Katrien Vandermarliere (42) is kunsthistorica en directeur van het Vlaams Architectuur-instituut. Het VAi organiseert in het najaar architectuur-rondleidingen in historische en hedendaagse school-gebouwen. Info : www.vai.be

Weten dat je roots hebt is belangrijk. Mijn ouders zijn van de Westhoek en ik ben bij wijze van spreken opgegroeid tussen de oorlogskerkhoven. Als kind wist ik nog niet wat ze betekenden, maar ze prikkelden wel mijn nieuwsgierigheid.

We bezochten minsten twee kastelen per reis als we met de familie op vakantie gingen. Dat waren mijn eerste stappen in de wereld van geschiedenis en kunst. Het had met de romantiek van reizen en archeologie te maken. Ik wilde op mijn zestiende weten waarom de kunst van de Grieken zo verschilde van die van de Egyptenaren. Zo kwam ik in de kunstacademie terecht.

Het verleden positioneert je in het heden. Ik leer mijn twee kinderen waar de kleine en de grote dingen in de wereld vandaan komen.

Ontroering is voor mij zeer belangrijk, in de kunst en in het leven. Ik hou meer van kunst die ontroert door iets moois, dan door iets verscheurends. Schoonheid geeft me een soort evenwicht, verscheurende kunst brengt me uit balans.

Momentervaringen zijn van onschatbare waarde. Het moment waarop je iets ziet of iemand ontmoet is bepalend. Ooit maakte ik met studenten een reis naar Portugal. Aanvankelijk leken ze ergerlijk ongeïnteresseerd. Toen we de Piscina de Leça da Palmeira van Alvaro Siza bezochten, gebeurde er iets bijzonders. Op die plek kwam het besef dat architectuur de magie van een plek kan versterken. Van dan af werd de reis anders.

Ik studeerde kunstgeschiedenis in de hoogdagen van Jan Hoet, de tijd van Chambres d’Amis en Anti-Chambres. Iedereen in mijn omgeving was bezig met beeldende kunst. Ik vond die discussies soms weinig relevant. Ik zocht op mijn manier een persoonlijk parcours en wilde me verdiepen in kunst die concreet en maatschappelijk onmisbaar was. Ik belandde in de architectuur. Dat viel samen met een ervaring. Ik kwam regelmatig in het huis van een vriendin die een woning van Juliaan Lampens betrok. Die betonnen woning zonder muren en met een glazen achtergevel maakte in mij iets los dat nooit meer wegging : een fascinatie voor architectuur.

Zelf creëer ik niets. Voor mij zit het creatieve in het optreden als curator. Ik ben een tussenpersoon, een medium, de schakel tussen ontwerper en publiek. Nu, als directeur van het instituut, zie ik mezelf als lobbyist voor architectuur. Daarom moet je dicht bij de beslissingsnemers staan. Dat betekent ook in contact komen en in debat gaan met politici. Ik vind politiek wel interessant, maar ga niet zo ver dat ik mij daarin engageer. Ik ben wel maatschappelijk geëngageerd.

Ik heb altijd een missie nodig, ik moet ervan overtuigd zijn dat ik iets kan doen dat verschil maakt. Als ik een ander beroep zou uitoefenen, denk ik aan ontwikkelingssamenwerking. Ik zou moeilijk in de bedrijfswereld met zijn commerciële logica kunnen functioneren. Het sociale en ethische aspect in een job is voor mij heel belangrijk. Daarom vind ik ons najaarsproject rond schoolinfrastructuur en architectuur zo boeiend.

Ook de natuur heb ik nodig, als tegenpool van de mens en zijn bebouwde omgeving. Ik maak graag heel lange wandelingen, soms van vele dagen, liefst in de woestijn of aan de kust, in uitgesproken landschappen zonder gebouwen.

Ik ben meer nomade dan sedentair. Ik verander graag van plek, zo onderga je telkens nieuwe invloeden, wat je ook doet nadenken over je eigen leven.

Ik ben een doener en wil dat het resultaat concreet is. Ik merk dat ik steeds minder geduld heb, maar leer daar noodgedwongen, meer dan vroeger, strategisch mee om te springen.

Piet Swimberghe / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content