Griezelfilms raken duidelijk weer een gevoelige snaar. In “Mary Shelley’s Frankenstein” maakt Kenneth Branagh een monster van Robert De Niro en ontdekt de aktualiteit van een klassiek gruwelrecept.

PATRICK DUYNSLAEGHER

Het eind van het millennium is duidelijk in zicht. De revival van de Gotische horror kadert daar perfekt in. Archetypische verhalen over leven, liefde en dood, over het waarom van de dingen, over de relatie van mens tot God. Met de bovennatuurlijke kontekst van het genre als alibi om allerlei vragen te stellen die in een eigentijds kader waarschijnlijk nerveus weggehoond zouden worden.

De laatste grote explosie van de klassieke huivermytes beleefden we begin de jaren zestig, in Amerika met de griezelcyclus (vaak gebaseerd op E.A. Poe) van Roger Corman en in Engeland met de griezelprenten van de kleine Hammer-studio. Allemaal spotgoedkope produkties waar het filmestablishment minachtend op neerkeek. Binnen de industrie een marginaal verschijnsel, gereserveerd voor fanatieke adepten.

Nu gaat het echter om respektabele superprodukties van grote studio’s, ingeblikt door prestige-regisseurs, vertolkt door megasterren. “Bram Stoker’s Dracula” van Francis Coppola met Gary Oldman als de bloedzuigende graaf, zette de lugubere toon. Gevolgd door “Wolf” van Mike Nichols, met Jack Nicholson in de rol van zijn leven. Nog altijd loopt “Interview with the Vampire” in de bioskoop, de grandioze Anne Rice-verfilming door Neil Jordan, met Tom Cruise als cult-vampier Lestat. De komende maanden mogen we ook “Mary Reilly” verwachten waarin regisseur Stephen Frears en schrijver Christopher Hampton (het team van “Dangerous Liaisons”) hun versie brengen van Robert Louis Stevensons klassieker “Dr. Jekyll and Mr. Hyde”, met klinkende namen als Julia Roberts, Glenn Close en John Malkovich.

Over enkele weken is het de beurt aan “Mary Shelley’s Frankenstein”. Titel die meteen aanduidt waar de klemtoon ligt bij deze zoveelste inkarnatie van de bekende horrormyte : een terugkeer naar het boek van Mary Shelley (1797-1851) waarvan in alle vorige adaptaties behoorlijk werd afgeweken.

Mary Shelley was nog maar 18, toen ze in de zomer van 1816 de griezelroman “Frankenstein – The Modern Prometheus” schreef. Hoe kwam zo’n jong meisje ertoe om zo’n gruwelijk idee te bedenken en uit te werken ? De psychologische teorie is dat Mary Shelley wier moeder in het kraambed was gestorven en die zelf al een aantal miskramen achter de rug had toen ze aan haar eerste en enige roman begon troost vond in het neerschrijven van deze morbide fantazie.

De film “Mary Shelley’s Frankenstein” is duidelijk opgevat als een pendant van “Bram Stoker’s Dracula”. Oorspronkelijk zou producer Coppola ook deze prent regisseren, maar hij gaf al vrij snel het roer in handen van de Engelse akteur-regisseur Kenneth Branagh. De uit Ulster afkomstige Branagh kreeg hiermee, na vier relatief kleine produkties, een budget van 40 miljoen dollar en mocht van superster Robert De Niro een monster maken. Trouw aan zijn roots werd de hele film opgenomen in de Shepperton Studios, op een uurtje rijden van Londen.

Branagh speelt zelf de rol van de briljante dokter Victor Frankenstein, telg van een vooraanstaande Zwitserse familie. In de jaren 1790 zet hij alles op het spel om zijn grote obsessie tot het uiterste door te zetten. Met het vlees en de beenderen van verse lijken knutselt hij in zijn laboratorium een levende mens in elkaar. Hij tart daarmee alle wetten van de natuur, wat hem en zijn dierbaren onder wie zijn beminde adoptiezuster Elizabeth (Helena Bonham Carter) duur komt te staan. Trouw aan de tematiek van Shelley, wordt ook in deze versie het huiveringwekkende kreatuur door zijn omgeving tot monsterachtigheid gedreven. Het monster als tragische figuur en ultieme outsider, wanhopig verlangend naar een gezellin om zijn leed te verlichten. Door iedereen verstoten, komt het wezen uiteindelijk in opstand tegen zijn schepper.

De film die Branagh uit het klassieke gruwelrecept gebrouwen heeft, is zwierig, super dynamisch en zit volgestouwd met sterke emoties. Dit is duidelijk een film van iemand die erin vliegt, zonder zich veel zorgen te maken over wat academici en “kenners” ervan zullen denken.

Van huize uit teaterman, schitterde Branagh in “Hamlet” en “Henry V”, eerst voor de Royal Shakespeare Company, daarna voor het Renaissance Theater Company een gezelschap dat hij zelf mee oprichtte. Tussendoor vond hij ook tijd om twee toneelstukken te schrijven en een eerste deel van een autobiografie. Dit allemaal vóór zijn dertigste. Zijn eerste stap in de filmregie, “Henry V” (1989), bracht hem meteen een oscar-nominatie op. Sindsdien leverde Branagh bijna elk jaar een nieuwe film af, telkens met hemzelf en met zijn vrouw Emma Thompson in één van de hoofdrollen. “Ken and Em” groeiden zowat uit tot het koningspaar van de Engelse film, maar de Britse pers laat geen kans voorbijgaan om Branagh een veeg uit te pan te geven. De media dulden gewoon niet dat iemand tegelijk zo suksesvol, zo bejubeld en zo jong kan zijn, luidt de verdediging van zijn vrienden.

“Ik heb nooit mijn carrière als filmregisseur gepland, ” steekt Branagh meteen van wal tijdens een gesprek in het Four Seasons hotel in het hartje van Manhattan. Toen hij “Henry V” draaide, dacht Branagh oprecht dat het bij dit ene uitstapje in de filmregie zou blijven. Zijn Shakespeare-verfilming werd echter snel gevolgd door de film noir-pastiche “Dead Again”, de eigentijdse kroniek “Peter’s Friends” en de in Toskanië gefilmde Shakespeare-adaptatie “Much Ado About Nothing”. “Ik had nooit kunnen vermoeden waar die eerste film allemaal naartoe zou leiden. Mensen veronderstellen ten onrechte dat ik het allemaal nauwkeurig heb gepland. Niets is minder waar. “

Branagh (34) is duidelijk vermoeid bij de voorstelling van zijn film aan de internationale pers. Hij heeft nog altijd het lange blonde haar van zijn Victor Frankenstein. Een uitputtende produktie die hij kennelijk nog niet van zich heeft afgezet. Dit is allesbehalve de mediageile egotripper uit de Britse tabloids die voor me zit. Veeleer de eenvoudige knul uit een Iers protestants arbeidersgezin die nog altijd met moeite kan geloven dat hij de affiche deelt met de grote Robert De Niro.

Een konstante in uw filmografie is wel dat u regelmatig terugkeert naar de klassiekers. Ook nu weer met “Mary Shelley’s Frankenstein”.

Kenneth Branagh : Jawel, omdat echte klassiekers voor elke generatie iets anders betekenen. Ik heb “Frankenstein” pas gelezen toen ik de film aangeboden kreeg en was verbaasd hoe relevant die hele problematiek was voor onze tijd. Shelley schreef haar boek aan de vooravond van de industriële revolutie, toen niemand kon vermoeden in welke mate onze levens ingrijpend zouden veranderen. Ook nu zijn we weer op een punt beland waar van alles mogelijk is dat vroeger ondenkbaar was, vooral dan de revolutie in de genetische wetenschap. Elke dag dat ik naar de studio reed, was er wel een of ander kranteverhaal over de transplantatie van een kunsthart, over de mogelijkheid om het geslacht van kinderen te kiezen dat de materie waar ik mee bezig was biezonder aktueel maakte.

En in een totaal ander gebied, dat van de kommunikatie, staan we op de drempel van een allesomvattende revolutie. Niemand kan voorspellen hoe het filmmedium de volgende decennia zal evolueren. Ik weet echt niet of we volgende eeuw nog naar een geprojekteerde film zullen kijken, of we allemaal helmen zullen dragen en meegesleept worden in een virtuele realiteit waarvoor je zelfs geen akteurs meer nodig hebt, omdat de beelden volledig computer-gegenereerd zijn.

Als je een film maakt over Frankenstein ga je automatisch allerlei vragen stellen. Stel dat we de ultieme macht bezitten van dokter Frankenstein, dat we zelf leven kunnen creëren, wie gaat dat allemaal kontroleren ? Stel dat je Victor Frankenstein bent en je hebt de formule op een stukje papier. Aan wie geef je dat : aan de president van de VS, aan de baas van een chemisch bedrijf ? En als je carte blanche hebt om mensen te maken, hoe ga je ze maken ? Allemaal 1m 90, blauwe ogen, zwaar gebouwd, een klein legertje van Übermenschen ? Vast staat dat geld nu een doorslaggevende faktor zou zijn. Men zou er op allerlei manieren proberen munt uit te slaan. Die invloed van de commercie is bij Shelley niet aan de orde. Bij haar gaat het meer over de spirituele dimensie.

Was u niet bang dat uw film zou vergeleken worden met “Bram Stoker’s Dracula” ?

Branagh : Ik zie het als twee totaal verschillende films. Er is veel meer plot in Frankenstein en het verhaal is veel rijker. De roman van Shelley is beslist superieur aan die van Bram Stoker. En Francis Coppola maakte meteen een aantal estetische keuzes die totaal verschillend waren van onze benadering. Aanvankelijk had hij zelf een Gotische trilogie willen regisseren, met naast Frankenstein ook nog een weerwolffilm. Maar ik denk dat hij na twee jaar Dracula schoon genoeg had van het genre. Hij gaf de Frankenstein-film door aan mij.

Waarom De Niro ?

Branagh : We hadden een akteur nodig die ook een heel scala van emoties kon doorspartelen. We hadden meer nodig dan een vent die er groot en imponerend uitziet. In het boek is het wezen 2m 40, maar als je zo’n kanjer van een vent neemt, krijg je al die grappen uit de “Young Frankenstein”-parodie van Mel Brooks rond de grootte van zijn penis.

Het is ook moeilijk te aanvaarden dat zo’n reus ook een gevoelig en schrander mens is. We hadden een groot akteur nodig, geen groot persoon, iemand die intimiderend kan zijn, maar ook onschuldig, die angst inboezemt maar ook sluw is en die na allerlei beproevingen een morele autoriteit uitstraalt.

Akteurs zijn altijd grote kinderen. Net als kinderen kunnen ze hun emoties de vrije loop laten. Iedereen denkt altijd dat Bob (De Niro) oerserieus is, maar hij kan soms echt onnozel doen. Het is moeilijk om niet in lachen uit te barsten na een scène waarin je, ingesmeerd met K-Y jelly, ligt te rollen met één van de grootste akteurs ter wereld.

Pardon ?

Branagh : Ik heb het over die scène waarin het Schepsel geboren wordt. Hij is natuurlijk naakt en hij komt te voorschijn uit een moederschoot-achtige sarcofaag die gevuld is met een soort vruchtwater. De Niro zakt, zoals het een pasgeborene betaamt, voortdurend door zijn benen, en om hem rechtop te doen staan, zijn we in een soort worsteling gewikkeld. De vloeistof in de tank was in werkelijkheid een ton opgewarmde K-Y jelly, vandaar. En plezier dat we hadden, ondanks onze vermoeidheid, want De Niro had net 12 uur make-up achter de rug. En ik me maar serieus houden terwijl hij aan het roepen was : “Don’t get the K-Y up my ass ! “

Robert heeft altijd van die briljante invallen om een scène nog echter te maken. Net voor de camera rolde, begon hij op zijn eentje rond te tollen tot hij er duizelig van werd. Toen we begonnen te worstelen, was hij dus echt duizelig, hij had er geen idee van waar hij zich precies in die ruimte bevond, wat natuurlijk ook erg gevaarlijk was. Ik dood van de schrik dat mijn sterakteur met zijn hoofd tegen de vloer smakt en dat het afgelopen is met de film.

Uw film is tegelijk hyper-romantisch, biezonder dynamisch en sexy. Je voelt helemaal niet dat oubollige waar veel kostuumfilms onder lijden.

Branagh : Het is niet dat de studio erop aandrong om er wat meer seks in te stoppen. De studiomensen zijn altijd vol respekt maar ook een beetje onwennig met mensen als Coppola en mezelf. Ze gaan er altijd van uit dat we ons in hogere sferen bevinden en we elke suggestie van de studio als iets laags, commercieels beschouwen.

Ik herinner me een lang gesprek met Peter Guber (toen direkteur van produktiemaatschappij Tri-Star, nvdr.), net voor het sein op groen werd gezet. Ik zei hem dat ik de film volledig in Engeland wilde draaiden, met alle artistieke kontrole die ik gewend ben. Hij wilde er alleen maar zeker van zijn dat ik geen trage, vervelende kostuumfilm zou maken. Zoals de films die je tot hiertoe hebt gemaakt, hoorde ik hem bijna denken. Onze rolverdeling maakte de studio inderdaad nerveus. Omwille van de kombinatie Helena Bonham Carter, Kenneth Branagh en Tom Hulce waren ze doodsbang iets te krijgen in de stijl van : Merchant-Ivory meets Shakespeare meets Mozart. Hun grote angst was dat we er iets kunstzinnigs van zouden maken.

Van bij de eerste scenario-versie was het voor mij duidelijk dat dit een film moest worden met een opera-achtige grandeur, een film die ook een jachtig geobsedeerd ritme heeft, die vol zit met seksueel geladen beelden. Het is allemaal meer dan levensgroot. Dit is tenslotte het verhaal van een man die God wil zijn, die de grenzen van de menselijke schepping wil verleggen. Dit gevoel moest de hele film overheersen.

Emma Thompson is dit keer niet van de partij ?

Branagh : Het is natuurlijk heerlijk om met Em in een film te spelen, ik verlang ernaar om het opnieuw te doen. Em kwam echter nooit in aanmerking voor Elizabeth. We hebben samen vier films na elkaar gedaan en willen niet in herhaling vallen. Er is duidelijk iets tussen ons als we samen op het doek verschijnen, maar je moet daar zuinig mee omspringen, zoniet verliest het zijn betovering. Er is altijd het risico dat het te komfortabel wordt, dat elke spanning eruit verdwijnt, wat dodelijk is voor de kreativiteit.

Een laatste vraag : mocht u iemand weer tot leven kunnen wekken, wie zou het zijn ?

Branagh : Moeilijke vraag. Je moet je afvragen : zou het nog dezelfde persoon zijn, als hij of zij opnieuw tot leven gewekt werd ? Daar beginnen de problemen al. Zouden ze beseffen dat ze dood geweest zijn en hoe zouden ze dat ervaren ? Shakespeare heeft ons al gewaarschuwd in “Hamlet”. Hamlets vader keert terug uit het dodenrijk en zegt : het is allemaal hels vuur, het vreet je aan en het is verschrikkelijk. Eén van de geweldige dingen in het leven is precies dat we niet weten wat er is aan de andere kant. Bij mijn weten is niemand ooit teruggekomen om het ons te vertellen.

De film die Kenneth Branagh uit het klassieke gruwelrecept brouwde, zit vol dynamiek en sterke emoties.

Robert De Niro : “Toen ik helemaal opgemaakt als monster in de spiegel keek, ging ik er zelf in geloven. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content