Wie was de jonkvrouw in de slottoren ? Dat vroeg ik me als kleine jongen altijd af als ik vanuit onze flat in Ledeberg in de verte het Gravensteen zag liggen. Nu woon ik er vlakbij en ga ik er vaak heen met de kinderen. Wat er achter al die zware deuren met spijkers schuilgaat ? Waarschijnlijk niets, maar je kunt er wel geweldig over fantaseren.

Amerika heeft cowboys, Japan samoerai en wij ridders. Dat is onze mythologie, ons collectief bewustzijn. Maar vreemd genoeg zijn er niet zoveel ridderverhalen. En vrouwen en kinderen komen in de geschiedenis van de Middeleeuwen al helemaal niet aan bod. Daar wilden Pat van Beirs en ik met Jonkvrouw iets aan doen. Noem ons een stel feministen.

Een opstandig meisje in een wereld die doldraaide, zo stellen wij ons Margaretha van Male voor. De rebel die we allemaal een beetje willen, maar niet durven zijn. Verward ook, zoals zovelen onder ons. Er zijn trouwens nogal wat overeenkomsten tussen de veertiende eeuw en nu. Het klimaat veranderde, aids heette toen de pest, de kruistochten waren mislukt, de oorlogsdreiging was reëel. Toen al leek het einde van de wereld heel nabij.

Me inleven in de psyche van een vijftienjarig meisje, het was niet echt lastig. Omdat ik opgroeide tussen allemaal nichtjes en nog op een meisjesschool heb gezeten. En omdat ‘onze’ Margaretha zo slim en grappig is. Ik vrees dat Pat en ik allebei een beetje verliefd op haar zijn geworden.

Mijn grootmoeder was ouvreuse in de Capitole. Van haar erfde ik mijn voorliefde voor John Wayne en groene, glibberige buitenaardse wezens die niet met twee woorden spraken. Ik was meer een film- en stripverhalenkind dan een boekenkind : ook nu nog denk ik in scènes, niet in hoofdstukken.

Een roman schrijven is de totale vrijheid. Een filmscenario is meer een werkstuk, iedereen heeft daar zijn zeg over, er zijn technische beperkingen en nooit genoeg geld. De Slag bij Poitiers verfilmen ? Vergeet het, er zal maar een paard een been breken.

Liever samen dan alleen, ook bij het schrijven. Ik heb die stimulans nodig, dat sociale contact. Het lachen ook ; in de actiescènes hebben Pat en ik ons geweldig laten gaan.

Ik haat moeilijke woorden. Ik mag er niet aan denken dat een jonge gast ons boek midden in een schermscène moet neerleggen om een woordenboek te raadplegen. Moet kunnen, een boek over de Middeleeuwen zonder ‘wambuizen’. Deed mij altijd al aan loodgieterij denken, dat woord.

I love you, I love you. Clichés, ik kan er niet tegen. Niet in films, niet in boeken. Daarom ook hebben we geen schoonheid van onze jonkvrouw gemaakt. Ze is een echte vossenkop, zoals haar vader. Mannen vallen voor haar temperament, haar esprit.

Een verhaal dat nog niet af is, koester ik angstvallig. Anders is het wég, nog voor we het geschreven hebben. Ik wil zelf gepakt worden en het liefst op een manier dat ik het niet verwacht. De eerste lezer is mijn vrouw Virginie, een zeer letterhongerig en kritisch mens. Als zij zich aan het eind van elk hoofdstuk afvraagt wat er nu weer gaat gebeuren, zit het goed.

Mijn leven is een chaos. Altijd ben ik met twee, drie projecten tegelijk bezig. De audiovisuele wereld is hard, voor elke film moet jarenlang gevochten worden. En om halfvijf haal ik mijn drie kinderen van school. Dat hou je alleen maar vol als je graag werkt én goed omringd bent, door vrouw, vrienden en collega’s.

:: Jean-Claude van Rijckeghem en Pat van Beirs, ‘Jonkvrouw’, uitgeverij Facet, voor lezers vanaf 14 jaar, 280 p., 17,95 euro.

Tekst Linda Asselbergs I Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content