Jonathan Sonnst neemt met Razborka, zijn derde thriller, een plaats in tussen de groten van het genre en pakt en passant de begeerde Hercule Poirot-prijs mee. Een kennismaking met een meester in moordzucht.

:: Knack-abonnees vinden deze week in hun pakket een bon waarmee

ze Razborka, het winnende boek, voor 6 euro kunnen afhalen bij

Standaard Boekhandel. De actie loopt tot 29 november.

De winnaar van de Hercule Poirot-prijs is geen tafelspringer. De 27-jarige Jonathan Sonnst, die aan de rand van Eeklo woont, is veeleer een teruggetrokken auteur die zijn persoonlijke leven behoorlijk gescheiden houdt van zijn schrijverschap. In het dagelijkse leven heet hij Geert Den Haerynck en geeft hij les : geschiedenis en godsdienst. Een godsdienstleraar die in zijn vrije tijd in een krachtige stijl de vetes tussen twee rivaliserende maffiaclans in beeld brengt. Op zijn minst een merkwaardige tegenstelling. Of niet ?

“Ik bén ook godsdienstleraar, maar een beetje een toevallige. Ik studeerde moderne geschiedenis in Leuven, ben van thuis uit gelovig en rolde een beetje door omstandigheden in die functie. Maar verder zie ik geen tegenstelling tussen mijn twee jobs, die ik overigens strikt gescheiden hou. Ik herinner me dat een gelijkaardig thema aan bod komt bij een Angelsaksische auteur, William X. Kienzle, die een paar zeer leesbare thrillers pleegde. Daaronder een bizar verhaal met een merkwaardige plot over twee zussen, de ene non, de andere hoer. De non wordt vermoord, maar wordt teruggevonden in de kleren van haar zus.”

Wij hadden een goede herder voor ogen, die opeens door het misdaadmilieu wandelde… “Zowel godsdienst als thrillers draaien om goed en kwaad en fundamenteel zou je de thriller zelfs een moralistisch genre kunnen noemen, dat voorhoudt hoe het met kwade mensen afloopt.”

De Eeklonaar doorliep een behoorlijk klassiek parcours, was het jongetje wiens opstellen werden voorgelezen in de klas en verslond massa’s boeken, driekwart ervan thrillers. “Ik ben opgegroeid met de klassieke school, Alistair McLean en Jack Higgins, die ik op mijn twaalfde in vertaling las. Uiteraard hebben die een sterke indruk nagelaten maar de aanzet om zelf te schrijven kwam er tijdens een zestien uur durende busrit naar Milaan, op een schoolreis naar Rome. Uit verveling begon ik een dagboek bij te houden dat gaandeweg minder autobiografisch werd en waarin de verwikkelingen en de plot zich ontwikkelden terwijl ik uit het raam van de bus zat te staren. Uiteindelijk heb ik die aanzet in het laatste jaar van mijn humaniora herwerkt tot een eerste manuscript waarop ik nu met de nodige schaamte op terugkijk.”

On-Vlaams

Drie manuscripten verder begon Sonnst met het serieuzere werk, en voltooide tussen zijn tweede kandidatuur en zijn eerste licentie Deadline, dat door Van Halewijck werd uitgegeven. “Als ik vooraf geweten had hoeveel moeite het kost om een boek uitgegeven te krijgen, was ik er misschien niet aan begonnen, al kreeg ik een vroeg signaal van Manteau voor Judas, mijn allereerste manuscript dat ik ter lezing opstuurde. Die zagen wel talent, maar talent dat nog moest rijpen en achteraf was dat een fair oordeel. Ondertussen heb ik veel commentaren op mijn vroege werk gehoord en met een paar redacteurs samengewerkt en dat is erg leerzaam geweest. Leen Van Troyes bij Manteau is meedogenloos als het erom gaat me op de zwakke punten van mijn stijl te wijzen, zoals mijn natuurlijke neiging naar een wat al te barok taalgebruik. Toen ik vroeger aarzelde tussen twee adjectieven, gebruikte ik ze beide. En ook in meanderende zinnen van vier lijnen heb ik inmiddels zelf behoorlijk gesnoeid. Door die terechte kritiek kon ik ook wat meer afstand nemen van mijn werk. Of zoals Hitchcock al zei : Kill your darlings. Uiteindelijk ben ik er zelfs in geslaagd om mijn boeken te lezen als een lezer.”

Deadline was geen onopgemerkt debuut. Het spionageverhaal met Hilton en Robinson in de hoofdrol is enkel nog op de tweedehandsmarkt te vinden. Dansende Asse deed het dan weer iets minder, maar Razborka werd alom geprezen en pikte ook nog een nominatie voor de Diamanten Kogel mee. Stilistisch is het werk ook een hoogvlieger, met een sneldravend tempo. Twee maffiaclans komen tegenover elkaar te staan in een klassieke situatie : de strijd om het overwicht in het gokstadje St-Maura. Van een gezapig Vlaams familieverhaal zoals dat bij Vlaamse auteurs wel meer voorkomt, vonden we bij Sonnst absoluut geen spoor. Wel integendeel. “Met alle respect voor Aspe en Geeraerts, die baanbrekend werk hebben geleverd, maar ik voel me zelf niet zo lekker in dat Vlaamse. Ik mag er niet aan denken dat ik een boek zou schrijven over een slager die zijn vrouw de kop inslaat en haar in zijn achterkoertje begraaft. Terwijl de inspecteur die de zaak uitspit ook nog met een ongelukkig huwelijk zit. ’t Is gewoon mijn ding niet, en ik betwijfel of ik het zou kunnen. Doordat ik overwegend Angelsaksische thrillers lees, kijk ik meer uit naar internationale situaties en zowel Deadline als Dansende Asse, waarin het over internationale complotten gaat, zouden een zeker sérieux missen als ik ze in een Vlaams kader had neergezet. Dat zou wringen, ongeloofwaardig zijn. En overigens kan het policier-genre mij zelf maar matig boeien, noch als lezer, noch als auteur.”

Opmerkelijk is wel dat Sonnst zijn toevlucht neemt tot een herkenbare maar toch fictieve wereld om zijn personages te situeren. “Het is niet alleen een bewuste keuze, in het begin had ik de stad zelfs geen naam gegeven, werd enkel verwezen naar De Stad, zonder verdere omschrijving. De bedoeling was een soort blue screen op te bouwen waarop de lezer dan zijn eigen ideeën kon projecteren, terwijl ik tegelijkertijd niet gebonden was aan een bestaand kader. Uiteindelijk koos ik voor de fictieve naam, en St-Maura is daardoor wat Gotham is voor Batman. Merkwaardig genoeg bleef er bij de lezers toch een behoefte bestaan om de stad te situeren en sommigen hebben er Antwerpen in ontdekt, anderen Genk, nog anderen een Franse stad. Dat iedereen er zijn eigen ideeën op projecteert, vind ik overigens prima.”

Verbeeldingskracht

Stan Lauryssens, de winnaar van vorig jaar, kon voor zijn plot lustig graaien in zijn eigen, bontgekleurde verleden. Jonathan Sonnst heeft wat dat betreft veel minder keuze. “Klopt, Lauryssens kon terugvallen op een leven van twaalf stielen en dertien ongelukken, en ik niet. Stan is een onverbeterlijke optimist, zelf ben ik nuchter, maar van nature met veel fantasie behept. Gelukkig maar want op een ongelukkige jeugd, zoals bekend a writer’s goldmine, kan ik evenmin terugvallen. Anderzijds word ik als het ware gebombardeerd met ideeën en halve plots, zowel onder de douche als tijdens het knopen van mijn veters of op de treinrit naar Gent. Ik krijg beelden binnen en probeer die in woorden te vatten. Maar ik ben van de school van Pieter Aspe, voel me niet in staat om een zeer ingenieuze detective te schrijven. Ik begin met een rudimentair concept en besef van bij het begin waar ik heen wil, alleen blijft het een raadsel hoe dat in zijn werk zal gaan. Als Aspe stelt dat de plot zichzelf schrijft, dan kan ik daar helemaal inkomen. De personages krijgen een eigen leven, je moet ze als het ware alleen regisseren en ervoor uitkijken dat ze niet tegen hun aard ingaan.”

“Wat de plot betreft, vergelijk ik het hele proces vaak met water dat een weg zoekt op een rotsachtige bodem, met her en der obstakels die het tot een andere koers verplichten. Met soms de nodige vertwijfeling, en véél schrappen. Want het blijft labeur. Je mag dan wel halve stukken en scènes aangediend krijgen, de kunst bestaat erin om al die losse stukken samen te lijmen en wel op een manier dat de naden niet meer zichtbaar blijven.”

Het eindresultaat van Sonnsts hard labeur oogt alvast zeer filmisch, en wordt ondersteund door stevige en toch vlotte dialogen. “In dialogen voel ik me behoorlijk thuis en over dat filmische kan ik alleen zeggen dat ik de opmerking nog heb gehoord. Al ben ik me daar tijdens het schrijven niet echt van bewust. Ik kan hoogstens zeggen dat ik een kind van mijn tijd ben, opgegroeid in een populaire cultuur met veel films. En voor de rest heb ik natuurlijk ook de auteurs naar wie ik opkijk. Naar het metier van een John Connolly, auteur van Een Dode Ziel bijvoorbeeld, die een Edgar Allan Poe-achtige sfeer weet op te roepen en die met moderne thrillerelementen combineert, waardoor een heel literair maar ook bijzonder knap geheel ontstaat. Of James Ellroy, wiens Amerikaans Riool een verpletterende indruk op me heeft nagelaten, ook al hanteert hij een heel andere aanpak en gebruikt hij een erg uitgebeende stijl. Of Dennis Lehane, die een beetje crime en een beetje hard-boiled handig weet te combineren.”

“Maar ik besef ook dat ik stilistisch veel metier opgeraapt heb bij McLean, Higgins of Bagley, de kampioenen van de cliff hanger. Maar evengoed zullen er invloeden zijn van de comic strips die in serie gaan, en waaruit je onbewust de techniek van de coupages gaat overnemen.”

Toch lijkt het voor een, sorry, godsdienstleraar niet evident om een misdaadverhaal met geloofwaardige personages en situaties te stofferen. “Ik doe best wel wat research, maar wil dat aspect absoluut niet overschatten. Als je veel leest, kom je vanzelf veel tegen en het is ook erg leuk om ermee bezig te zijn. Daar komt nog bij dat er een overvloed aan bronnen beschikbaar is, van internet tot andere. Informatie over wapens ligt bijvoorbeeld zo voor het rapen en elke zichzelf respecterende wapenfabrikant heeft tegenwoordig een eigen website.”

“In de personages gaan zich uiteraard aspecten van jezelf nestelen en ik ben me er terdege van bewust dat Hilton uit mijn eerste twee boeken een beetje van mijn donkere kanten heeft meegekregen, zonder sociale remmingen. Terwijl Tobias Pasko duidelijke trekken van zijn maker heeft, al heeft de buitenwereld daar nauwelijks zicht op. Maar het verrassendste is natuurlijk die jeugddroom die uitkomt. Kort geleden trok ik nog als lezer naar de Boekenbeurs, terwijl ik er nu aan de andere kant zit. Al blijkt ook dat in de praktijk nog wel eens tegen te vallen.”

Tekst Pierre Darge

“Ik voel me niet zo lekker in dat Vlaamse. Ik mag er niet aan denken dat ik een boek zou schrijven over een slager die zijn vrouw de kop inslaat en haar in zijn achterkoertje begraaft.””Ik word als het ware gebombardeerd met ideeën en halve plots, zowel onder de douche als tijdens het knopen van mijn veters of op de treinrit naar Gent.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content