De wereld verbeteren staat niet op hun programma. Geëngageerd zijn ze wel. In de jeugdclub, in de gehandicaptenzorg, bij Amnesty International, in Bolivia.

Marlies van Bouwel / Foto’s Elisabeth Broekaert

Omdat er in Zandhoven nooit wat te beleven viel voor de jeugd, zorgt Peter Sels (24) er zelf voor, samen met een stel andere jongeren.

Omdat de verlichting nog niet in Zandhoven was doorgebroken, hebben we onze vzw Het Licht genoemd. Neen, dat is een grapje, we weten niet meer hoe we aan die naam zijn gekomen. Een paar jaar geleden zaten we op café, drie ex-leiders van de chiro die zich ergerden over wat er hier allemaal niet gebeurde. Bij de traditionele jeugdverenigingen kwam muziek helemaal niet aan bod. Maar ook toen we rond het milieu wilden werken, vonden de ouders van de chiroleden dat te politiek. Uiteindelijk hadden we zoveel ideeën die allemaal niet konden, dat we ze zelf zijn gaan organiseren.

Het ging er eerst kleinschalig aan toe met privé-uitnodigingen, maar er kwam alsmaar meer volk opdagen. Veel jongeren wilden zich bij ons aansluiten. Ondertussen telt de vzw 200 leden. De kern bestaat uit 15 mensen tussen 16 en 20 jaar. Om de maand nodigen we amateurgroepen uit de streek uit. Dat is om drie redenen een goede zaak : eindelijk gebeurt er eens wat, het is goedkoop, en die muziekgroepjes hebben de kans om op te treden. Daarnaast organiseren we ook muziekbeurzen, film- of poëzieavonden en tentoonstellingen.

Onze vereniging is bewust niet politiek. We horen dus niet tot de katholieke of socialistische zuil, we willen per se onafhankelijk zijn en dat wordt ons niet in dank afgenomen. We krijgen geen steun van de gemeente, we worden zelfs gediscrimineerd. Ook door de pastoor die de parochiezaal niet graag aan ons verhuurt omdat we geen katholieke vereniging zijn. Nu willen we een jeugdhuis in Zandhoven. We zijn al gaan spreken met de meerderheidsfractie in het gemeentebestuur, en we dienden bij de jeugdraad een subsidieaanvraag in. Daar hebben we vier maand hard aan gewerkt. Als het niet lukt, hebben we ludieke acties in petto of houden we een petitie om de druk te vergroten.

Naast de 15 mensen waarop we min of meer kunnen bouwen, zijn er nog tientallen die meedoen als het hen interesseert. Bestaande organisaties schrikken de jongeren af, al doen wij wel mee aan sommige activiteiten van de Derde-Wereldwerkgroep. Die wil jongeren nauwer bij hun activiteiten betrekken, maar dat lukt hun zelfs niet met de wereldmuziekfuiven. We hebben het toen eens samen geprobeerd en dat werd een relatief succes. Het gaat vooral om de sfeer. In plaats van bijvoorbeeld enkel een Afrikaanse groep te laten optreden, lieten we tussendoor muziekgroepjes uit de streek aan bod komen, van grind gore (dat hadden die Afrikanen nog nooit gehoord !) tot new wave. Het werd een hutsepot en het applaus was niet altijd even grandioos, maar de jeugd was er en de organiserende ouderen vonden het tof.

Nu ik afgestudeerd ben, voel ik zowat van overal de druk : samenwonen met mijn lief, een huisje, tuintje, auto en een job en dan kinderen. De meeste leeftijdgenoten volgen dat schema, ik zie dat niet zitten. Daarom ben ik meestal liever bij de iets jongeren. Zij hebben andere dromen. Zij willen een toffe job waarbij de inhoud telt, ze willen reizen om wat van de wereld te zien, en zijn minder materialistisch ingesteld.?

Trees Leroy (17) wil de Vlaamse jeugd meer betrekken bij Amnesty International door haar inzet in de Icarus-groep : ?En net zoals Icarus mogen we hoog vliegen en zien waar we terechtkomen.?

Op school ben ik met een Amnesty-groep begonnen. Eén klas was er al mee bezig, maar dat slabakte. Ik wilde het opentrekken naar de hele school. Nu zijn 40 van de 1000 leerlingen actief betrokken bij Amnesty. Vorig jaar op 20 oktober organiseerden we een grote Schrijf ze Vrij-dag. We hadden een gevangenis op de speelplaats laten timmeren met daarin tien gevangen leerlingen. Na elke 25 brieven kwam er een gevangene vrij. Maar dat aantal hebben we moeten optrekken tot 50 : de brieven hadden zo’n succes dat we te snel zonder gevangenen zaten.

Zo kwamen we in de lokale pers. Op het nationale secretariaat van Amnesty hadden ze me op tv gezien en vonden ze me overtuigend. Ze vroegen me of ik wilde meewerken aan het opstarten van een jongerenwerking. En daar zijn we nu volop mee bezig. In deze Icarus-groep zitten we met een tiental en we praten over wat we van Amnesty vinden en hoe het moet worden. Net zoals Icarus mogen wij hoog vliegen, we zullen wel zien waar we terechtkomen. En zoals in het verhaal zijn we ervan overtuigd dat Daedalus ons op tijd zal opvangen.

In april hebben we ons op de algemene vergadering van Amnesty International voorgesteld. We speelden het jaar 2011 : Amnesty bestaat dan 50 jaar en Icarus 15 jaar. Icarus bloeide. De voorzitter anno 2011 was een van ons en ze werd geïnterviewd. Iedereen was heel enthousiast. Op die voorstelling was ons eerste doel : onze stem binnen Amnesty laten horen.

Tot vóór die algemene vergadering waren er geen jongeren in de structuren te bekennen. Nu wel. Als je rond mensenrechten werkt, gaat het ook over de rechten van kinderen en jongeren. Ik vind dat we jongeren meer met hun neus op de feiten moeten drukken. Bovendien hebben we goeie ideeën en zijn jongeren actiever. Niet dat Amnesty vastgeroest is, maar het kan wel een nieuwe adem gebruiken.

Veel andere organisaties hebben één gebeurtenis per jaar waarin veel jongeren meedraaien, zoals 11.11.11. Er zijn ook veel jongeren lid van Greenpeace, maar dan moet je wat verkopen of folders in de bussen gaan steken. Je mag bijvoorbeeld niet mee een schip gaan enteren. Bij Amnesty kun je meer doen : je kunt zelf een brief schrijven. Bovendien is het bij Icarus prettig werken. We bewijzen dat jongeren over sociale zaken kunnen discussiëren.

Van kleins af heb ik geleerd rond mij te kijken. Ik ben de negende van tien kinderen. Je leert elkaar heel veel. Elke dag kijken we naar het nieuws en dan kijken we echt. Zo heb ik geleerd dat je niet alleen staat op de wereld. Als kind al stapte ik op voor 11.11.11., we gingen mee naar de vredesbetogingen. Mijn ouders zijn geen fanatieke activisten, zij redeneren : ‘Doe iets en doe het goed, maar rustig’.

Het zit ook in me. Ik denk na over de dingen. Heb ik een plastic doos made in China in handen, dan vraag ik me af of ze door kinderen is gemaakt en in welke omstandigheden. Als ik op een folder van Artsen zonder Grenzen een meisje zie met een afgehakte arm, dan wil ik niet wanhopig worden maar dan denk ik : ‘Doe er iets aan. ‘

In Amnesty hebben we het over de mensenrechten ver weg, maar ook hier worden ze niet altijd gerespecteerd. Mijn vader werd in december vorig jaar op 60-jarige leeftijd door de Cera aan de deur gezet omdat iemand hem niet kon hebben. Hij had niets in de pap te brokken. Zijn mensenrechten werden geschonden. Waar sta je dan ? Oké, wij hebben nog altijd wat te eten en een dak boven ons hoofd, maar zijn mond is ook gesnoerd.

Ik ben geen idealiste, daarvoor duw ik mezelf te veel met de neus op de werkelijkheid. Al is ‘we zien wel’ mijn leuze, toch blijf ik realistisch. Ik ga de wereld niet verbeteren. Ik ben bij Icarus om de combinatie van het serieuze en het plezier : in een gezellige sfeer met een groep vrienden over ernstige dingen praten en ook nog wat doen. Ik ben daarin geen uitzondering, kijk maar naar de anderen van de Icarus-bende of naar het groot scholierenparlement dat we hier in Deinze hebben georganiseerd. Mensen zijn geen eenzaten, zeker de jongeren niet. Het is leuk om samen uit de bol te gaan of op kamp goed aan mekaar te hangen. Ik geniet ervan om me in een groepje te amuseren, dan voel je dat je er niet alleen voor staat. Ik ben geen kuddewezen, maar een groepswezen.?

Het leven van Saskia Verreycken (22) draait rond De Kreek, een organisatie die vakanties op poten zet voor gehandicapten. En hoe meer zij genieten, hoe gelukkiger Saskia is.

In de helft van mijn leven, elf jaar geleden dus, belandde een neef van een vriendin in een rolstoel en hij ging op vakantie met De Kreek. Mijn vader werd toen als monitor gevraagd. Wij, de kinderen, gingen mee. Ik was direct weg van die mannen. Op die elf jaar ben ik twee keer niet meegegaan omdat mijn ouders onze vakantie anders hadden gepland. Dat vond ik een drama. Sinds mijn zestiende heb ik geen enkel kamp meer overgeslagen. Nu ben ik zelf monitrice.

Ik doe dit omdat ik het graag doe. Ik zie die mensen doodgraag en zij zien mij ook graag. Dat laten ze voelen als je hen vastpakt en knuffelt. Al zijn ze mentaal gehandicapt, ze zijn snugger. Soms lijkt het alsof ze niets onthouden, maar dan zeggen ze opeens : ‘Hebben we dat vorig jaar al niet gedaan ? ‘

De Kreek wil deze mensen tijdens hun vakantie een heel andere wereld aanbieden. Willen ze wandelen, dan wandelen we. Willen ze vissen, dan vissen we. Daar genieten zij van. En dat is de bedoeling : hen van A tot Z laten genieten en hoe meer zij genieten, hoe meer wij dat ook doen. Ze geven me vriendschap en affectie. Ze leren mij vooral dat ik het me niet zo moeilijk moet maken. Ze hebben een ongelooflijke pluk-de-dag-mentaliteit.

De instellingen laten hen graag gaan. Die kerels zijn soms moeilijk, vragen veel aandacht. Op kamp kan veel. Zo is er iemand die graag met de lichtknop speelt. Daarom moet hij op een aparte kamer slapen, maar tijdens een dansavondje laten we hem gewoon doen. Bij de Kreek mag het elke dag feest zijn, maar geen kermis. Het is genieten binnen de grenzen, maar die zetten we heel ruim.

Het is niet altijd gemakkelijk. Ik ben nog jong en sta daar soms tegenover mensen van dertig of vijftig. En met veel simpele dingen heb ik geen ervaring. Als iemand een woedeaanval krijgt, weet ik niet goed wat ik moet doen. Dan ben ik blij dat ik op iemand kan terugvallen, op een oudere monitor of op mijn vader.

Toen ik zestien was, vroeg ik alles aan de ouderen. Nu komen zestienjarigen naar mij. Ik noem me nog geen vaste waarde, maar ik heb wel mijn plaats binnen de Kreek. De Kreek draait op mensen van boven de dertig en een groep jongeren van rond de twintig. Het zijn geen aparte groepen, maar wij, jongeren, moeten ons nog meer bewijzen.

Daarom organiseerden we twee jaar geleden met vier jongeren een spaghettiavond voor 150 mensen. We hadden brieven gestuurd naar ouders en monitors en bedelbrieven voor tombolaprijzen. Een week lang stapte ik met een vriendin allerlei bedrijven binnen om prijzen te vergaren. Die avond bracht veel op : niet alleen financieel, maar ook winst voor de jongeren. Het was mijn manier om een vaste plaats te krijgen. Ik ben nu de oudere van de jongeren, dat doet me goed. Ik heb die bevestiging nodig, zij weten dat ze iets aan mij kunnen vragen.

Omdat ik graag een functie had binnen de Kreek, heb ik mezelf uitgeroepen tot verantwoordelijke voor het groepsmateriaal. Ik schreef tal van bedrijven aan, en zo verzamelde ik ballonnen en schrijfgerief. Het moeilijkst is het loskrijgen van verkleedkleren en pruiken. Dat van die pruiken is me gelukt, voor de kleren heb ik me met mijn vriendin Stiene achter de naaimachine gezet. Stiene is ook mijn kotbazin, en net als veel andere vrienden van de Kreek is ze over de dertig. Tijdens de examens maakte ze dagelijks eten voor mij. Dat is eigen aan de mentaliteit van de Kreek : ‘Ik doe iets voor jou zonder er iets voor terug te willen’. Zelf kan ik dat nog niet zo goed, ik wil dat van hen leren.

In de loop van het jaar zijn er soms georganiseerde weekends, maar eigenlijk staat het hele jaar in het teken van de zomerkampen. Ik steek er veel tijd in, ga er heel ver in. Dat kan gevaarlijk zijn, want ik heb daarbuiten weinig om op terug te vallen. Mijn vorige vriend was jaloers op de Kreek. Mijn huidige vriend begrijpt me. Tijdens het kamp werkt hij in de keuken van de Kreek, ik ben bezig met mijn groep en we storen elkaar daar niet bij. Die vrijheid miste ik bij mijn vorige vriend. Tijdens zo’n kamp ben ik heviger dan tijdens het jaar ; nadien ben ik leeggezogen, en blijf ik nog lang nagenieten van wat er is gebeurd.?

Yoke Cieters (17) is met Vrijwillige Internationale Actie naar Bolivia vertrokken om er zich een jaar nuttig te maken. Zo heeft ze de kans heel andere ervaringen op te doen.

Eerst blijf ik een maandje in La Paz met andere vrijwilligers uit de hele wereld. We krijgen een cursus Spaans en ik logeer bij een gastgezin. Daarna gaan we elders in het land aan de slag. Ik heb een aantal voorkeuren opgegeven. Het liefst zou ik met straatkinderen werken of anders met de Boliviaanse indianen in een of andere mensenrechtenorganisatie.

Na het zesde jaar van de middelbare school wilde ik graag een jaar weg. Eerst dacht ik in een ander land het laatste jaar opnieuw te doen, maar dat blijft te veel vakantie.

Vorig jaar kwam ik voor het eerst in contact met VIA. Daar zorgde mijn moeder voor. Zij had vroeger een bouwkamp gedaan en dacht dat het wel wat voor mij was. Ik ben zo’n kamp eens gaan bekijken, het was maar voor één week. Dat viel erg goed mee. Het originele was het samenzijn met mensen van verschillende nationaliteiten. Daar hoorde ik over de mogelijkheid om een jaar vrijwillig in het buitenland te werken. Dat was precies wat ik zocht.

Ik volgde dan een aantal weekends. Er waren 19 plaatsen voor 40 kandidaten en ik werd geselecteerd. Ik kon het land van bestemming kiezen. Ik wilde het liefst naar een Latijns-Amerikaans land waar nog een indiaanse cultuur was.

In Bolivia ga ik de wereld niet verbeteren. Van dat idee mag je niet vertrekken. Ik vind het leuk om een jaar uit de studies te stappen. En zij hebben mensen nodig. Ik vond dat ik niet mocht twijfelen. Ik wil ook al zo lang eens naar Zuid-Amerika, niet om als rijke Europeaan mijn goede kant te laten zien, maar om gewoon mee te draaien in een plaatselijke organisatie.

Ik wil het gevoel hebben dat ik iets nuttig doe. Hulp is bij de projecten voor straatkinderen altijd welkom. Ook al is het kleinschalig, iets nuttig doen, doet me goed.

Ik ben ook avontuurlijk, ik wil laten zien dat ik dat kan. Het is nodig om me te bewijzen. Bovendien hou ik van talen. Daarom deed ik het laatste jaar van de humaniora in Rixensart in het Frans. Hier in Diest heb ik mijn vrienden en ik heb mijn buitenland-plannen lang uitgesteld. Een jaar geleden was het nu of nooit. Ik vind dat als je de kans hebt, je zoiets moet doen. Ik wilde graag goed Frans spreken, en nu wil ik Spaans leren.

De meeste mensen vinden het tof dat ik dit doe, maar ze zouden zelf niet zo rap een stap in het onbekende zetten. Ze vinden dat ik een jaar verlies. Maar ik ga met een pak ervaring terugkomen. Ik ben meer bang voor de aanpassing na mijn terugkeer. Ik zal na een jaar vervreemd zijn. Ik zal mijn vrienden en mijn ouders missen, ik ben erg aan hen gehecht. Maar ik krijg iets anders in de plaats en ik zal hen veel brieven schrijven.?

(met de klok mee) Yoke, Peter, Saskia en Trees (zittend) : geen ijl idealisme, maar concrete actie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content