Hij rekent zich tot het uitstervend ras van de volbloedzangers. Zijn leven hing ooit aan een zijden draadje, maar dankzij een gezondere leefstijl en muzikale uitdagingen wordt Joe Cocker toch waardig oud.

J oe Cocker grijpt naar zijn schouder en trekt een pijnlijk grimas als ik de Londense hotelkamer binnenwandel. “Een oude kwaal die me parten speelt”, zucht hij. “Vorige week, bij het uitgooien van mijn vislijn, kreeg ik er weer last van.” Ondanks dit klein, maar nijdig euvel is Joe Cocker gezonder dan ooit.

In de heavy jaren ’70 hield hij er wildere hobby’s dan hengelen op na. Zuipen was zijn sport. En dat deed hij heel toegewijd. Gedurende jaren pronkte zijn naam in de top-tien van rocksterren die nooit oud zouden worden.

Zijn huidige vrouw Pam was de deus ex machina die begin jaren ’80 ten tonele verscheen. De Brit overleefde dankzij de liefde van deze reddende engel. Tegenwoordig leiden zij samen een kalm, kabbelend bestaan in de volle natuur van Colorado. Cockers nieuwe leefstijl staat haaks op zijn oude. Maar als hij zijn klep opentrekt, dan is het resultaat onveranderlijk een lawine met ontzagwekkende kracht. Zijn stembanden ronken en grommen alweer, op zijn nieuwe cd No Ordinary World.

Joe Cocker: De platenfirma suggereerde om een moderner album te maken. ‘We zullen zien wat we kunnen doen’, antwoordde ik flegmatiek en sceptisch. Ik vind dat een Cocker-plaat een Cocker-plaat moet blijven. Ik ben wie ik ben. Mijn manager stelde toen voor om met Steve Power in zee te gaan, de producer van Robbie Williams. Ik heb me serieus moeten aanpassen, want Steve opteert voor een totaal andere manier van werken dan ik gewend ben. Normaal gezien ga ik met een groep de studio in, we spelen en we nemen op. Simpel. Steve bouwde laagje per laagje de songs op. Knip- en plakwerk.

Zo’n frisse wind kan uitdagen, je wakker schudden en uit de routine halen. Geen slechte zaak, toch?

Het geeft je inderdaad een duw, al moet ik toegeven dat ik in het begin bloednerveus was. Ik had er geen flauw benul van hoe dit avontuur zou eindigen.

Houdt u eigenlijk van hedendaagse muziek?

Ik ben er niet wild van, eerlijk gezegd. Ik luister wel naar Oasis, Radiohead en Blur, maar ik vind het een spijtige evolutie dat er geen échte zangers meer zijn. Ik word niet zo vaak gepakt door stemmen. Maar weet je, ik heb geen kinderen. Had ik een tienerzoon, dan zou ik waarschijnlijk alles beter volgen. Hij zou me wel weten te zeggen wat hip is. Helaas.

Wat vindt u van Robbie Williams?

Hij is best een goede zanger. Maar zijn songs vallen me tegen. Ik heb een totaal andere achtergrond dan hij: ik ben opgegroeid met blues.

No Ordinary World is een accurate cd-titel op het einde van dit millennium: iedereen en alles draait dol.

Dat klopt, maar je kan de titel ook op mijzelf betrekken. Ik leef in een ongewone wereld. Ik heb een onregelmatig, raar maar boeiend en fantastisch leven. Wat me in de titelsong aantrok, was het optimisme. Dit album is wat verder verwijderd van de blues dan mijn vroegere werk. Het is lichter, ik wilde bewust wat ruimer gaan. Kijken wat ik met mijn stem nog allemaal kon. My Father’s Son is bijvoorbeeld een heel dankbaar liedje. De nummers zijn vehikels voor mijn stem: zij geven de voorzet en ik scoor.

Over optimisme: het is logisch om de zaken positiever te zien, vanuit een mooie stek in het paradijselijke Colorado.

Ik voel me herboren, sinds ik acht jaar geleden naar Californië verhuisde. Als ik er enkele maanden verblijf, zijn mijn batterijen weer opgeladen. Mijn huidige filosofie dank ik aan de rust die ik er vind. Af en toe verzeil ik nog wel in mijn geboortestad Sheffield, uitsluitend om mijn vader te bezoeken. Deprimerend is dat. Ik zie me nooit meer terugkeren naar Engeland. Ik zou er niet meer kunnen aarden, de banden zijn doorgeknipt.

Op ‘No Ordinary World’ staat ‘While You See A Chance’ van Steve Winwood. De cirkel is rond: hij speelde al mee op uw allereerste plaat ‘With A Little Help From My Friends’.

Inderdaad. Ik was toen een grote fan van Traffic. Een van de beste bands die er ooit geweest is, als je het mij vraagt. While You See A Chance is allang een favoriet van me. Wist je dat ik in Engeland veel kritiek krijg op die cover? Ze vinden het te vroeg om het nummer terug op te pikken. Het is potverdorie al bijna twintig jaar oud! Ik wou het absoluut interpreteren, omdat ik vind dat je op het origineel niet goed hoort wat Steve precies zingt. Ik wilde de tekst beter doen uitkomen.

Steve Winwoods versie klinkt ook wat gedateerd. Met de typische synthesizerklanken van die tijd.

Eerst wilden we zijn arrangement gewoon overnemen. Tot Peter Vetesse, de producer van die track, opperde om er een strijkerspartij in te incorporeren. Dat brak de song open, gaf er een nieuwe draai aan.

Denkt u met heimwee terug aan dat debuut? Er was nog geen verleden en geen druk.

Mmmja. Ik vind het trouwens nog steeds een van mijn beste platen. We werkten er een vol jaar aan. Met ongelooflijke muzikanten. Toegegeven, vandaag de dag kan ik het me niet meer permitteren om zoveel zorg aan één album te besteden. Het is de wet van de economie die nu alles dicteert, vrees ik.

Iemand met uw status moet toch tegen zijn platenfirma kunnen zeggen dat hij meer tijd nodig heeft?

Ik zou dat in principe kunnen, ja. Maar de realiteit is dat je op die carrousel zit en er niet meer af kan. En pas op, we hebben vijf maanden uitgetrokken voor No Ordinary World. Het is niet zo, dat we er ons vlug van af hebben gemaakt. Ik wil geen half werk afleveren. Maar inderdaad, dertig jaar geleden was er geen druk. Alles is nu veel strakker gepland. Een verschil van dag en nacht.

Er hebben enorm veel muzikanten songs voor u geschreven. Zitten er mensen tussen die u ‘soulbrothers’ zou durven noemen? Auteurs waarvan u zegt: ‘Die schrijven nu precies wat ik denk en voel.’

Niet uitgesproken, maar Tony Joe White komt toch dicht in de buurt. Samen met Michael McDonald schreef hij Where Would I Be Now voor de nieuwe plaat. Over een man die na een stormachtig leven een thuishaven heeft gevonden. Over hoe je kan overleven dankzij iemands liefde, dankzij iemands vertrouwen. Dat typeert mij helemaal. Dat is de song die uit mijn koker had kunnen komen, mocht ik het songschrijversvak beheersen. Tony maakt vaker nummers op mijn maat. Toch is hij een ander type dan ik. Hij is een echte Amerikaanse country guy. Hij is een klasbak, van dat uitzonderlijk niveau heb je er niet veel. Voor elke plaat verloopt de zoektocht naar degelijk materiaal zeer moeizaam. Wie schrijft er nog songs voor een man van in de vijftig? Ja, nummers over tieners die over hun oren verliefd zijn, heb je genoeg. Maar als het wat dieper moet gaan… Tony is natuurlijk ook niet meer van de jongsten.

In ‘Different Roads’ komt de lijn: “Time has been my only friend / the truth is like a knife / it cuts right through you.” Ook herkenbaar?

Ja, al is het cru gesteld. Zeggen dat de tijd mijn enige vriend was, dat zou overdreven zijn. Als ik op mijn leven terugblik, is dat met gemengde gevoelens. Ik heb zeer veel leuke, maar ook pijnlijke herinneringen. Het komt erop neer dat ik het mezelf makkelijker had kunnen maken. Ik weet niet waarom ik mezelf zo zwaar heb toegetakeld, in de seventies. Misschien ging ik de confrontatie met mijn eigen persoon uit de weg. Ik was teleurgesteld. Op de koop toe liepen een aantal relaties slecht af. Ik was gefrustreerd omdat ik geen enkel instrument kon bespelen. Dat alles bij elkaar maakte dat ik zeer negatief ingesteld was. Van ’74 tot ’79, dat zijn mijn zwarte bladzijden. In ’80 kwam het keerpunt, toen ik mijn huidige vrouw Pam leerde kennen.

Even een oude mythe checken. Klopt het dat u met de ‘Mad Dogs And Englishmen’-tournee in ’71, die overigens heel succesvol was, slechts 800 dollar verdiende?

Vraag me het exacte bedrag niet. Ik betwijfel zelfs of het zoveel was. Feit is dat de manager er met het meeste geld vandoor ging. Ik ben in het begin van mijn carrière twee keer door managers bedrogen. Mijn toenmalige muzikale partner Chris Stainton en ik hebben bitter weinig aan die periode overgehouden.

Als je je zo uit de naad werkt en geen rooie cent op de bank hebt, vraag je je toch af: ‘Waar ben ik mee bezig? Waarom zoek ik geen fatsoenlijke job?’

Zover kwam het inderdaad bijna. Maar tegelijk vroeg ik me af wat ik dan in hemelsnaam zou moeten doen. Voor ik begon te zingen, was ik gasfitter. Geen haar op mijn hoofd dacht eraan om die baan terug te nemen. Ik moet eerlijk zijn: mensen entertainen, is het enige wat ik kan. Zelfs al was ik helemaal in de goot beland, dan zou ik nog steeds in cafés blijven optreden.

Was het eenvoudig om uiteindelijk een bonafide manager te vinden?

Ik heb een aantal managers versleten. Michael Lang onder anderen, de man achter Woodstock. Maar die heb ik ontslagen omdat het vertrouwen zoek was. Roger Davies, die al vijf jaar mijn zaken behartigt, is een van de weinigen die professioneel werkt. Met hem is alles tot in de puntjes geregeld. Een veilig gevoel. Ik heb inderdaad goed moeten rondkijken om een man van dat kaliber te vinden. Je moet iemand treffen die echt om je geeft.

U vertelde ooit in een interview dat alles anders zou gedraaid zijn, als u na ‘Sheffield Steel’ in ’82 zou getoerd hebben. Wat bedoelde u daarmee?

Dat de plaat veel beter verkocht zou hebben, als ik uitgebreid getoerd had met de groep die erop had meegespeeld. Zonde dat ik niet de hort op kon met schitterende muzikanten als de legendarische ritmesectie Sly & Robbie. Want achteraf bleek er voor ‘Sheffield Steel’, vooral in Europa, toch een publiek te zijn. Een gemiste kans. Het album stierf een zachte dood.

Is het niet frustrerend dat precies platen als ‘Sheffield Steel’ en ‘Stingray’, uw artistieke hoogtepunten, in de anonimiteit zijn weggezakt?

Je kan niets forceren. De levensloop van een plaat blijft onvoorspelbaar. Maar je hebt gelijk, ‘Stingray’ is zowat een collector’s item geworden. Het was een mooi album, maar ook verschrikkelijk donker. Dat was knal in de depressie waarover ik vertelde. Je kan het horen aan de manier waarop ik zong, dat ik niet al te gelukkig was.

Uw zangstijl bleef altijd even rauw, maar de muziek is de laatste jaren veel gepolijster. Een natuurlijke evolutie?

Mensen verwijten me soms dat ik te veel de zachte toer ben opgegaan, dat ik de blues verloochend heb. Kijk, mijn stem is mijn enige instrument. Ik wil niet steeds hetzelfde trucje herhalen. Ik wil verschillende kanten uit met die stem. Als het dan wat meer richting popmuziek gaat, is dat pech voor de puristen.

In tegenstelling tot andere ouder wordende zangers, komt er nog geen sleet op dat wonderlijke instrument van u. Integendeel zelfs. Op ‘No Ordinary World’ bent u in topvorm. Wat is uw geheim?

Dat ik zes jaar geleden stopte met roken. Ik vreesde dat ik de falset zou verliezen, maar nu kan ik de hoge tonen weer soepel aan. Dat ik zuivere lucht adem in Colorado, zal ook wel helpen. Als ik thuis ben, laat ik mijn stem rusten. Als ik niet moet werken, zing ik niet. Door al die jaren tot zes uur ’s ochtends uit te gaan, heeft mijn timbre natuurlijk wel karakter gekregen. Maar als je niet oppast, bot het na een tijd af. Soms zit ik met vrienden te babbelen en vragen we ons af hoe we die turbulente tijden doorspartelden. Het is een mirakel. We leefden in ons eigen wereldje. Als maniakken. We dachten echt dat we onsterfelijk waren. Dat eist z’n tol op een bepaald moment.

Wanneer realiseerde u zich dat het nefast kon aflopen?

Ik realiseerde het mij allang. Maar dat besef maakte nog niet meteen dat ik de situatie wilde veranderen. Ik wist goed genoeg dat we niet eindeloos konden verdergaan. Toen Jimi Hendrix en Janis Joplin stierven, was dat een serieuze waarschuwing voor ons allemaal. Het is mijn vrouw Pam die me daadwerkelijk de ogen opende. Zij begon gezond te koken en behandelde me als een mens.

Voordien had u dus niemand die u steunde? Niemand die u uit de ellende wilde sleuren?

Nee. Heel wat mensen profiteerden van me. Als je er zo slecht aan toe bent, ben je makkelijk te manipuleren. Ze konden probleemloos misbruik van me maken. Zodoende hadden ze er alle baat bij, om me niet uit de shit te halen. Het kwam hen goed uit.

Vandaar waarschijnlijk ook die zakelijke moeilijkheden met uw managers. U zag gewoon niet dat ze u bedotten.

Ik draag zeker ook schuld. Ik had beter moeten opletten. Mijn grootste blunder was dat ik mensen heel slecht kon inschatten. Mijn eerste manager Dee Anthony was me aanbevolen door mensen uit de business en ik liep er blindelings in. Zijn praktijken waren maffioos. De tweede, Nigel Thomas, zwaaide met mooie beloftes maar maakte die nooit waar. Ik heb hen verkeerd beoordeeld.

Het drama dat zich vorige zomer in Woodstock afspeelde, is symbolisch voor de teloorgang van de idealen van de sixties. ‘Love & peace’ zijn ingeruild voor geweld en hebzucht.

Ik las een reactie van Sheryl Crow in Billboard. Ze vertelde dat er een heel negatieve vibe van het publiek uitging, de agressie hing in de lucht. Als je dan miljoenen mensen bij elkaar hebt, heb je geen controle meer over de zaak. Het punt is: het festival werd ook met een totaal foute ingesteldheid georganiseerd. Je oogst wat je zaait. Vijf bucks vragen voor een glas water, stel je voor. Geldklopperij is dat. Alles wat Woodstock ooit betekende, ging totaal verloren. Van love & peace bleef weinig over, als je hoort dat er zes mensen verkracht zijn. Men moet maar eens een dikke streep door Woodstock trekken.

Was u ten tijde van het oorspronkelijke Woodstock eigenlijk een onvervalste hippie, of eerder een meeloper die daar toevallig geprogrammeerd stond?

Ik was zeer overtuigd. Ik zat helemaal in de trip. Ik liep constant het V-teken te maken. ( lacht) Sorry, maar mijn dokter wacht. Die verdomde schouder.

Joe Cocker, ‘No Ordinary World’, EMI. In concert op 3 november in Flanders Expo in Gent.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content