je weet hoeveel ik van de zee houd en van haar onverwachte, winderige fratsen. Omdat een stevige zeewind de boze gedachten verjaagt, en de zorgen uit de haren haalt. Vanmiddag was ik aan zo’n beurt toe, al besefte ik ook dat de zee een beetje een excuus was om op zoek te gaan naar de markies.

Ik wilde ook door het vlakke land rijden dat achter Arles ligt en zich dan loom uitstrekt tot aan de boorden van de zee. Ik reed langs plassen en streepjes groen, langs loslopende, witte paarden, de staarten wuivend op het ritme van de wind. Ik passeerde jonge, zwarte, grazende stieren en hield mezelf voor dat er niets veranderd was.

Want ik probeerde de borden niet te zien die her en der opdoken. Promenade à cheval. Of: Piscine. Of nog: Location à la semaine. En erger : Discothèque le Plantation – zomaar neergepoot in het vlakke land. Niets minder dan Heiligschennis.

Ik negeerde de tekens en eigenlijk was ik niet eens gehaast. Of was ik juist daarom niet gehaast, omdat ik voorvoelde wat komen zou. Ik genoot al, maar met een bang hart. Een stoet van doorgezakte, uitgebluste paarden met ingepakte toeristen kruiste mijn pad, en toen ik aangekomen in Saintes-Maries-de-la-Mer geen parkeerplaats kon vinden, wist ik het zeker : een mens moet nooit op zijn stappen terugkeren.

Maar de gedachte aan Folco de Baroncelli hield me dapper op de been. Ik laveerde tussen ijssalons en souvenirwinkels, probeerde slenterende wandelaars te ontwijken en vond in de schaduw van de kerk het elegante huis met het discrete torentje dat aan hem gewijd is.

Een vrouw trok de sleutel uit het slot en botste bijna tegen me aan.

Il est cinq heures, zei ze.

En ik dacht : Paris s’éveille.

“Ik kom van ver en moet nog ver rijden.”

“U kan altijd op het strand slapen en morgen terugkeren”, pareerde ze vrolijk.

“Da’s heel lang geleden.”

“Het is U aan te zien dat U nog op het strand geslapen hebt”, zei haar zeer lelijke vriendin.

Ik informeerde naar een plek voor een stevige kop koffie om mezelf wat op te monteren, en ze wezen me de weg naar het terras van La Maison de Jeanne. De zon speelde nog met twee tafeltjes, maar de koffie was zeer middelmatig. En het glas water dat ik erbij kreeg rook naar het zwembad.

Ik stak een sigaartje op en dacht aan de markies van Toscaanse origine die hier in 1895 zijn bestemming had gevonden en er de Manado Santenco had opgezet. Noem hem een dromer of een romanticus. Een man die optrok met de Sioux die het circus van Buffalo Bill vergezelden. Maar hij was meer dan dat. Folco de Baroncelli was ook een doener, die opkwam voor de rechten van de bewoners van de delta van de Rhône, sympathiseerde met de zigeuners en hen een gezicht én hun waardigheid gaf. Een heer ook, die de procession des Gitans op 24 mei tot een religieus feest promoveerde en het Croix Gardiane ontwierp, een kruis in de vorm van een anker, met aan drie punten een maantje en een centraal hart.

Ik durfde niet goed te vragen of de bewoners nog weten wie de markies is, maar ik weet zeker dat het feest nog elk jaar doorgaat. En dat die bewoners nu ijsjes en prullaria aan de man proberen te brengen. Toen ik me klaarmaakte om terug te rijden zag ik nog hoe een vrouw met een rode hoed op, een zwart jasje en een brede rok nieuwsgierige toeristen aanklampte die meer wilden vernemen over hun toekomst.

Alsof die nog niet duidelijk was.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content