Nu beleven wij in razend tempo zelf geschiedenis in plaats van erover te horen uit de monden van ouden van dagen, die met ontzag vertelden over dingen die lang geleden plaatsvonden. De steden in Oekraïne hebben geweldige namen : Kramatorsk en Charkov, wat mij doet denken aan kerkhoven en crematoria. Er komt oorlog, denk ik soms, of liever : het is oorlog, maar dat is nog niet helemaal tot ons doorgedrongen. Bij het heen en weer lopen der staatshoofden komt het beeld in mij op van die goede Neville Chamberlain, die in 1938 op het vliegveld met het verdrag van München stond te zwaaien. Peace for our time ! Het zinnetje zou tot de meer ironische van de geschiedenis gaan behoren. Twee jaar later stierf Chamberlain, toen de Tweede Wereldoorlog al over Europa uitgerold was. Soms denk ik dat we een nieuwe Churchill nodig hebben, maar vooralsnog zie ik hem niet lopen of ik zou mij ernstig in Jan Jambon moeten miskijken.

In mijn ambtsvertrekken, vier hoog in de wolken, woon ik boven verschillende werelden in appartementen van gelijke oppervlakten. Ze worden bevolkt door vluchtelingen uit Syrië en dames op jaren die de bommenwerpers zagen overvliegen toen die de stad Dresden in puin gingen leggen. Dat vind ik ontzagwekkend, die geschiedenissen die elkaar met de vingertoppen aanraken. Soms reis ik in de gammele liftkooi naar beneden om post uit de brievenbus te halen, en staat er een jonge vrouw voor de poort die door de vrieskou heeft gelopen. Dat vind ik leuk, jonge vrouwen die door de vrieskou hebben gelopen. Ze ademen een sfeer uit die als hoopvol kan worden omschreven. Alsof alle pijn maar van tijdelijke aard is en het uiteindelijk goed komt met de wereld. Je kunt je toch niet voorstellen dat er op een dag geen jonge vrouwen meer door de vrieskou zouden lopen, met blozende kaken ?

“Meneer”, zegt ze – want daarmee verwarren jonge vrouwen mij tegenwoordig – “Meneer, bent u toevallig mijn vogel niet tegengekomen ?”

Onderzoekend neem ik haar op, tot wantrouwen genoopt jegens mensen met zoöfiele vragen. Ze lijkt geen verborgen camera met zich mee te dragen. Ze heeft tanden die aanzienlijker genoemd kunnen worden dan middelmatig, maar voor de rest lijkt ze aardig. Ze doet mij denken aan jonge vrouwen die ik vroeger heb gekend, in tijden dat ik geneigd was gedichten in te kaderen en gerbils als huisdier te houden.

“Het is een kaketoe”, zegt ze enigszins beschroomd. Kaketoe is voor een jonge vrouw een van die lastiger woorden om uit te spreken tegen een uit de kluiten gewassen heerschap.

“Een rosé kaketoe”, verduidelijkt ze niettemin nog.

“Ik heb hem niet gezien”, zeg ik spijtig, alsof het mij verdriet net deze ene kaketoe niet te hebben aangetroffen in mijn sokkenlade. “Maar ik hou het in de gaten. Zou het geen goed idee zijn om een aanplakbiljet op te hangen, zoals in de Far West : Wanted, met een dollarteken en veel nullen ?”

Ze lacht kiespijnachtig. “Mijn vriend heeft er al uitgeprint” zegt ze, en ze wijst naar een lantaarnpaal met een foto van de onfortuinlijke kuifdrager.

“De vogel is nog heel jong, kan juist vliegen en moet nog pap krijgen”, lees ik daarop als zij alweer voort is. Ik besef een ogenblik de luxe in een stad te wonen waar dergelijke zinnen het straatbeeld sieren. Het is geruststellend dat de grootste zorg in mijn buurt de klopjacht op een kaketoe is.

Nadat de schuddebuikende lift mij terug naar boven heeft gebracht, staar ik nog enige tijd door het raam op zoek naar gewemel en bontgekleurdheid. Vervolgens richt ik mijn aandacht weer op de grijze kolommen van de krant. Die bulkt van droevige voorvallen maar bevat af en toe ook een zin waar je om moet lachen, niettemin en desondanks : “Het gemiddelde slachtoffer van een seksspeeltje is een man van middelbare leeftijd.”

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

“De vogel is nog heel jong, kan juist vliegen en moet nog pap krijgen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content