Afgelopen kerstdag zat ik samen met 130 mensen aan tafel op een boerderij in Nuy Valley in de Kaapprovincie. Het was bloedheet, de tuindeuren stonden wijdopen, de ventilators zoemden boven ons hoofd en op het bord dampten gestoofde ossenstaart en boboti, een naar milde curry smakende gehaktschotel. In het glas een goedkope, maar lekkere Chateau Libertas. Vrijheid, mooi symbool overigens voor dit tafereel van het nieuwe Zuid-Afrika dat zich daar die middag afspeelde. Irma Conradie (47), de boerin die met haar man André een onmetelijk domein bezit, organiseert in haar guesthouse op het familiedomein Werda al een paar jaar een kerstmaaltijd. De gasten komen uit de vallei, uit de nabijgelegen stadjes Paarl en Worcester. Blanken, zwarten, kleurlingen en gemengde gezinnen vieren hier nu samen Kerstmis, acht jaar geleden was dat nog onmogelijk.

Op een simpele manier wordt zo een streep gezet onder een verleden, waaraan de ene met schuldgevoelens en de andere met bitterheid terugdenkt.

’s Anderendaags, in de bergen boven zijn boerderij, vertelt André Conradie hoe hij zes jaar geleden op verkenning ging naar Australië en Nieuw-Zeeland, in de overtuiging dat het beter was om met zijn gezin te emigreren, liever dan Zimbabwaanse toestanden te ondergaan.

Hij kwam na een paar weken terug en vertelde vrouw en kinderen dat hij alles wel beschouwd niets mooier en beters vond dan hun eigen land, Zuid-Afrika. Dat het zijn besluit was om te proberen de uitdaging aan te gaan en te leren leven met de nieuwe regels en de nieuwe verhoudingen in zijn land.

Nog voor de geplande wetgeving over de herverdeling van het land een feit is, heeft Conradie beslist om een deel van zijn onmetelijke farm over te dragen aan een aantal van zijn beste arbeiders en hen op te leiden tot bedrijfsleiders.

Christo, een maatschappelijk werker uit Paarl, die met vrouw en kind en een bevriend koppel deelnam aan de kerstmaaltijd, vraagt ons hoe wij in Europa nu kijken naar Zuid-Afrika. Hij verdedigt zijn vernieuwde land vurig tegen het bijtende scepticisme. “Ik vertel aan de mensen met wie ik werk en aan mijn dochter dat dit bonte land geen probleem moet zijn, maar dat het een uitdaging is, een verdomde uitdaging”, zegt hij fel. “We moeten maken dat dit werkt, maar wel in het volle besef van alles wat wij fout hebben gedaan.” Onnodig om te zeggen dat Christo een Afrikaner is. Op zo’n idyllische farm in een besloten rustige vallei lijkt het allemaal makkelijker dan het is.

Als we een paar dagen later terugrijden van Kaap de Goede Hoop naar Stellenbosch, kiezen we voor de Montgomerydrive, die kilometers en kilometers langs de Indische Oceaan loopt. We rijden voorbij Khayelitsa, de grootste township van Capetown. Een troosteloze, uitgestrekte zwarte stad met dicht op elkaar gepakte huizen, midden in een zandwoestijn. Khayelitsa heeft procentueel het hoogste aantal hiv-besmetten in Zuid-Afrika, één op de vijf van het miljoen mensen dat hier woont, is seropositief of heeft aids.

Het is zondag en op het strand zijn er alleen zwarte mensen. Op de hele weg komen we niet één andere auto met witmensen tegen. Er zijn immers voldoende autowegen waarlangs je vanaf de kust weer het binnenland in kunt, zonder geconfronteerd te hoeven worden met dit restant van het oude regime, met het andere, allesbehalve idyllische gezicht van het nieuwe Zuid-Afrika.

Maar Khayelitsa breekt uit en is overal. In veel kunstgaleries kom je de kralen- en papier-machékunst van een collectief hiv-besmette vrouwen uit Khayelitsa tegen. De werelden zijn niet meer te scheiden en confrontaties vallen misschien niet altijd helemaal te regisseren. Een mens kan alleen maar hopen dat de wijsheid in staat zal zijn het ongeduld in toom te houden en dat de overvloed van dit land van melk en honing in een gestaag tempo rechtvaardiger zal worden verdeeld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content