DEFOORT HAD EEN SLIM IDEE

Ooit toerde de beginnende pianist Kris Defoort nog met de oude Lionel Hampton door Amerika, één van de vele schnabbels die hem door de harde en dure leerschool van New York hielpen. (Een auditie als begeleider voor dronken zakenlui in een Japanse bar karaoke live ! mislukte jammerlijk, maar hielp hem wel aan zijn indrukwekkende levensgezellin. Maar dat is een ander verhaal.)

Terug in België begon Defoort minder te spelen en, met sukses, meer te schrijven. Eerst voor het ensemble KD’s Basement Party, dan als de belangrijkste komponist en arrangeur voor Octurn. Beiden namen een album op voor het huismerk De Werf. (“Chromatic history” van Octurn werd in deze rubriek al vroeger aanbevolen.) In opdracht van het ondernemende kunstencentrum in Brugge werkt Defoort momenteel aan een groots opgezette orkestrale suite rond “A love supreme”, de mystiek geïnspireerde kompositie van John Coltrane.

“Het pianospelen geraakt helemaal op de achtergrond en daar moet wat aan gedaan worden”, meldde Defoort een goed jaar geleden. Met bassist Nicolas Thijs en drummer Dré Pallemaerts vormde hij een trio dat na wat proefrijden in De Kaai, het rovershol van de Brusselse scène, een reeks koncerten gaf in intimistische zaaltjes zoals De Werf en klubs zoals Travers en de Sounds. Pallemaerts liet detapes meedraaien en een keuze uit vele uren materiaal verscheen nog net voor eindejaar op “KD’s decade live”.

Defoort had voor dit album een slim idee. In de jazz wordt vaak teruggegrepen naar popsongs van lang geleden die intussen uitgroeiden tot standards. Waarom, zo dacht hij, voor de verandering eens niet een paar popsongs van nu op het repertoire gezet ? Eerlijk gezegd, die onverwachte zet doet “KD’s decade live” méér lijken dan wat het in werkelijkheid voorstelt een aardig trio-album maar zoals er wel meer zijn. “Sometimes it snows in april” (Prince), “Sex & drugs & rock & roll” (Ian Dury), “Walking on the moon” (Sting), staan naast stukken van Thelonious Monk en Defoort zelf, en klinken niet eens alsof zij uit een andere wereld komen. Dury’s suksesdeuntje zou met wat goede wil van Ornette Coleman kunnen zijn, vond ik, en even later schoot het me te binnen dat het inderdaad werd gejat van een baslijn van Charlie Haden op één van Colemans Atlantic albums. “Walking… ” kan dan weer doorgaan voor één van die broze schetsen van de hand van Bill Evans. De vrijwel naadloze versmelting van de popsongs met de rest van het programma komt natuurlijk door de erg klassieke, puur akoestische bezetting en de wel zeer on-popachtige aanpak. Defoort, Thijs en Pallemaerts brengen van die illustere liedjes geen getrouwe vertolkingen, maar beschouwen ze als een aanleiding om te doen wat zij altijd doen. Een gesofistikeerde vorm van verstoppertje spelen met tema en motief een melodie, een paar akkoorden, een ritmische figuur die slechts zelden in hun oorspronkelijke gedaante opduiken.

Vaak doen zij dat met sukses. Toch lukt het niet altijd om de spanning erin te houden. De ruim negen, zelfvoldane minuten van het openingsstuk, Defoorts “Neighbourhoods II”, vallen mij zeer lang. Het zogenaamd onverwachte oproepen van het tema midden in een stuk wil wel eens erg voorspelbaar gebeuren (“Sex… “). Soms struikel ik over een ritmisch stroeve, onhandige passage (Defoorts “Looking around”). De gevaren van de live-opname ? Of gewoon een zwak punt ?

Daar staan tegenover het alerte, intelligente samenspel van het trio en Defoorts groeiende autoriteit als pianist. Van de jongere generatie blijft hij ongetwijfeld diegene met het avontuurlijkste temperament, en met een on-Belgische nieuwsgierigheid naar de heel verschillende tradities die samen de jazz vormen.

“KD’s decade live” werd noodgedwongen en met kenmerkende zorgvuldigheid geproduceerd door, alweer, de Werf. Het geeft nogmaals te denken over het dynamisme van de landelijke platenfirma’s en de lamlendigheid van de overheid die al jarenlang de wenkende kans laat liggen om de jazzproduktie systematisch te stimuleren.

Kris Defoort “KD’s decade live” (Werf/distr. AMG)

ROB LEURENTOP

DE BIOGRAFIE VAN BILLIE HOLIDAY

Over Billie Holiday (1915-1959) verscheen al heel wat literatuur. Maar nu heeft de beroemde zangeres eindelijk een biografie die naam waardig. Donald Clarke schreef “Wishing on the moon”, zo genoemd naar één van haar vroege songs waarvoor Dorothy Parker de lyrics bedacht. Clarke rekent niet alleen af, voor zover dat nog nodig was, met de hopeloos inakkurate autobiografie “Lady sings the blues”, een public relations-stunt uit 1956 die Holiday misschien niet eens zelf gelezen heeft, laat staan geschreven. (De diva las overigens uitsluitend comics.) De auteur kreeg ook toegang tot privé-archieven die nieuw licht werpen op de geboorte en de jeugd van de zangeres, interviewde nog niet eerder geïnterviewde familieleden en andere overlevenden uit die en latere periodes, en kon de hand leggen op nooit eerder gepubliceerd materiaal uit de erfenis van researcher Linda Kuehl. Het boek plaatst Holidays muzikale carrière, haar turbulente seksleven en haar diverse verslavingen onbevangen en met veel zin voor detail in een sociale en psychologische kontekst. Clarke doet dat zonder vals sentiment, maar met een duidelijke ondertoon van bewondering en liefde voor zijn onderwerp. Billie Holiday lijkt op elke bladzijde tot leven te komen en de lezer misschien het mooiste kompliment krijgt zin om haar platen weer uit de kast te halen. “Wishing on the moon” verscheen al een paar maand geleden in Amerika, maar ik zag hem nu pas hier in de winkel. Aanbevolen.

– Donald Clarke, “Wishing on the moon, the life en times of Billie Holiday”, Viking/Pinguin New York, 468 blz., ongeveer 1100 frank. (Eventueel op bestelling verkrijgbaar bij o.a. W.H. Smith, Brussel)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content