Hulde aan de dierenarts die mij vertelde dat ik als vloerbedekking in de vogelkooi gewoon krantenpapier kan gebruiken. Niet alleen is dat aanzienlijk economischer dan schelpenzand of pantserlinoleum, het is ook therapeutisch en amusant om te zien hoe de uitwerpselen van de kanarievogel zich in de loop van de week optorenen op persoonlijkheden naar keuze, Jean-Marie Dedecker of anders wel de schrijver Peter Verhelst, van wie de neus een bijzondere aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen op de voortbreng- selen der cloaca.

Intussen, natuurlijk, hou ik mij bezig met belangwekkender zaken, zoals de vraag waar nu de grootste dreiging van uitgaat voor de toekomst van de mensheid : van Islamitische Staat of van tsaar Poetin. Van ebola hoor je nog weinig, nu het vissenoog van de media zich daarvan afgewend heeft en nog voornamelijk aandacht heeft voor de griepepidemie dichterbij, die wild om zich heen schijnt te grijpen.

Soms ontvlucht ik het bestaan binnen de 31 oe muur van mijn appartement (ik heb ze eens geteld, soms wil je zoiets opeens weten. In de 32ste zat het doorgeeflijk tussen woonkamer en keuken, vaak behoeft men maar één letter te verschrijven om een woord met een geheel andere betekenis te bekleden, taal blijft een waarlijk wonderbaarlijk verschijnsel) en hijs mij lichtvoetig in de wagen, inmiddels goed voor 339.000 en een handvol verdwaalde kilometers. Vervolgens trek ik mij niets van de klimaatopwarming aan en rijd kriskras door het Vlaamse land, speurend naar glimpen van exotische vrouwen, die doorgaans intensere blikken hebben dan de inheemse. Soms wordt mijn blik belemmerd door reclamepanelen van pakweg Deutsche Bank, met norse zwartwitmensen die vragen stellen die even diepzinnig zijn als de tijdgeest, zoals bijvoorbeeld : “Beste bankier, waarom heb ik ’toevallig’ hetzelfde fonds als mijn buurman ?” Ik stel mij talrijke levensvragen, de een al prangender dan de andere, maar op die was ik zelf nog niet eerder gekomen.

Soms kom ik tijdens die verstrooitochten achter een bus terecht van de firma Van Hool, type NewAG300, een typebenaming die met new age weinig van doen blijkt te hebben. Busbouwers zijn zelden wierookzwaaiers of gebruikers van klankschalen. Tijdens zo’n rit, waarbij de chauffeur er een erezaak van maakt om bij elke halte roekeloos uit te zwenken, valt het mij op dat zelfs de bussen zijn veranderd. Ze hebben geen rechte stangen meer om je aan vast te houden, maar van die scheve die knalgeel gekleurd zijn. Ze hebben venijnige, priemende koplampen, zodat ik de indruk krijg dat zelfs de voertuigen vroeger zachtmoediger waren.

Zo rijd ik achter de hedendaagse bus en denk aan de bussen van weleer, toen iedereen nog leefde en de oorlogen veraf schenen. Vreemd hoe zoiets, achteraf bekeken, kan behoren tot de memorabelste momenten in je leven : die ritten huiswaarts in een doorzonde, bulderende bus tussen geheimzinnige hoge huizen, met het rode belletje dat feestelijk aanging. Je huid die nog naar chloor ruikt en het vooruitzicht op een eindeloze woensdagnamiddag, met soldaatjes om gezellig om te knikkeren en welriekende strips van Piet Pienter & Bert Bibber. Het geweldigste was wellicht de volmaakte afwezigheid van zorgen, wat je niet echt naar waarde kon schatten omdat je dacht dat dat de gewone toestand was, zoals de afwezigheid van ziekte normaal lijkt in het blikveld van de kerngezonde. Het ergerde je zelfs als zo’n pretbederver van een volwassene, met betweterige oogjes en een stem vol walgelijke weemoed, zei dat dit De Mooiste Tijd was Van Je Leven. Je begreep dat niet, het leek onrechtvaardig. Hoe kon dit de mooiste tijd al zijn als alles nog moest komen en je nog maar amper geleefd had ?

Soms zat er ook een meisje op de bus dat Mia heette en een litteken op haar neus had, lang voor zij in dat liedje voorkwam.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Het geweldigste was wellicht de volmaakte afwezigheid van zorgen, wat je niet echt naar waarde kon schatten omdat je dacht dat dat de gewone toestand was

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content