Journaliste Indra Dewitte draagt Limburg in haar hart, al komt ze van elders. De kwetsbaarheid van de bevolking en het idealisme van haar ouders tekenden haar voor het leven. Een vrouw uit één stuk over geëngageerde journalistiek en het Limburgse samenhorigheidsgevoel.

Indra Dewitte werd geboren in Leuven en heeft vele jaren in Brussel gewoond. Ze noemt zichzelf met enige overtuiging een echte allochtone, een zeer goed geïntegreerde Limburgse. Ze ging er weg om te studeren en keerde er terug nadat ze als journaliste de hoogste toppen bereikte.

“Mijn ouders waren mei-68’ers, die mekaar in Leuven leerden kennen tijdens hun studies. Mijn vader kon het goed vinden met dokter Kris Merckx, van Geneeskunde voor het Volk, die vond dat er veel armoede was in Limburg en dat mijnwerkers hun dokter niet konden betalen. Of hij daar als arts niet heen wilde om er zorgen tegen terugbetalingstarief te verstrekken ? Eerst ging mijn vader zelf in de mijn werken, hij was 28 en wilde weten wat hij er als arts kon doen. Hij was absoluut geen stoere bonk, eerder een intellectueel met een ringbaardje, en soms was hij zo uitgeput dat hij met zijn gezicht in zijn bord soep in slaap viel. Toen er ondergronds een zware ontploffing gebeurde waarbij het been van een mijnwerker zwaar verwond werd, bond hij dat ter plekke zo deskundig af dat het opviel. Hij werd op staande voet ontslagen, een arts in de mijn was een verdacht element.”

“Omdat hij weigerde zijn bijdrage aan de Orde te betalen werd hij thuis opgepakt en in de gevangenis opgesloten, een traumatische ervaring voor het kind dat ik was. Dat raakt je niet alleen, dat vormt je ook. Het waren woelige tijden rond de mijn van Zwartberg, en daar ben ik opgegroeid, tussen ouders die me altijd geleerd hebben zeer veel vragen te stellen. Om die reden stelde ik ook hun overtuiging in vraag, want het soort idealisme dat hen eigen was, en de manier waarop mijn vader zijn leven invulde, vond ik een stap te ver. Ik wilde dat soort engagement niet, en met sommige analyses die ze maakten, was ik het niet eens.”

“Ik had bijvoorbeeld moeite met de manier waarop alles gestructureerd werd, met dat hiërarchische. Ik was aan de ene kant antihiërarchisch opgevoed en mijn ouders waren altijd bereid tot dialoog, terwijl ik tegelijk een communistische structuur zag die erg hiërarchisch georganiseerd was. De motivatie van het geld speelt bij mij zeker mee, die heb ik ook wel nodig en ik ben dus absoluut geen communiste. Nee, ik ben niet uit het systeem moeten stappen, ik ben er nooit in geweest.”

“Maar vergis je niet, ik kom uit een zeer warm nest waar de levensvreugde erg groot was en tot op vandaag de dag behoren mijn ouders tot mijn beste vrienden, ook al is dat not done, blijkbaar. Toen ik volwassen werd, zijn ze uit hun rol van opvoeder gestapt en stilletjes aan mijn vrienden geworden. Toch vond ik het een zware beslissing om hier terug te keren, omdat ik mijn manier heb om over een gezin te denken, en ik me afvroeg in welke mate ik mijn ouders in mijn zeer persoonlijke leven zou toelaten. Ik wilde vooral niet dat ze mijn kinderen een schuldgevoel zouden aanpraten. Door mijn ouders heb ik een groot rechtvaardigheidsgevoel meegekregen, maar mijn kinderen wil ik iets meer gemoedsrust meegeven, en dat lukt zeer goed.”

Waar past de journalistiek in dat plaatje ?

Ik ben opgegroeid in een gezin zonder tv, omdat mijn ouders heel duidelijk gekozen hadden voor de geschreven pers, voor de radio en voor boeken. Er werd thuis ontzettend veel gelezen, en de journalistiek is mijn manier geworden om alles in vraag te stellen. Dat is in mijn hoofd begonnen toen ik twaalf was en Günter Walraffs Ongewenste reportages las. Dat was pas journalistiek, al de rest werd herleid tot pulp.

Elke donderdag werden we opgevangen door buren, en daar werd ik een grote fan van Panorama. Met die brieven van kijkers die werden voorgelezen en de antwoorden daarop. Toen ik zovele jaren later zelf in de journalistiek stapte, was dat via een klein productiehuis, en daarna bij VTM. De eerste maanden zat ik er op wolken, met verwondering en euforie alom. Ik was een kind in een snoepwinkel, al had ik al meer gereisd dan jonge mensen van mijn leeftijd : vier keer Afrika, de intifada bezocht, Palestina en Is- raël op mijn eentje. Ik was vastbesloten om journalist te worden en wist dat ik alles wilde kunnen. Van een archief leren opzetten tot teksten schrijven. Ik vroeg aan Birgit Van Mol en Boudewijn Van Spilbeeck om hun intro’s te schrijven, gewoon om het vak te leren. Dat vonden ze geweldig, ze hebben me zeer goed geholpen. Ik werkte mijn dagtaak af en bleef tot ’s nachts, zorgde ervoor dat ik zelfs het monteren onder de knie kreeg.

VTM gaf me die eerste kansen en daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor. Anderhalf jaar later haalde Dirk Tieleman me naar de VRT, naar de ’toren’, met zijn aparte communitygevoel. Ik kan me dat gevoel nog perfect herinneren, heb er veel in verwondering geleefd, en dat is uiteindelijk de basis van de journalistiek. Omdat het maakt dat je plezier hebt in wat je doet. Als journalist zit je bij de VRT evengoed als elders in een box, maar die box is zo groot, er zijn zoveel werkgevers onder één dak, van Koppen naar Terzake en Panorama, ik ben van het één in het ander gerold…

Toch bent u naar Limburg teruggekeerd.

In mijn jeugd was de integratie wél gelukt in de mijnstreek. De slogan was : in de mijn is iedereen zwart. Dat gold ook figuurlijk, op school zaten vele nationaliteiten samen : Polen, Grieken, Italianen. De C-Mine is daarom ook een symbool : laat ons nooit vergeten hoe belangrijk werk en een toekomstproject zijn. Zonder werk en uitzicht op een goede toekomst bestaat er geen integratie. Toen de mijnen dichtgingen, veranderde er aanvankelijk niet zoveel, vanwege de gouden handdruk. Daarna zag ik de eerste bedelaars, het eerste racisme, de eerste botsingen. Mijn medestudenten waren de laatste generatie van mijnwerkerskinderen die konden gaan studeren.

Dat ik opnieuw in Genk kwam wonen, heeft te maken met die verarmde industriestad, die maatschappij in het klein die je hier vindt, met alle problemen van dien. Leuven mag dan een geweldige stad zijn, wie heeft er van dichtbij een migrant gezien ? Ik woonde jaren in Brussel, had in de nabijheid al grond gekocht. Tot ik me afvroeg of ik er mijn kinderen wilde zien opgroeien. Omdat er in Brussel geen keuze is : je wordt ofwel heel elitair opgevoed – en dat zou allicht mijn geval zijn geweest, omdat je het beste wilt voor je kinderen – of je belandt op straat en dat kon evenmin. Ik koos voor Genk omdat het een stad is waar de samenleving op scherp staat, waar er problemen zijn met werkloosheid, maar waar de natuur ook dichtbij is en waar er een groot communitygevoel leeft. En ik heb er nog geen moment spijt van gehad.

Toen kwam u ook professioneel weer thuis.

Ik zou heel graag bij de VRT gebleven zijn, ik vertrek helemaal niet uit onvrede of omdat ik mijn ding er niet kon doen. Maar op een dag zat ik aan tafel bij De zevende dag en toen vielen er een paar dingen samen. Ford Genk sloot de deuren, en daar heb ik mee geworsteld, dat was heel confronterend, omdat ik me de mijnsluitingen zo goed herinnerde. Ik kreeg een beetje een déja-vugevoel, temeer omdat Ford Genk ooit naar hier gekomen was om mogelijke reconversies op te vangen. Iedereen vond het zo erg rond die tafel, en je kreeg dat typische reconversieverhaal van “we gaan er geld instoppen en dat geld gaat naar onderzoeken”. Terwijl ik dacht : kijk toch naar wat zoiets met een gemeenschap doet, en is er dan niemand die terugkeert naar Limburg om er de touwtjes in handen te nemen ? En toen besefte ik opeens dat het ook mijn vraag was, dat ik al een paar jaar weer in Genk woonde, dat het dit keer niet om een ver-van-mijn-bedshow ging. Ik ben journalist geworden omdat ik mij aantrek wat er met mijn maatschappij en met de wereld gebeurt, met hoe de mensen leven. Mijn engagement is de basis van waaruit ik journalist geworden ben.

De hoofdredacteur van Het Belang van Limburg, Ivo Vandekerckhove, deed u een voorstel.

Hij had me eerder al een paar keer gevraagd en het interesseerde me niet. Maar nu was hij 59, stelde me voor om in te lopen, zodat ik hem later kon vervangen. En toen ging ik naar de feiten kijken : een krant die tweeënhalve keer zo groot is als De Morgen, even groot als De Standaard en die door 87 procent van de Limburgers gelezen wordt. Waarom toch ? Wat is hun recept ? Ik pakte de krant en toen herinnerde ik me opeens wat Fernand Van Oostende, toenmalig hoofd van de nieuwsdienst bij VTM, me in mijn beginjaren al had gezegd. “Stop toch eens met De Standaard te lezen, pak Het Laatste Nieuws of Het Nieuwsblad vast en kijk hoe zij dat doen.”

Die kranten waren voor mij fotogazetten, maar bij nader inzicht dacht ik : doe dat maar eens, kill your darlings tot het uiterste en vertel eens in één onderschrift wat je wilt zeggen. Dat is dodelijk moeilijk. Ik merkte dat het bij Het Belang om meer dan de herkenbaarheid bij de lezers ging, om meer dan het wij-tegen-allengevoel. Het heeft met dat communitygevoel te maken, en dat wij-gevoel bleek heel sterk en is nog altijd heel nadrukkelijk aanwezig. Toen ik er opnieuw kwam wonen, kon ik geen stap zetten of de mensen spraken me aan : “Heb je gehoord wat die politieker gezegd heeft ? Die moet je aanpakken.” Of : “Moet ik mijn geld nu op één of op twee spaarboekjes zetten ?”

U wordt een soort volksvertegenwoordiger.

Ja ! (lachend) Maar écht onafhankelijk. Ik ben een beetje de Stem, en dat aspect had ik onderschat. Op mijn zeventiende vertrok ik uit Genk en was vastbesloten er nooit meer terug te keren. Mensen vroegen me ook of ik geen spijt zou krijgen, of ik wel wist wat ik deed. En hoe meer ik met mezelf overlegde, hoe meer ik besefte dat het de juiste beslissing was.

Misschien wilde u ook dichter bij huis en bij de kinderen zijn.

Ik heb me dat ook afgevraagd, en eigenlijk heeft dat niet gespeeld. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik wist dat het om een professionele beslissing ging, om een engagement. Ik had en ik heb geen schuldgevoel tegenover mijn kinderen, want ik stak al veel tijd in hen. Ik stel kwaliteit boven kwantiteit, maar zelfs in kwantiteit zat ik niet zo slecht. Doordat ik in het weekend werkte, zorgde mijn man dan voor de kinderen en was ik elke maandag en dinsdag thuis. Dat zijn vier volledige dagen waarin één van de ouders bij de kinderen was, een luxe die weinig mensen kennen. Ik heb twee heel gelukkige kinderen die door het leven dartelen, en ik weet inmiddels dat ik alles nodig heb : de kinderen en het werk waarvoor ik wil gaan. Als ik voor Het Belang gekozen had omwille van de kinderen, dan zou ik zowel Het Belang als mijn kinderen tekortgedaan hebben.

U klinkt als een vrouw met een roeping.

Ik ben niet zo voor lidmaatschappen en evenmin voor roepingen. Ik wil iets doen voor de gemeenschap, al was het maar uit egoïsme : ik leef graag in een fijne wereld en daar wil ik mee toe bijdragen.

DOOR PIERRE DARGE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content