altijd dezelfde Khaled.”

Als papa is Khaled een laatbloeier. “Ik ben niet over één nacht ijs gegaan, nee. Ik heb me mentaal goed voorbereid op kinderen. Je moet er heel bewust voor kiezen. De opvoeding is te delicaat om er licht over te gaan. Geduld is een deugd.”

Zelf heeft Khaled serieus de rebel uitgehangen in zijn jeugd. Hij was een vinnige, grillige kerel die constant vocht tegen het establishment en de autoriteiten. Nadat hij van school was gegooid, zette hij alles op zijn loopbaan als raïzanger en nam hij controversiële standpunten in die de conservatieve, islamitische machthebbers in het verkeerde keelgat schoten. Heeft hij, nu hij naar eigen zeggen wijzer is geworden, ergens spijt van?

“Ik betreur niets. Ach, ik heb in de loop der jaren alle denkbare koosnaampjes gekregen: rebel, gek, flierefluiter, fuifnummer. Dat heeft me uiteindelijk gemotiveerd om een normaal en gelukkig gezinsleven na te streven. Ik heb het gevoel dat ik van meet af aan mijn geestelijke gezondheid heb moeten bewijzen. Zelfs mijn eigen familie zag het niet zitten dat ik muzikant werd. Want artiest was geen eerbaar beroep. Al die zangers zitten aan de drugs en zijn alcoholist, dat soort fabeltjes. Wij waren het uitschot. Raïzangers werd niks gegund. Wij waren jongelui die hun dromen najoegen en daar veel voor over hadden. Is dat verkeerd soms? Ik wil niet ontkennen dat sommige, meestal labiele gasten in het popwereldje op het slechte pad belanden. Dat ík hard heb gezwoegd om een carrière uit te bouwen, zag niemand. Ik ben echt niet van de ene op de andere dag aan de top geraakt, hoor. Maar de maatschappij en de regering negeerden ons. Ze deden alles om de raï-artiesten te ontmoedigen. Ik heb bar slechte, beenharde tijden gekend, maar ik volhardde en bood tegenstand. Ik stond alleen, maar hield in mijn achterhoofd: mijn tijd komt wel. Zo werd ook geroepen dat het een goede zaak was dat die Khaled, die een tik van de molen had gekregen, geen kinderen kreeg. Als ze zoiets beweren, ga ik net het omgekeerde doen. Hoe meer ze me uitschelden, hoe harder ze me stimuleren.”

Khaled, Kenza, Barclay.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content