“Waarom heet de middelvinger de fuck-you-vinger ?” “Kun je van de eerste keer zwanger worden ?” en “Kan ik er iets aan doen dat mijn vriend klaarkomt en ik niet ?” Wie denkt dat jongeren alles al weten over seks, heeft het mis. “Het wordt hoog tijd dat jongeren een antwoord krijgen op de vragen waar ze echt mee zitten”, vindt gezondheidspsychologe Erika Frans.

H De tentoonstelling ‘Goede Minnaars’ loopt nog tot 17 augustus in ‘De wereld van Kina’, het vroegere schoolmuseum in Gent. Gentse scholen mogen gratis binnen, de andere betalen 0,50 euro per persoon. Volgend schooljaar maakt de tentoonstelling een toer langs verschillende vestigingen van ‘Kinepolis’.

H Dirk Musschoot, ‘Is zoenen ook seks ? Vragen van en voor kinderen over seks’,Uitgeverij Mozaïek, 14,95 euro, 45 blz.

H Ook Sensoa-CGSO Trefpunt heeft een praktische gids voor jonge vrijers uitgebracht : ‘Een lief, hoe je het doet en hoe doe je ’t goed ?’, te bestellen bij de organisatie, www.cgso.be

De meisjes giechelen wat naar elkaar wanneer de video toont hoe vrouwen zichzelf meestal bevredigen. Wat later krijgen enkele jongens een verlegen blos op de wangen wanneer het mannelijke genot ter sprake komt. Maar zo aandachtig zijn ze nog maar zelden geweest, stelt hun biologieleraar vast. Intussen klinkt luid gejoel uit de levensgrote carrousel waar in acht hokjes verschillende aspecten van seks worden voorgesteld. “Laat die deur dicht”, snauwt een jongen naar enkele meisjes van zijn klas, terwijl hij ijverig probeert een condoom uit te rollen over een namaakpenis. De meisjes duiken dan maar een ander hokje in, waar ze zich verdiepen in alle mogelijke standjes. De tweedejaars van het Instituut Zusters Onbevlekt Ontvangen uit Oosterzele zijn op bezoek bij Goede Minnaars, een interactieve tentoonstelling over seks.

Een tentoonstelling over seks in deze tijden van seksuele overdaad ? “Dat is geen overbodige luxe”, vindt Erika Frans, medeorganisator en gezondheidspsychologe bij Sensoa, het vroegere CGSO Trefpunt voor Seks en Relaties. “Jongeren hebben echt behoefte aan informatie op hun niveau. Seks is zeer toegankelijk geworden : je hoeft niet meer lang op te blijven om films te zien waarin wordt gevreeën. Maar vaak roepen die meer vragen op dan dat ze antwoorden geven. Als volwassene moet je maar een paar sterke beelden zien, en je kunt je daar van alles bij voorstellen. Jongeren hebben die voorkennis vaak niet. Ze stellen zich vragen : ‘Een orgasme, wat is dat nu ?’ Ze zien een man die roept of een vrouw die kreunt, maar wat er juist gebeurt, weten ze niet. Jongeren kunnen daar heel direct in zijn : ‘Moet dat dan, dat roepen ?’ ‘En als je niet roept, heb je dan geen orgasme ?’ ”

Dezelfde vaststelling bracht journalist en jeugdauteur Dirk Musschoot ertoe een prachtig boekje te schrijven over seks, voor kinderen tussen acht en veertien jaar. In Is zoenen ook seks ? beantwoordt Musschoot heel concrete vragen : Kan een stijve piemel breken ? Hebben homo’s ook seks ? En zijn grote borsten niet heel erg lastig ? “Dat zijn vragen waar kinderen in boekjes over seks, bij ouders of leerkrachten geen antwoord op vinden”, vertelt Musschoot. “Seksuele voorlichting gaat altijd over de zaadcel en de eicel, en meestal komt daar ook nog wat info over soa’s bij. Maar eigenlijk liggen kinderen daar niet echt van wakker. Toen ik ging polsen wat ze dan wel wilden weten over seks, kreeg ik een stortvloed aan vragen over me heen. Heel voor de hand liggende dingen, waar we als volwassenen nooit bij stilstaan. ‘Het kan niet dat die vragen van de kinderen zelf komen’, was vaak de kritiek op mijn boek. Het bewijst alleen maar hoe ver de ideeën van ouders en kinderen daarover uit elkaar liggen.”

“Seksuele opvoeding zit nog te veel ingebed in een normatief of gezondheidskader”, beaamt Frans. “De boodschap is altijd negatief, tegen iets, met preventie als uitgangspunt : ‘let op’, ‘doe dat niet’, alsof je alleen maar over eten zou spreken door te zeggen dat je er dik van wordt, zonder ooit te vertellen hoe lekker het is en hoe je het goed klaarmaakt. De houding die je aanleert, is dat seks gevaarlijk is, terwijl jongeren nog niet eens weten waarover het gaat. Risicopreventie moet de laatste stap zijn, eerst moet je de elementaire vragen over seksuele ontwikkeling beantwoorden.”

“Op onze website hebben we een vragenrubriek”, gaat ze verder. “We staan soms versteld van de vragen die daar binnenlopen. Van jongeren die denken dat ze door te douchen na de daad veilig zijn bijvoorbeeld, of die ervan uitgaan dat je van de eerste keer niet zwanger kunt worden. We merken ook dat veel jongeren niet op de hoogte zijn van wat er met hun lichaam gebeurt en wat ze kunnen verwachten. Jongens die door een zaadlozing midden in de nacht in paniek raken : het zou anno 2003 toch niet meer mogen.”

Schieten ouders dan tekort ? “Voor een stuk wel,” vindt Frans. “Zij moeten op die specifieke vragen van hun kinderen inspelen. Ouders zijn meestal wel gemotiveerd om dat te doen, maar ze vinden er vaak de juiste woorden niet voor. Taal is de grote hindernis als het gaat over seks : ofwel zijn de woorden die we hebben te medisch, ofwel zijn ze te plat. Neuken is bijvoorbeeld een woord dat in Vlaanderen nog veel weerstand oproept, terwijl coïtus te afstandelijk klinkt. Het feit dat we geen goede woorden hebben, zegt veel. Het bewijst dat we er niet genoeg over praten. En als seks toch ter sprake komt, is het altijd zo omfloerst : ‘We gaan naar bed.’ – ‘We hebben het gedaan.’ Het is ongelooflijk hoe vaag het soms blijft : ‘Hij doet zijn sloefen aan’, hoor je dan, omdat we niet gewoon zijn die dingen bij hun naam te noemen. Ga maar eens na hoeveel vage synoniemen er bestaan voor het woord penis. Natuurlijk is dat een hard woord, maar het is wel duidelijk. We volgen pater Versteylen niet, die vindt dat je nieuwe woorden moet gaan uitvinden. We noemen een orgasme een orgasme, en niet ‘de diepste draai’.”

“De enige manier om een duidelijke boodschap te brengen aan kinderen is door hun taal te spreken”, vult Musschoot aan. “Als kinderen het hebben over ‘neuken’, moet jij niet afkomen met ‘geslachtsgemeenschap’. Dan voelen ze zich totaal niet aangesproken.” Het is overigens opvallend hoeveel woorden kinderen kennen over seks, zonder altijd te weten wat ze betekenen. Je moet als ouder niet schrikken wanneer je achtjarige zoon de keuken binnenstormt met de vraag wat vingeren betekent. De reactie is dan vaak : ‘Dat is een vuil woord, je mag dat niet gebruiken’.”

“Meestal is de kous daarmee af”, betreurt Frans. “Kinderen voelen meteen aan dat ze de volgende keer niet meer zulke vragen moeten stellen. Terwijl het een mooie kans is om met je kinderen over seksualiteit te praten.”

Maar als ouder hoef je ook niet te wachten tot je kinderen zelf met vragen komen aanzetten. “Wees je kinderen voor”, stelt Frans. “Grijp elke kans om er met hen over te praten. De badkamer is daar bijvoorbeeld een ideale plek voor. Als je seksualiteit al iets natuurlijks in de opvoeding integreert, is de kans groter dat ze later ook naar jou komen met hun vragen. Jongeren zijn almaar vroeger seksueel actief. Vijf jaar geleden hadden jongeren gemiddeld voor de eerste keer seks op hun zeventiende, vandaag is dat op 16,5 jaar. Je moet dat onderwerp dus niet voor je uit blijven duwen. Maar ik weet dat het niet evident is. Als ouder moet je zelf ook een drempel over. Of je krijgt gewoon de kans niet. Mijn eigen kinderen zitten in de puberteit en als ik het onderwerp seks ter sprake breng, reageren ze vaak nogal gepikeerd : ‘Het is al goed, we weten het intussen al.’ Je wordt als ouder soms buitengesloten, jongeren willen je niet altijd als deskundige over die dingen. Ze praten er liever over met hun leeftijdgenootjes, wat goed is, maar niet altijd correcte informatie oplevert.”

Dat jongeren hun ouders niet altijd zien zitten als de grote leermeesters voor hun seksuele ontwikkeling, valt te begrijpen. Ook artsen of leerkrachten zijn voor veel tieners geen optie. Waar halen ze hun informatie dan wel ? “Internet is een dankbare bron”, zegt Frans : “Anoniem en met een lage drempel. Ze kunnen er gericht op zoek naar antwoorden op heel persoonlijke vragen. En boekjes natuurlijk, er is tegenwoordig al aardig wat op de markt. Tijdschriften zijn ook veel geraadpleegde bronnen. In de Joepie worden veel vragen over seks beantwoord, vooral van meisjes. Het probleem is dat veel jongeren niet lezen. Daarom is een goede seksuele voorlichting op school essentieel, omdat je zo bijna iedereen bereikt. En eigenlijk ben ik ook voorstander van een goed tv-programma over seks. Een programma in de breedst mogelijke zin, dat niet alleen gaat over lichamelijke ontwikkeling of neuken, maar bijvoorbeeld ook inspeelt op de vraag hoe je weet of je homoseksueel of lesbisch bent.”

Is Frans dan tevreden wanneer ze vaststelt dat zowel een Nederlandse als een Vlaamse zender de voorbije maanden uitpakten met een programma over seks ? “Ah nee, dat zijn twee gemiste kansen. Het Nederlandse Neuken doe je zo zat inhoudelijk wel goed, maar het was in een hoerig kleedje gestoken. Ze voerden een verpleegster op in een glimmend zwart uniformpje, die alles heel aanschouwelijk op een pop demonstreerde. Het was niet meteen de sfeer waarin jongeren met hun eerste liefje omgaan. Het programma is trouwens volledig aan de doelgroep voorbijgegaan, want het werd uitgezonden om 22 uur. De kijkcijfers bevestigen dat ook : vooral dertigers hebben het programma gevolgd. Het programma Sextalk op Jimtv vervalt dan weer in het andere uiterste : dat is vooral zeer saai, er wordt te veel in gepalaverd. Het is niet flitsend en informatief genoeg. Een programma over seks moet visueel goed werken, met tekeningen en afbeeldingen. Daarom zou een item op Ketnet in de vooravond ideaal zijn. Wij zijn van Sensoa vragende partij om daaraan mee te werken. Maar voorlopig vinden ze er bij Ketnet geen meerderheid voor. Het moeilijke aan programma’s over seks is dat je de juiste toon moet vinden. Het moet vol humor zitten. Alleen dan kan het heel goed aanslaan.”

“Natuurlijk moeten we met die humor ook opletten. We hoeven niet met het vingertje te wijzen, maar we mogen ons evenmin verliezen in de boodschap dat seks alleen maar dolle pret is. Het blijft een moeilijke evenwichtsoefening. Als je kijkt naar vragen die jongeren hebben, gaan de eerste altijd over ontwikkeling : ‘Is dit normaal of niet ?’ Daarna komen meestal de vragen over ‘goed’ of ‘slecht’ : ‘Als ik niet vrij met mijn lief, maakt hij het uit. Wat moet ik doen ?’ Dan zit je bij waarden en normen. Vooral meisjes moeten we er soms voor waarschuwen naar hun eigen signalen te luisteren. Dat botst niet noodzakelijk met de boodschap dat seks ook leuk kan zijn. De centrale vraag die we hun voorleggen is dan : ‘Wat wil je zelf ?’ We proberen hun duidelijk te maken dat ze een hekel zullen krijgen aan seks als ze op die manier voortgaan. De rollenpatronen zitten er trouwens nog diep ingebakken : jongens mogen dingen eisen, meisjes gaan er vaak op in.”

Aandacht voor grensoverschrijdend gedrag is ook echt nodig, stelt Frans. “We vertellen er bij voorlichtingssessies altijd bij dat je met seks ook negatieve ervaringen kunt hebben. En het werkt : telkens wanneer je dat in een klas ter sprake brengt, zijn er jongeren die getuigen. Je mag dat preventieluik dus niet verwaarlozen. In de tentoonstelling Goede Minnaars hebben we dat ook gedaan. In de carrousel is één hokje helemaal zwart geschilderd. Als je daar de hoorn van de telefoon opneemt, kun je getuigenissen beluisteren over seksueel misbruik. De meeste jonge bezoekers vinden dat erg interessant.”

Uiteraard heeft ook de Dutroux-crisis ertoe bijgedragen dat seksueel misbruik meer onder de aandacht is gekomen. Dat maakt de taak als seksuele opvoeder voor deze generatie ouders niet makkelijker, zegt kinderpsychiater Peter Adriaenssens. “We willen een overgangsgeneratie zijn, we willen meer open zijn met onze kinderen over seksualiteit. Maar uitgerekend onze generatie wordt nu geconfronteerd met heel wat media-aandacht voor misbruik. Er is een grote verwarring bij kinderen : op de televisie horen ze meer over perversies dan over normale seksuele relaties. Een kleuter komt thuis met het woord pedofiel en vraagt wat dat betekent. Uit de uitleg blijkt dan dat de handeling dezelfde is als bij normaal seksueel gedrag, maar dat de context verschilt. Voor zo’n kind is dat moeilijk te begrijpen. Dat komt voor een stuk omdat kinderen te technisch worden voorgelicht, zonder de emoties erbij te betrekken. Dan kunnen ze dat onderscheid tussen normaal en grensoverschrijdend gedrag moeilijker maken. We moeten proberen die seksualiteitsbeleving meer emotioneel te kaderen, een onderscheid te maken tussen ‘goede’ en ‘slechte’ gevoelens daarover. Dat vergt wat inspanning van ouders en opvoeders. Een duidelijke boodschap brengen over seks is moeilijker geworden sinds de Dutroux-crisis. Maar we moeten er in elk geval voor zorgen dat we intimiteit nog ter sprake durven te brengen.”

Die crisis heeft volgens Adriaenssens alvast één voordeel gehad : volwassenen worden gedwongen beter over die dingen na te denken. “Een op de tien kinderen is slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag. Als leerkracht is de kans groot dat je te maken krijgt met kinderen die ongelukkige ervaringen hadden. Door in de media voortdurend te horen over kindermisbruik, gaan leerkrachten nu misschien sneller signalen ontvangen. Wanneer een kind tijdens de zwemles weigert zijn kleren uit te trekken, was de reactie vroeger nogal gauw : ‘Komaan, niet zeveren’. Terwijl nu misschien toch al sneller een lichtje gaat flikkeren.”

En toch betreurt Frans dat intimiteit en seksuele ontwikkeling sinds het Dutroux-tijdperk opnieuw zijn geproblematiseerd. “De dingen worden te snel in de verkeerde context gezien. Ik hoor van stagiair-kleuterleiders dat ze ervoor zorgen nooit alleen te zijn wanneer ze een kleuter helpen op de wc. Ze weten niet meer wat nog mag en wat niet. Vanuit de opvoedkundige sector is veel vraag naar een protocol daarover. Er is zoveel onzekerheid, dat is toch jammer.”

Ine Renson

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content