De nieuwe Belgische rockbeloftes worden steeds jonger. Verdienstelijke muzikanten van 8 of 12 zijn geen uitzondering meer. We gingen kijken wat er bij de allerjongste rockreserve broeit. Junior Rock in vier portretten.

Irene Rossi Foto’s : Lieve Blancquaert

DIRK OLIESTELDER (12), drummer : ?Ik zoek al een half jaar jonge muzikanten die er even hard tegenaan willen gaan als ik, maar de meesten zijn prutsers.”

DDD ( Dirk Den Drummer, artiestennaam van Dirk Oliestelder) komt niet uit een uitgesproken muzikale familie, maar zijn ouders steunen hem voor tweehonderd procent. Terecht, want iedereen die deze vinnige knaap ziet drummen, is overtuigd van zijn talent. Dirk is de mascotte van muziekwinkel J&R, waar hij dagelijks binnenspringt. Hij is resoluut gepassioneerd : in een gezellig zolderkamertje met uitzicht op de Hasseltse Tweetorenwijk oefent hij dagelijks zijn piramides, fills en ritmes. Hij beschrijft zijn drumstel minutieus : natuurlijk een basdrum, snarendrum, twee toms en een floortom, een hi-hat, een crash, een right, en als persoonlijk detail een koebel die hij ooit bij zijn bompa vond.

?Het begon iets meer dan twee jaar geleden, op scoutskamp : een jongen had een drumstel bij, en ik was er direct weg van. Daarna ging ik elke vrijdag bij hem oefenen, hij leerde me de basisritmes. Enkele maanden later kreeg ik mijn eerste Linco, maar dat was niet zo’n praktisch drumstel. Ik verloor veel tijd met bijkomstigheden zoals het indraaien van moeren. Toen ik een keer voor familie speelde, viel er ineens een trom af. Maar ja, mijn pa en ik kenden nog niks van drumstellen. Sinds een jaar heb ik een Pearl, dat is stukken beter. Ik zou liefst een Yamaha hebben, maar dat is onbetaalbaar.” Dirk spaart al zijn zakgeld voor muziek, al koopt zijn vader veel voor hem. ?Nu ben ik aan ’t sparen voor een mengpaneel, dus kan er geen frank af, zelfs niet voor een snoepje.”

Hij herinnert zich welk liedje hij het eerst leerde drummen. ?Het was iets van Guns’n Roses, niet omdat ik daar fan van ben, maar omdat het zo eenvoudig was om na te spelen. Daarna begon ik te improviseren.” Gewoon muziekles volgen was te vervelend en te traag voor Dirk. ?Nu ga ik eenmaal per week naar de Muziek-O-Droom, een privé-drumschool die iets duurder is maar waar ik heel veel bijleer. Ik leer er ritmes en notenleer, zodat ik later gewoon van het blad kan aflezen.”

Dirk hééft het, en dat voelt hij ook. ?Ik weet dat ik talent heb, omdat ik nu al beter speel dan iemand van het tweede jaar. Ik ga snel vooruit. Ik krijg ook veel complimentjes van mensen die me horen. Lars Van Bambost, de gitarist van Noordkaap, vindt me een goede drummer, en dat vind ik fijn. Maar als ik mezelf met de grootste drummers ter wereld vergelijk, ben ik niets, dan lach ik mezelf uit. Ik weet dat ik, om beter te worden, zal moeten blijven oefenen, oefenen, oefenen.” Hij heeft het ervoor over : ?Drummen is gewoon plezant, je voelt je goed, je kan je helemaal uitleven. Je voelt je echt een muzikant.”

Dirk heeft ook een synthesizer waar hij op improviseert. Hij speelt iets voor : een energieke pianomelodie die eindigt met de beginriff van No Limits, de hit van 2 Unlimited. ?Ja, naspelen gaat nogal gemakkelijk, ook op drum, maar dat doe ik niet meer zo vaak. Ik wil niemand naäpen. Soms oefen ik wel op een cassette met gitaarmuziek, maar meestal improviseer ik.”

In de verschillende groepen waar hij speelt, is hij altijd de jongste, en dat betreurt hij. ?De anderen zijn rond de achttien. Je vindt geen jonge muzikanten die er echt willen invliegen. In m’n allereerste groep zaten jonge mensen. We hadden zelfs al tien nummers en mochten ergens gaan spelen, maar toen haakten ze af, uit schrik. Ik zoek al een half jaar jonge muzikanten die er even hard tegenaan willen gaan als ik, maar ik vind niemand. De meesten zijn prutsers.”

Dirk is een moderne-muziekliefhebber die weet wat hij wil. ?Ik luister graag naar rock, maar ik heb zeker geen afkeer van klassieke muziek. Grunge vind ik vooral goed omdat het simpel is. Muziek moet goed klinken, maar het hoeft niet moeilijk te zijn. Ik wil graag gezellige muziek maken waar van alles inzit, ook opera en zo.” Nee, voorbeelden heeft hij niet. In zijn mini-cd-rekje ligt Gert en Samson van boven. ?Daar moet je niet op letten, dat zet ik altijd op om te kuisen.”

De school interesseert hem momenteel niet. ?Mijn klasgenoten weten niet eens dat ik drum. Ze begrijpen me niet. Maar volgend jaar ga ik naar een technische school, daar wil ik leren zelf PA-materiaal te bouwen.” Zijn echte ambitie is in een groep spelen. Studiomuzikant zou hij liever niet worden, maar je weet nooit natuurlijk. ?Mijn droom is wereldberoemd te worden als drummer. Het moet gewoon heerlijk zijn om op zo’n groot podium te staan voor duizenden mensen. Ik trad nog maar één keer op, vorig jaar op Hasselt Live, en toen stond de hele straat vol.”

ERWIN VERBRUGGEN (12), gitarist : ?Als ik een goed rapport heb, leggen mijn ouders bij voor een elektrische gitaar.”

The Grungy Rocks, alias Erwin Verbruggen (zang en gitaar) en Bert D’Espallier (drums), waren de jongste deelnemers van Humo’s Rock Rally ’96. Zoals alle deelnemers moest het duo drie nummers live spelen. Toen ze afsloten met Nirvana’s Smells Like Teen Spirit, was het publiek in alle staten. Of ze in de finale geraakt zijn, weet Erwin nog niet op het moment van dit interview, maar hij blijft er cool bij. Praten gaat even vlot als spelen. ?We deden gewoon mee voor de fun. En voor het geld natuurlijk (lacht). Ik speel pas gitaar sinds vorige zomer : mijn eerste akkoorden leerde ik in de chiro. Toen Bert en ik besloten mee te doen, hadden we nog geen nummers en geen groepsnaam. Een basgitarist hebben we niet meer gevonden. In snel tempo schreven we twee liedjes. Bert schrijft het grootste deel van de teksten : in het Engels, want Nederlands gaat snel vervelen.”

Die nummers schrijven, was niet zo makkelijk. ?Het moest een klaagliedje worden à la Nirvana, dus ik kon iets doen met de weinige akkoorden die ik ken. Maar Kurt Cobain, dat was een genie. Een uur voor hij optrad, maakte hij nog vlug een song. Dat kan ik niet. Wij hebben zeker drie uur aan een nummer geschreven : anderhalf uur voor de tekst, en dan nog twee uur voor de akkoorden. Het duurt ook zo lang omdat ik niets van drums weet en Bert niets van gitaar. Dus we zijn verplicht om samen te werken.”

Het eerste nummer dat ze zongen, Explosion, heeft een eenvoudige en directe antinucleaire boodschap : What a bomb, What a mess, What a mistake, What a pain. I don’t think it’s cool, I just think it’s crap, I don’t think it’s right, I just think it sucks. ?Ik vind het belangrijk dat onze liedjes ergens over gaan, maar ik geloof niet dat mensen hun mening erdoor gaan veranderen.”

De huiskamer van de familie Verbruggen-Gys verraadt een muzikale opvoeding. Er zijn een piano, een klarinet en een viool voor zijn zussen, en voor Erwin twee akoestische gitaren en een saxofoon. ?Ik ben vier jaar geleden op de muziekschool begonnen met saxofoon omdat ik het zo’n mooi instrument vind. Sinds september volg ik ook gitaarles. Ik leerde veel bij op korte tijd. Het ene is niet moeilijker dan het andere. Ze zeggen dat ik goede handen heb, met lange vingers. Mijn motivatie om gitaar te leren spelen, is nu gewoon veel groter. Ik moest echt verplicht worden om saxofoon te blijven spelen.” Erwin gaat vier keer per week naar de muziekschool. ?Ik volg algemene muziekcultuur, samenspel en saxofoon, gitaarles en harmonie. Harmonie is het tofste : ik ben de jongste, en de oudste is ongeveer zeventig. We spelen marsen en ook moderne deuntjes zoals Indiana Jones. Soms treden we ook op.”

Zoals zijn meest vooruitstrevende leeftijdgenoten is Erwin begonnen met grunge. ?Het allereerste liedje dat ik leerde spelen, was Smells Like Teen Spirit, en daarna nog veel meer van Nirvana. De basisakkoorden ken ik nu wel, en nieuwe akkoorden zoek ik zelf, want op de muziekschool tokkelen we alleen maar. Als vrienden me vragen om iets te spelen, zoek ik tot ik het gevonden heb. Zombie van The Cranberries heb ik zo leren spelen.” Hij moest nog van zijn vader Walter Verbruggen zeggen dat zijn muzikale carrière eigenlijk twee jaar geleden begon. ?Mijn vader heeft de kinder-cd Kriebels gemaakt, en ik mocht toen het liedje Doebiedoewa zingen.”

Zijn muzikale smaak is nogal veranderd de laatste jaren : ?Vroeger luisterde ik meer naar salsa en jazz, de muziek van mijn vader. Daarna was ik weg van Bryan Adams. Maar toen ik Unplugged in New York zag, ben ik alles van Nirvana beginnen verzamelen op cassette.” Er is te veel om op te noemen : hardrock, Hole, Björk, Channel Zero. dEUS en Metal Molly kent hij alleen van naam. House vindt hij niks, al durft hij op een fuif voor de lol wel meedansen. Rap vindt hij grappig maar kent hij niet goed. Het laatste nummer dat hij leerde spelen, was iets van Dog Eat Dog. Maar het vaakst luistert Erwin naar rasechte punkmuziek : de Sex Pistols, The Exploited, NOFX. ? Green Day en Offspring vind ik niet slecht, maar dat is geen punk, dat is rock. Dat zeggen ze trouwens zelf. Ik wilde mijn haar ook in stekeltjes laten knippen, maar daarvoor is het te dun.” Even later komt de bekentenis : ?Eigenlijk is mijn vader nogal tegen punk. Ik mag ook nog niet zelf mijn kleren gaan kopen, anders zou ik ook punkspullen dragen. Maar ja, ik zou zoveel willen. Dus ben ik meer grungy, met heel losse kleren. Ik ga mijn haar nu laten groeien.”

Wat Erwin leuk vindt aan muziek maken, is duidelijk : ?Het tofste is in een groep spelen. Het is echt een heel speciaal gevoel. We moeten wel dringend een basgitarist vinden, en dat is niet simpel want het moet ook klikken.” Een toekomst als rockmuzikant ziet hij wel zitten, op een nuchtere manier. ?Ik denk niet dat het makkelijk is om van je muziek te leven, zeker niet in België. Het trekt me wel aan, maar ik weet niet of ik heel bekend wil worden. Als ik die verhalen hoor over dat ze je woorden verdraaien in interviews, dat ze je huis binnenvallen en in je supermarktkarretje kijken, dan lijkt me dat minder oké.” Zijn podiumdebuut op de Rock Rally viel reuze mee. ?Ik had vooraf geen zenuwen, maar op het podium was het verschrikkelijk. Die zwarte mensenzee… maar het was wel plezant. Ik zou dolgraag meer willen optreden. Misschien gaat dat nu lukken : we hebben al een paar aanvragen gehad, en Ronny Mosuse zei ook iets in die richting. Mijn vader is enthousiast : hij wil manager worden, wat goed zou uitkomen, want hij kent de wet op kinderarbeid.”

Voorlopig kan hij nog niet optreden, want hij heeft geen materiaal. Voor de Rock Rally moest hij alles lenen. ?Ik heb niet eens een elektrische gitaar. Daarom zat ik ook de hele tijd naar mijn vingers te kijken : die afstanden zijn veel groter. Thuis oefen ik op een oude akoestische gitaar. Ik heb nog een nieuwere om te gaan spelen. Als ik een goed rapport heb, leggen mijn ouders bij voor een elektrische gitaar, liefst een Fender.”

Waar Erwin de tijd gaat vinden om te repeteren en nieuwe liedjes te schrijven, is een andere vraag. ?Ik heb een druk leven met de muziekschool, de jeugdbeweging, de basketbalclub, de chiro en sinds kort ook amateurfotografie.” Erwin heeft problemen met zijn leeftijd. ?In gedachten ben ik al zestien. Op school ga ik meer om met de jongens van het vijfde dan met mijn klasgenoten. Ik kan met hen gewoon veel beter communiceren. Ik ben het echt beu om altijd als klein manneke beschouwd te worden.”

JENS BLAUTE (8), multi-instrumentalist : ?Ik maak al een paar jaar liedjes. Ik heb er nu zo’n stuk of twintig op cassette staan.”

Jens Blaute zit graag in de studio, en is goed op weg om multi-instrumentalist te worden, net als zijn vader. Zijn favoriet speeltuig in de studio is de computer. Hij legt deskundig uit hoe het geavanceerd muziekverwerkend programma werkt : ?Je kan via het toetsenbord alle instrumenten en klanken uit de computer halen om een liedje te maken. Het ritme kan je ook zelf programmeren. Het leuke is dat je er direct naar kan luisteren. Nog leuker is samplen : zelf nieuwe klanken maken, die in de computer steken en in een liedje verwerken. Soms krijg ik wat technische hulp van m’n vader, maar ik kan ook best alleen liedjes opnemen.”

Volgens Jean Blaute heeft zijn zoon veel inzicht in de structuur van muziek : ?Jens weet precies wat ik doe als ik iets maak, en hij geeft ook onmiddellijk zijn ongezouten mening. Mijn zoon is mijn strengste criticus.” Jens maakt graag liedjes. Onlangs schreef hij nog een vrolijk Valentijnsliedje dat hij ook zelf inzong : Mama-tje, Mama-tje, mama-tje lief, jij bent m’n gro-te har-tedief. Op de dag van Valen-tijntje, dan ben ik je klein konijn-tje. Ik zie je al-tijd zielsveel graag, giste-ren, morgen en vandaag. ?Ik maak al een paar jaar liedjes. Ik heb er nu zo’n stuk of twintig op cassette staan. Dat is gewoon heel leuk : de muziek vinden en een tekst maken die mooi rijmt. Soms is het echt zoeken. Op deze tekst heb ik zeker 20 minuten moeten zwoegen !” Als instrumentalist is Jens ook vroeg begonnen. In zijn peuterjaren trommelde hij voortdurend op zijn speelgoed. Daarom kreeg hij zijn eerste instrument. ?Toen ik drie jaar was, had ik zo’n grote loebas van een trom met een koppel stokken. Daarna kreeg ik m’n eerste drumstel. Ik drumde er maar op los, gewoon van rombombom. Ja, dat ging nogal goed. Vroeger drumde ik vaak met m’n papa, maar de laatste tijd iets minder.”

Twee jaar geleden kreeg Jens van de sint een kleine elektrische gitaar die nu perfect past. Hij kent al heel wat akkoorden, maar pakt er niet graag mee uit. ?Gitaar spelen is veel moeilijker dan drummen of met de computer spelen. Het moeilijkste is het stemmen van de gitaar en het onthouden van de noten en de akkoorden. Ik ken geen notenleer, en muziekles wil ik niet volgen.” Cd-rom is ook goed aan Jens besteed. ?We hebben bijvoorbeeld pas een nieuwe cd-rom van Beethoven. Je kan daar alle instrumenten apart mee beluisteren en tegelijk bekijken, heel leuk.” Niet dat hij een voorkeur heeft voor klassieke muziek. Als Gangsta’s Paradise van Coolio op de radio speelt, zingt hij spontaan mee. ?Ik luister veel liever naar rockmuziek : Michael Jackson, The Beatles, Björk, Therapy ?, Gorki, Noordkaap.” Hij ratelt moeiteloos tien favoriete namen af uit de top 50. Het allerliefst heeft hij rappe ritmes zoals Knocking van de Belgische groep Double You, want Jens danst graag.

Of hij zo’n podiumbeest zal worden als zijn pa, is een vraagteken, want optreden zegt hem niets. ?Ik amuseer me het best als ik thuis of in de studio muziek kan maken.” Hij weet het momenteel ook niet meer zo goed : ?Een paar jaar geleden wilde ik muzikant en producer worden, net als m’n vader. Maar toen zag ik een reportage over glaskunst. Dat vond ik zo mooi dat ik besloten heb glaskunstenaar te worden, al ken ik niemand die dat doet.” Daarnaast zijn er nog duizenden dingen die hem boeien : Sega-spelen, tv-kijken, met de legodoos werken, naar verjaardagsfeestjes gaan, in-line skaten, judoles, skiën. ?Hij gaat de laatste tijd de sportieve toer op, en dat vind ik heel goed”, zegt zijn vader.

NATHAN AMBACH (11), drummer : ?Optreden is het allerleukste, al ziet niemand mij zitten.”

Nathan Ambach heeft de meeste podiumervaring. Deels omdat zijn vader concertpromotor is en geregeld uit de bol gaat als Boogie Boy. Maar ook omdat hij als drummer sinds twee jaar met zijn groep Straffe Kost regelmatig optreedt op schoolfeesten, huwelijken, lokale festivals en een keer zelfs live in het tv-programma TiLT. In de repetitie-, studeer- en ontspanningskamer van residentie Boogie Wonderland hangen litho’s van Rolling Stone Ron Wood. Je ziet Nathan amper zitten achter zijn spiksplinternieuw drumstel met vier enorme cimbalen. Hij illustreert zijn uitleg geregeld met gevatte drumdemonstraties.

?Als ik vroeger met m’n vader naar concerten keek, vond ik de drum altijd het leukst omdat het zo’n groot instrument is : het valt het meeste op. De drummer van m’n vaders groep heeft me de eerste ritmes geleerd. Soms mocht ik bij optredens zelfs het laatste nummer drummen. Drie jaar geleden kreeg ik een goedkoop tweedehands drumstel om op te leren spelen, maar nu ben ik heel blij met mijn nieuwe Tama. In het begin was het wel wat moeilijk omdat de schikking van de onderdelen anders was, maar nu ben ik het gewoon.”

Nathan is voornamelijk een autodidact. Van muziekscholen wil hij niet weten. ?Ik heb een tijdje geprobeerd, met pianoles. Dat was helemaal niet tof en bovendien allemaal veel te traag. Ik krijg soms wat les van een drummer, maar meestal vind ik zelf ritmes. Als ik oefen, speel ik gewoon alles wat ik ken. Alleen af en toe probeer ik na te spelen wat ik hoor.” Nathan drumt even een heel moeilijk ritme dat hij net aan het inoefenen is.

Ambach junior luistert naar veel verschillende dingen : ?Op mijn kamer staan de cd’s geklasseerd volgens genre : hardrock, verzamel-cd’s, grunge… Het laatste wat ik kocht, is Spaceman van Babylon Zoo, een heel goed dansnummer, al hou ik niet van house.” Als hij leuke muziek hoort, gaat hij op speurtocht tot hij de uitvoerders vindt. ?Ik zet graag mijn cd van de Rembrandts op. Het is geen bekende groep, maar zij maken de muziek van mijn lievelingsfeuilleton Friends. Ik heb er lang naar moeten zoeken.” Nathan speelt alles even graag, en demonstreert de moeilijkheden : ?Grunge is tof, maar vermoeiend omdat je veel harder moet slaan (doet het voor). Van blues krijg je dan weer kramp in je armen (doet het voor).” Het moeilijkste bij drummen is onafhankelijkheid : de benen en armen andere dingen laten doen. Daar heeft Nathan geen problemen mee. Speciale spieroefeningen doet hij ook niet. ?Dat interesseert me niet. Ik doe wel aan sport, in voetbalclub Maccabi. Heel tof, al kan ik het niet zo goed.”

Bij Straffe Kost schrijven de gitarist en de bassist meestal de basis van de liedjes, de andere drie leden dragen bij tot de definitieve vorm. ?Elke vrijdag repeteren we en werken we de muziek af. Ik luister naar de bas en vind daar een ritme op. Ik schrijf niets op, want dat kan ik niet. Ik onthou het gewoon. Onlangs hebben we ons eerste instrumentaal nummer gemaakt. Het is zo ingewikkeld dat we er geen tekst op vonden.” De groep heeft al een tiental Engelstalige nummers met sprekende en grappige titels als Mouseburger (over een kat die een muis opeet die in een hamburger zit), Homework, Run en Popcorn. Ze zitten goed in elkaar en klinken grungy. ?Vroeger speelden we twee covers van Nirvana en eentje van Green Day. Ik vind niet dat wij grunge spelen, we spelen meer poprock. Ik vind melodieën belangrijk. We zijn nu een nieuw liedje aan het inspelen : Hit The Road Jack van Ray Charles.”

Drummen is voor Nathan even natuurlijk als ademen. ?Ik zal altijd blijven spelen, dat is zeker. Ik hoop alleen dat ik zal kunnen drummen in één groep. Of ik er mijn beroep van zal kunnen maken, weet ik niet, maar als ik denk aan wat ik later zal doen, kan ik mij niets anders voorstellen.” Op het podium voelt hij zich allerbest, dat is duidelijk als je hem bezigziet. ?Optreden is het allerleukste, al ziet niemand mij zitten.” Maar als apotheose gaat Nathan bij het laatste nummer altijd rechtstaan achter zijn drumstel. Kwestie van de show te verzorgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content