Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Zijn collecties worden steevast omschreven als modern, futuristisch en avant-garde. En dan wordt even snel opgemerkt dat de ontwerper zelf er helemaal anders uitziet: gewoon, lief en jongensachtig.

De persattachee is vriendelijk voor me. “Welnee, het was een aangenaam gesprek. Hij is helemaal losgekomen”, zegt ze wanneer ik angstig opmerk dat Junya Watanabe niets heeft gezegd. Je vraagt je af hoe het is om hem in een zwijgzame bui te treffen. De stilte moet oorverdovend zijn.

Vraag en antwoord komen via een tolk. Een erg goede tolk die perfect op Watanabe is ingespeeld en die niet alleen vertaalt, maar indien nodig ook verduidelijkt en aanvult. Toch blijf je met een Ingmar Bergman-gevoel zitten. Je ziet de monden bewegen, luistert een kwartier lang naar onbegrijpelijke klanken en het onderschrift luidt: “Misschien”.

Junya Watanabe is lid van de grote Rei Kawakubo-familie. Afgestudeerd aan het befaamde Bunka mode-instituut in Tokio in 1984 mag hij meteen bij Comme des Garçons beginnen, om daar in ’87 ontwerper van de tricotlijn te worden. In ’92 schuift Rei Kawakubo haar protégé naar voren met een eigen collectie die snel een cultstatus verwerft. Op dit moment heeft Watanabe negentien verkooppunten in Japan en zo’n dertigtal in de VS en Europa.

Watanabe mag dan een man van weinig woorden zijn, zijn ontwerpen spreken des te duidelijker. “Cybercouture” heeft men zijn stijl al gedoopt. En een defilé wordt een “close encounter of the third kind” genoemd. Futuristisch, avant-garde, hightech. Emotioneel vaak onthutsend, omdat hij je confronteert met het onverwachte en verrassende. Modern, ongetwijfeld een van de meest misbruikte termen in het modelexicon, is een omschrijving die op zijn creaties absoluut van toepassing is. Hij stelt alles in vraag en verkent de mogelijkheden van coupe en stoffengebruik. Voor de zomercollectie van verleden jaar ontwikkelde hij een glanzend nylon met het uitzicht van cellofaan. “Gelamineerd polyurethaan op nylon tricot”, verduidelijkt hij. “Een bijzonder moeilijke en tijdrovende techniek, bijna handwerk. Maar het resultaat is erg mooi. En het is wasbaar.”

Zijn coupes zijn complex en volgen het lichaam bijna anatomisch, met naden als geneeskundige ontledingen. Er zijn inkepingen voor ellebogen en knieën, plooisystemen die een mouw of broekspijp beter laten bewegen. “Toen ik dat deed, leverde iedereen retrokleding”, zegt hij. “Ik wilde tonen dat je een klassieke constructie en vorm kan hanteren, maar zonder oud te zijn.”

Van het ene seizoen naar het andere veranderen uw collecties drastisch. Van kleurig futuristisch naar agressief punk tot poëtisch barok, en nu lieflijk wit.

Elke collectie is een uitdaging. Als ik een thema volledig heb uitgeput, dan wil mijn geest verder en begin ik aan iets anders. Met elke collectie wil ik iets nieuws leren, het heeft geen zin om verder te borduren op wat je al weet.

Wat hebt u met deze collectie geleerd?

Ik wilde radicaal weg van de voorbije seizoenen. Weg van de ingewikkelde snit en terug naar de basis, naar het begin der dingen. Uit een verlangen naar frisheid en eenvoud wilde ik kleren die simpelweg een rechthoek of een cirkel zijn. Die puurheid fascineert me.

Het ziet er nochtans niet simpel uit.

Het is geen minimalistische rechte jurk met twee schouderbandjes. Maar het is wel een simpel concept. Want wat is een kledingstuk? Het is een lap stof die rond het lichaam wordt gewikkeld. En dat is wat ik gemaakt heb, letterlijk. Een jurk is in sommige gevallen gewoon een sliert textiel van veertig meter lang, die in spiraalvorm rond je lijf draait. De eenvoud zelve.

Bent u ook verantwoordelijk voor de make-up?

Ik leg uit hoe ik de collectie zie en geef enkele kernwoorden als jong, fris, puur, zuiver. Dan gaan de visagisten aan het werk. Ik was tevreden met het resultaat: bijna geen make-up, maar een wit gaas over het hoofd.

Er zit bijzonder mooi smokwerk in de collectie. Je kan niet zien waar het begint of eindigt.

Dat is een traditionele basketweave, vlechtwerk zoals je gebruikt om een mandje te maken. Het is, geloof ik, een Ierse techniek.

Hoe komt u daar nu bij, om een Ierse vlechttechniek in de collectie te verwerken?

Ik weet het niet. Ik heb er zin in, begin te zoeken en kom altijd wel ergens uit.

Vanwaar die drang om altijd te zoeken?

Het is veel interessanter iets nieuws te ontdekken dan genoegen te nemen met wat al bestaat. Het proces is misschien vermoeiend, maar het eindresultaat is plezieriger.

Yamamoto zei ooit: het doel ligt niet in de bestemming van de reis, maar in het reizen zelf.

Precies. Dat is de bron van mijn energie: altijd blijven zoeken, nooit tevreden zijn, steeds willen evolueren. Alles in vraag stellen, maar eigenlijk weten dat er nooit een antwoord zal komen. Creëren kan een lange en pijnlijke weg zijn.

Is uw zoektocht er een naar moderniteit?

Dat weet ik niet.

Betekent het woord modern iets voor u?

Misschien is de definitie heel eenvoudig: iets doen wat nog nooit gedaan is.

Volgens uw eigen definitie bent u dan modern.

Ik zou het graag willen, maar ik weet niet of ik dat punt al ooit bereikt heb. Ik ben er zelfs niet zeker van dat ik het ooit zal bereiken. Maar ik koester die onzekerheid. Als ik wist dat er een antwoord was, zou ik de vraag nooit stellen.

Wordt u nooit moe van al dat gevraag?

(veel vertaal en gefluister en dan enthousiast geknik) Yes!

Wat doet u dan?

In Tokio zitten we allemaal in hetzelfde huis: de ploeg van Comme des Garçons, wij, alle medewerkers. In een moment van zwakte put ik kracht uit het feit dat iedereen in het gebouw vermoedelijk met dezelfde problemen en vragen worstelt.

Wat betekent het woord “futuristisch” voor u?

Dat vind ik een vervelend concept. It’s a nuissance. Het heeft geen betekenis voor mij. Je kan een collectie als futuristisch omschrijven, omdat er een abstracte visie op de toekomst in vervat zit. Maar dat wil niet zeggen dat het ook echt kleren voor de toekomst zijn.

Maakt het u boos als men uw kleding futuristisch noemt?

Boos, nee dat niet. Ik begrijp het gewoon niet. Want ik kan niet in de toekomst kijken. Ik weet niet hoe men zich over honderd jaar zal kleden. Het zou een droom zijn als mensen al hun creativiteit en individualiteit zouden aanwenden om er prachtig uit te zien. Maar misschien dragen ze wel allemaal hetzelfde saaie uniform. Tijden veranderen, mensen passen zich aan, niets ligt vast.

Waarom werkt u voor vrouwen? Staan zij meer open voor nieuwe concepten? Waarom maakt u geen mannencollectie?

Zijn dat twee vragen? Wilt u dat ik ze apart beantwoord?

Laten we beginnen met: waarom geen mannencollectie?

(luide lach) Hebt u mij al eens goed bekeken? The answer is in my appearance. Mannen zijn niet zo geïnteresseerd in experimenten met kleding.

En vrouwen wel.

(schouderophalend) Blijkbaar.

Hoe wil u dat vrouwen zich voelen als ze uw kleding dragen?

Ik zou het fijn vinden als ze de wereld anders gingen bekijken. Als ze zich anders zouden gaan gedragen. Ik hoop dat ze door het dragen van mijn kleding de dingen in vraag stellen.

Tolk: Omdat zijn kleren zo vernieuwend en grensverleggend zijn, kunnen ze sommige mensen stimuleren om vaste waarden in twijfel te trekken. Iedereen is opgevoed om bepaalde zaken mooi te vinden en andere niet. Junya zet die normen op hun kop. Misschien kan hij je op die manier een andere blik op het leven bieden, omdat hij je onverwachte concepten voorschotelt.

Kan u begrijpen dat sommige vrouwen moeite hebben met uw kleding?

Zeker. Maar ik excuseer mij niet voor de complexiteit van mijn ontwerpen. Dan werk ik maar voor de vrouwen die tijd maken om mijn creaties te begrijpen.

Dus commercialiteit is geen punt voor u.

(Gespeeld wanhopig, met het hoofd in de handen, op de tafel bonkend.)

Tolk: Daar hebt u uw antwoord.

Ik denk wel aan de verkoop hoor, echt waar. Maar ik kan alleen de kleren maken die ik maak.

Zou u dan toch liever verkopen aan tien miljoen mensen die uw ontwerpen gewoon mooi vinden dan aan tien die ze perfect begrijpen?

Mag ik u vragen die getallen te specificeren? Als u concreet bent, geef me dan maar de tien miljoen, geen twijfel mogelijk. Dat zou een gigantisch succes zijn. Maar als u dat abstract bedoelt – tien miljoen tegenover tien; veel tegenover weinig – dan kies ik voor de tien.

Men moet erg sterk zijn om voor de tien te kiezen.

Dat ik sterk ben, zou ik niet durven zeggen. Maar ik ben wel zeker van mezelf.

Van manga’s tot sushi’s, het Oosten fascineert het Westen. Waarom is dat, denkt u?

Is dat zo? Ik ben me er helemaal niet van bewust dat wij zo’n bijzondere aantrekkingskracht uitoefenen op het Westen.

Tolk: Jaja, dat is zo. Ik denk dat er hier meer mensen op futons slapen en sushi eten dan in Japan. Misschien is het gewoon omdat wij zo ver weg zijn. Afstand schept mysterie.

U bent niet zo manifest Japans als bijvoorbeeld Miyake die bewust Japanse elementen in zijn collecties verwerkt.

Ik gebruik de elementen die me interesseren. Soms is mijn inspiratie overwegend Westers. Maar het kan net zo goed iets anders zijn.

Voelt u zich een Japans ontwerper?

Ik ben een Japanner.

Yamamoto zei dat hij soms het gevoel had een symbolische Japanner te zijn, iemand die het Oosten moest verklaren aan het Westen.

Ik geef minder interviews dan Yamamoto. Er worden mij dus niet zoveel verklaringen gevraagd.

Stoort het u dat men u vaak allemaal op een hoopje gooit: de Japanse designers?

Nee. Ik ben wie ik ben. Als men ons gemakkelijkheidshalve wil gelijkschakelen, dan doet men dat maar. Vindt u dat onze collecties op elkaar lijken?

Nee, natuurlijk niet.

Wel, wat maakt zo’n etiket dan uit?

Voor zo’n complexe kleding bent u eigenlijk een makkelijk iemand.

(lacht) Ik ben gewoon een beetje moe denk ik.

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content