In plaats van “in één keer raak” werd het een aaneenschakeling van gecompliceerde zwangerschappen, miskramen en pogingen tot in-vitrofertilisatie. Judith Uyterlinde maakt er in “Eisprong” geen melodrama van, maar beschrijft scherp en met humor hoe ze incasseerde dat de buitenwereld zich schijnbaar probleemloos voortplant.

Ze zegt dat dit haar eerste interview is, dat ze gewoonlijk zelf de vragen stelt. Ik zeg dat ik me ook wat onwennig voel omdat uit haar boek gebleken is dat in deze delicate materie gauw een woord te veel of te weinig of verkeerd wordt gezegd. Ze stelt me gerust, zegt dat wat ze in het boek beschrijft al een paar jaren achter haar ligt en dat ik mag vragen wat ik wil.

Judith Uyterlinde werkte als redactrice voor uitgeverij Novib, en zit nu bij de Bezige Bij. Toen ze nog geen dertig was, vroeg ze tijdens een wandeling in New Orleans aan haar partner of ze niet samen een kind zouden maken. In Eisprong beschrijft ze de zeven moeilijke jaren die volgden op die terloopse vraag.

Dit boek kan een steun zijn voor wie gelijklopende ervaringen heeft; voor anderen kan het begrip bijbrengen zodat ze vriendin, zus of collega niet langer met een dooddoener wandelen sturen. Ook de medische wereld kan hier allicht nog wat bijleren over de emotionele turbulenties die mensen met vruchtbaarheidsproblemen doormaken. Toch blijf je achteraf met de vraag zitten of de omgeving wel goed kán reageren. “Als ze niets zeggen, is het niet goed, als ze wel iets zeggen, is het ook verkeerd”, had haar man ooit tegen haar gezegd.

Judith Uyterlinde: “Het is inderdaad erg moeilijk om het goed te doen. En ik merk dat ik, nu ik in een andere fase zit, het ook weer moeilijk heb om goed te reageren in zo’n situaties, ook al kan ik het me beter voorstellen dan iemand die het niet heeft meegemaakt. Eigenlijk is het voor een buitenstaander altijd lastig om om te gaan met pijn en verdriet van anderen. Ik hoop dat ik door dit proces van binnenuit te beschrijven daar iets zichtbaar van heb kunnen maken. Maar ik weet niet of mensen er daardoor ook beter op zullen kunnen reageren. Het ligt bij iedereen ook anders. Een vriendin vroeg me een lijstje met tips. Ik kon alleen maar zeggen dat ík het belangrijk vond dat mensen mij de ruimte gaven. Ook bij andere vormen van verdriet of verlies is het altijd prettig als mensen laten merken dat ze het erg voor je vinden, zonder dat je vervalt in een soort meewarigheid of medelijden, en dat ze je de mogelijkheid bieden om er wel of niet over te vertellen. Dat kan natuurlijk het best door te vragen: ‘Hoe is het met je?’ Dat is toch een eenvoudige vraag?”

U schrijft dat u zich verschrikkelijk ergert aan mensen die alles aan hun eigen Persoonlijke Ramp spiegelen – “Eenzame lieden die alles afdoen met: ‘Jij hebt tenminste een partner'” -, maar dat u toch op een bepaald moment bij uzelf ook een zekere verzuring vaststelde.

Judith Uyterlinde: Ja, het wordt zo frustrerend en ingrijpend als je graag een kind wil en het lukt niet, terwijl iedereen om je heen zich in een enorme vaart en zonder enig probleem lijkt voort te planten. In mijn omgeving was er ineens echt een babyboom en ik vond dat heel moeilijk. Tegelijk vond ik het irritant dat ik daar zo mee zat, want je wil jezelf niet als een jaloers wezen meemaken en je wil dat ook niet ten opzichte van anderen zijn. Want alles verziekt daardoor: je relatie met je partner, je vriendschap met je vriendinnen. Dat maakt je dan eenzaam. Tegelijk kan je het moeilijk onder woorden brengen omdat het zo verweven is met onaangename gevoelens die je niet graag toont en die je zelf vaak ook niet goed begrijpt. Het is een soort wervelstorm van emoties die pas een verhaal wordt in je hoofd als je het achter de rug hebt en je er afstand van kan nemen.

Toen ook uw beste vriendin zwanger werd, noemde u dat “onverteerbaar”. Waarom?

Omdat ik tot dan alles met haar had gedeeld, we belden elkaar altijd als er iets aan de hand was. Op het ogenblik dat zij zwanger werd, was ik al een aantal jaren hard aan het proberen en ik vond het vanzelfsprekend dat zij daarbij betrokken was zoals ik bij alles van haar betrokken was. Dat patroon werd nu doorbroken. Ik had het niet verwacht, het was een schok. Blijkbaar had ik de mogelijkheid dat zij ook zwanger zou kunnen worden helemaal uit mijn hoofd gebannen. Ook een beetje raar, eigenlijk.

Toen ik haar – ze is nog steeds mijn beste vriendin – het boek liet lezen, vond ze het met terugwerkende kracht jammer dat ze mij toen niet beter had aangevoeld. Maar dat kon gewoon niet, onze ervaringen stonden te haaks op elkaar. Er was eigenlijk niets aan te doen.

Mensen zullen wel schrikken als ze lezen dat geboortekaartjes soms met tegenzin geopend worden.

Toch hoor je van iedereen die moeilijkheden heeft met zwanger worden dat geboortekaartjes en kraambezoeken confronterend zijn: bij anderen gaat het allemaal wel en bij jou niet. Je geeft dat tegenover vriendinnen niet graag toe want je wil die vriendschap niet kwijt. Toch moet je je over veel frustratie heen zetten om je blij te tonen voor die ander.

Geen kaartje sturen is natuurlijk geen oplossing. Het moeilijkste vond ik als er vanuit een goedbedoelde medevoelendheid niks gezegd werd, want “daar zal ze wel niet tegen kunnen”. Toen ik als een van de laatsten vernam dat mijn zus zwanger was, vond ik dat een beetje beledigend. Ik stelde het daarentegen op prijs als vriendinnen mij juist in een vroeg stadium op de hoogte brachten en dan liefst in een persoonlijke ontmoeting. Wanneer je het op een familiefeest te horen krijgt, in het bijzijn van iedereen die dan heel enthousiast is, kan het moeilijk zijn om je meteen een houding te geven. Het helpt ook als men duidelijk maak dat men best begrijpt dat het voor jou misschien niet alleen leuk is.

Anderzijds kan het ook prettig zijn als je op kraamvisite wél het kind op schoot krijgt. Het is gewoon ingewikkeld, er bestaat geen standaardmanier.

U schrijft dat u voordien nogal sceptisch stond tegenover het moederschap. Toch werd het voor u een ingrijpende, opslorpende belevenis.

Dat vond ik zelf ook verrassend. Ik had nooit gedacht dat dat zo belangrijk kon worden. Je komt in een soort molen terecht waardoor je niet goed meer weet hoe belangrijk je het nu vindt en of je nog moet doorgaan. Dat is ingewikkeld, want je moet iedere keer nieuwe keuzes maken. Als je dan dat hormonale gevoel – “ik wil per se” – niet hebt, dan kijk je af en toe vreemd naar jezelf: “Waarom doe ik toch zo moeilijk?”

Het is terloops begonnen, lichtzinnig bijna, zoals bij de meeste mensen. Als het allemaal goed was gegaan, was ik nu waarschijnlijk een moeder die zich belemmerd zou voelen door haar kinderen en die zou klagen dat ze zoveel tijd en aandacht vragen. Ik heb nu twee kinderen geadopteerd en ik heb het gevoel dat ik niet zo van hen zou genieten als het voordien niet zo lastig was geweest.

Aanvankelijk stond u niet erg open voor adoptie.

Sommige mensen willen uit een soort idealisme adopteren en dat heb ik nooit gehad. Op een bepaald ogenblik dacht ik: “Waarom is het eigenlijk zo belangrijk dat het kind uit mij voortgekomen is?” Dat ik uiteindelijk twee meisjes uit Guatemala heb geadopteerd, is min of meer toevallig gegaan. Ik kwam in contact met adoptieouders en zag dat dat eigenlijk net zo leuk of net zo vervelend was als elders. Toen dacht ik: “Waarom niet op die manier?” Adopteren heeft weinig te maken met de behoefte om goed te doen. Het is net zo egoïstisch als wanneer mensen zelf een kind op de wereld willen zetten.

U schrijft dat u eraan gewoon was dat de dingen liepen zoals u wou. De zwangerschapsproblemen confronteerden u met het feit dat u niet alles kon beïnvloeden. Heeft dat uw doorzetting aangewakkerd?

Misschien wel. Ik kan me moeilijk bij tegenslagen neerleggen en ben daardoor nogal vasthoudend. Ik beschrijf ook hoe ik maar bleef ploeteren om mijn rijbewijs te halen, want als elke idioot aan het stuur kan zitten, waarom zou ik dat dan niet kunnen? Dat gevoel had ik ook nu: zwanger worden is zoiets simpel, waarom zou mij dat niet lukken? Op een gegeven moment merk je dat niet alles met doorzettingsvermogen te bereiken is en dat er factoren kunnen zijn die de dingen die je wil, belemmeren of onmogelijk maken. In die zin is het wel een oefening in nederigheid of bescheidenheid geweest.

Ik heb veel meegekregen in het leven: ik ben in Nederland geboren, in een goed milieu opgegroeid, heb een goede opleiding genoten. Dit was eigenlijk de eerste grote tegenwerkende kracht in mijn leven, misschien dat het daarom ook zo moeilijk te verteren was. Maar ook voor mensen die misschien niet zo bevoorrecht zijn – en misschien nog meer voor hen – veroorzaakt dit een belangrijk crisis in hun leven. Of je nou zo’n doordrammer bent als ik of de dingen wat lijdzamer ondergaat: het is iets wat diep ingrijpt.

Voordat u eraan begon, was u een gezonde en levenslustige vrouw. Vijf jaar later zat u in zak en as, onder de hormonen, enz. Waar lag voor u de grens?

Op voorhand denk je: zo belangrijk is het nu ook weer niet, er zijn zoveel andere dingen die het leven de moeite waard maken. Maar je merkt dat je steeds grenzen verlegt en niet wil stoppen. Het is heel moeilijk om te stoppen.

We hadden ons voorgenomen om drie IVF-pogingen te doen, maar dan verzin je toch allerlei slinkse trucs om verder te gaan. Ik had bij mijn eerste poging een infectie gekregen, dus telde ik die niet meer mee. Uiteindelijk heb ik vijf IVF-pogingen gedaan. Achteraf heb ik aan de ene kant spijt van IVF, ik vind het zonde van alle energie, het is een rotjaar geweest. Het was ook het jaar waarin ik het slechtst tegen het geluk in mijn onmiddellijke omgeving kon. Ik was niet goed in staat om boven mijn eigen beslommeringen uit te stijgen en te zien dat het leven gewoon doorging, dat andere mensen hun eigen leven hebben. Men had ons wel gewaarschuwd dat IVF ook emotioneel belastend is, maar het hakte toch meer in dan ik verwachtte. Ook door die hormonenkuur geraak je behoorlijk van slag.

Achteraf begrijp ik niet waarom ik niet veel eerder op de gedachte ben gekomen om te adopteren. We hebben het nu nog net kunnen doen, maar als we nog wat gewacht hadden, waren we op de leeftijdsgrens gestoten. Nu denk ik: “Jeetje, al dat gedoe terwijl we nu zoveel plezier hebben van de meisjes.” Maar blijkbaar is toch dat hele proces nodig geweest om die stap te kunnen zetten en was ik daar eerder niet toe in staat.

Ook de relatie met uw man kwam in die periode onder druk te staan.

Als je partner graag kinderen wil en je kan hem die niet geven, veroorzaakt dat een gevoel van onmacht en falen. Dat tast je zelfbeeld aan. Maar ik ben ook wel trots, hoor. Ik heb altijd gedacht: als hij me om die reden niet meer moet, flikkert hij maar op want ik heb wel meer in huis. Ik ben blij dat ik dat gevoel van eigenwaarde heb kunnen vasthouden, anders kan je heel diep wegzinken in een depressie.

Maar ik ben in de liefde ook wel wat jaloers ingesteld, en dat gevoel werd aangewakkerd. Want met een ander zou hij wel een kind kunnen maken. Ik weet niet of het zover gaat dat je om die reden, om te voorkomen dat je partner met iemand anders gaat, zwanger wil worden, maar het is wel bedreigend.

Wonderbaarlijk bleef onze seksuele relatie ondanks alles prima. Ik hoor van veel mensen – en ik kan het me ook goed voorstellen – dat het een crime kan worden als je denkt: “We moeten weer”. Als dat bij ons niet zo goed was gebleven, was de relatie waarschijnlijk wel uit elkaar geknald. Nu, dat is achteraf gepraat. Mijn man heeft veel humor en relativeringsvermogen waardoor we het ook een beetje leuk konden houden. Als die voortdurend had meegehuild, zou het moeilijk zijn geworden. In het begin nam ik het hem kwalijk dat hij er zo laconiek bij bleef, maar uiteindelijk heeft dat een positieve rol gespeeld.

Bestaat er zoiets als recht op een kind?

Het is lastig daar een antwoord op te geven. Ik denk het niet. Het is niet iets wat je kan eisen. Maar het wordt moeilijk als andere mensen gaan bepalen of jij wel of niet recht hebt op een behandeling. Die mensen beseffen niet hoe wezenlijk die wens kan zijn. Al die medische voortplantingstechnieken vind ik op zich positief, net als alle andere medische technieken die de kwaliteit van het leven kunnen verbeteren. Als iemand op zijn 65ste een hartaanval krijgt, hoor je niemand zeggen dat die persoon geen recht meer heeft op een verder leven. De keerzijde van die nieuwe technieken is dat de lijdensweg, dat geploeter, behoorlijk verlengd kan worden.

Klonen is voor mij nog altijd science-fiction, ik moet er niet aan dénken. Maar als die techniek bestaat en er mensen met die wens zitten, dan kan ik me wel voorstellen dat je, omdat je ook je normen steeds verlegt, wél zover gaat.

In hoeverre heeft de ziekte van uw moeder de beslissing beïnvloed om te stoppen met IVF?

Doordat mijn moeder opeens een tumor in haar hoofd kreeg, realiseerde ik me plots dat ik voortdurend enkel met mezelf bezig was terwijl zij misschien binnen een paar weken dood kon zijn! Dat heeft me geholpen om afstand te nemen van dat hele gedoe van die kinderwens en dat is gelukkig ook – nadat het beter met haar ging – zo gebleven. Het tijdstip viel toevallig samen met het einde van mijn traject, het werd steeds onmogelijker voor mij om een kind te krijgen.

Toen ik eenmaal had besloten ermee op te houden, had ik ook wel het gevoel dat ik er alles aan had gedaan, alles had geprobeerd wat in mijn macht lag. Het was genoeg geweest. Als je eenmaal dat moment bereikt hebt, kun je het ook makkelijker achter je laten.

Deze ervaring heeft mij in ieder geval het besef bijgebracht dat je niet alles naar je hand kan zetten. Als mensen roepen: “Als je iets echt wil, dan krijg je dat ook voor elkaar”, dan zou ik dat vroeger beaamd hebben. Nu zeg ik: “Er kan oorlog uitbreken, je geliefde kan doodgaan.” Er zijn zoveel factoren die maken dat je leven helemaal op zijn kop kan komen te staan en dat alles heel anders loopt dan je had gepland en zou willen. De onvoorspelbaarheid van het leven, zeker?

Judith Uyterlinde, Eisprong, uitg. Manteau, 161 blz., 699 frank.

Meer info: www.eisprong.org

Johanna Blommaert / Illustratie Arpaïs Du Bois / Foto Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content