IS DE ROZENGEUR ZOEK ?

© SEBASTIAAN VAN DONINCK

PARFUMLIEFHEBBERS ZIJN ONGERUST OVER HET VERDWIJNEN VAN DE GROTE KLASSIEKERS, PARFUMEURS OVER HET VERDWIJNEN VAN INGREDIËNTEN UIT HUN PALET. DE ZONDEBOKKEN ? EEN STEEDS STRENGERE WETGEVING EN ECONOMISCH OPPORTUNISME.

Voor de onrust in de parfumwereld wordt vooral de strengere wetgeving met de vinger gewezen. Toch is het herformuleren of aanpassen van parfums al langer een beproefd recept in de labs, omdat bepaalde grondstoffen duurder worden, minder of zelfs niet meer beschikbaar zijn, of/en omdat trends en smaken veranderen. Maar liefhebbers protesteren, ze pikken het niet dat aan de originele formules wordt ‘geprutst’. Parfumeur Francis Kurkdjian (zie kader) begrijpt die nostalgie niet : “De wetgeving heeft veel doen bewegen. De technologie is er de laatste jaren ontzettend op vooruitgegaan. Het is vandaag mogelijk om natuurlijke ingrediënten te verfijnen, om bijvoorbeeld de ‘vuile’ nuances uit jasmijn te halen en het stralende te accentueren. Je kunt de natuur ‘herwerken’ en alles wat stoort verwijderen.” Christopher Sheldrake van Chanel beaamt dat : “Onze kennis is ongelooflijk toegenomen, mede door het verplicht zoeken naar alternatieven. Zo werd bergamot in de jaren tachtig verboden omdat het fotosensibiliserend werkt. Bergamot is een citrusvrucht die veelvuldig in parfums wordt gebruikt. We hebben er de furanocoumarines, de schadelijke moleculen, kunnen uithalen en beschikken nu over een mooiere kwaliteit.”

Kurkdjian vergelijkt de situatie met een schilderij dat na verloop van tijd gerestaureerd moet worden. “Soms kun je dat ongemerkt doen, soms zijn er grotere aanpassingen nodig. Het verwijderen van één enkele molecule uit een parfum kan het evenwicht van de compositie verstoren. Als je met andere materialen die grondstof probeert te reconstrueren, moet je soms de hele formule aanpassen om een nieuw evenwicht te vinden.” Volgens hem is het ook niet evident om de compositie van een andere parfumeur te bewerken. “Een parfum is gemaakt volgens een bepaalde logica, die voor iemand anders niet altijd duidelijk is of die anders geïnterpreteerd wordt.” Al lukt het meestal wel, met voldoende tijd en geld.

Maar toch gaat het voor velen te ver. François Demachy, hoofdverantwoordelijke van de parfumafdeling van LVMH, de luxegroep die onder andere de parfums van Dior, Guerlain, Kenzo en Givenchy beheert, pleit voor meer gezond verstand in de discussie. “In de voedingsindustrie zijn stoffen en concentraties toegelaten die in de parfumerie verboden worden. Bij mijn weten hebben parfums nog niemand gedood.” Maar die vergelijking gaat niet op, volgens Stephen Walker, directeur communicatie van de International Fragrance Organisation (IFRA), de bemiddelaar tussen industrie en wetgever die ijvert voor een veilig gebruik van parfums. “Het zijn verschillende industrieën met een heel andere wetgeving. Toxicologisch gezien is het eten van bepaalde stoffen een heel andere materie dan het aanbrengen ervan op de huid.”

Dat de wetgeving rond parfums zo streng is, is voornamelijk het werk van een actieve antiparfumlobby. “Die bestaat vooral uit dermatologen”, zegt Stephen Walker. “Zij zien natuurlijk alleen personen met problemen, wat hun visie enigszins verdraait”, geeft hij toe. “Uit de statistieken blijkt dat gemiddeld 1,5 à 2 procent van de bevolking last heeft van allergische reacties op parfums. Dat is niet veel, maar nog altijd te veel. Ik denk dat de meeste parfumeurs dat wel begrijpen. Daarom moeten die ingrediënten worden vermeld, beperkt of verboden. We boeken succes op dat vlak : de laatste tien jaar is het aantal gevallen met de helft gedaald.” Maar ook onderzoekslabs zijn geduchte tegenstanders, meent François Demachy. “Als er een strikte, beperkende wet komt, moet er meer geanalyseerd worden en dat levert hen meer werk op. De pertinente vragen komen ook meestal uit landen die geen belangen hebben in de parfumindustrie, zoals de Scandinavische landen. Het is een constant gevecht, waar heel wat economische belangen mee gemoeid zijn.”

Wanneer een ingrediënt onder vuur komt te liggen, komt IFRA op de proppen. “Het is een kwestie van evenwicht : het risico op allergische reacties afwegen tegen het creatieve belang van de grondstof”, legt Stephen Walker uit. “In ons wetenschappelijk comité zetelen parfumeurs die ons adviseren. Momenteel discussiëren we over citrusoliën. Die zijn fotosensibiliserend, maar als je ze verbiedt, zouden er geen citrusgeuren meer bestaan. Als de parfumeurs oordelen dat het een belangrijke grondstof is, onderzoeken we in welke concentraties en kwaliteiten het veilig kan gebruikt worden en toch zijn olfactorische waarde kan behouden. Zo’n testen kosten veel geld, ze kunnen oplopen tot twee miljoen dollar.”

Het verwijt dat IFRA in de kaart speelt van de grote parfumproducenten door het gebruik van natuurlijke ingrediënten aan banden te leggen en zo de gepatenteerde synthetische moleculen van de producenten te bevoordelen, houdt geen steek, meent Walker. “Het aantal gepatenteerde moleculen is erg klein. Bovendien gebruiken alle grote bedrijven ook natuurlijke grondstoffen. Daar is immers steeds meer vraag naar bij de consument.” Het probleem met natuurlijke ingrediënten is dat ze moeilijk beheersbaar zijn. “De kwaliteit verschilt volgens de oogst, ze zijn vaak moeilijk te analyseren door hun complexiteit en niet duurzaam op grote schaal. Synthetische molecules daarentegen zijn kostenefficiënt, beheersbaar én duurzaam.” Toch zijn veel natuurlijke materialen uniek, geeft Walker toe. “Eikenmos bijvoorbeeld is fantastisch mooi en er bestaat geen substituut voor. Dat belang moet je dus afwegen tegen het risico op allergische reacties.”

ECONOMIE EN ECOLOGIE

Een andere handicap die het lot van bepaalde ingrediënten bepaalt, is puur economisch. Bepaalde gewassen brengen niet genoeg op, zodat kwekers afhaken. François Demachy : “Als ze jasmijn kweken, doen ze dat omdat het geld opbrengt. Maar die teelt is behoorlijk arbeidsintensief. Als ze evenveel of meer kunnen verdienen met graan, zullen ze overschakelen.” Ook ecologie is een teer punt, waar LVMH steeds meer rekening mee houdt. “We zijn eerder geneigd te kopen van iemand die zich bewust is van de problematiek. Zelfs al kost dat meer. Voor Sambacjasmijn hebben we eindelijk stabiele bronnen gevonden. Voor patchoeli is dat moeilijker, omdat de markt in handen is van een drietal telers, wat speculatie met zich meebrengt. Alleen rijke landen zijn bezig met duurzaamheid en milieu. Al beginnen stilaan ook ontwikkelingslanden hierover na te denken. Sandelhout is een goed voorbeeld. Dat werd aanvankelijk beheerd door de Indiase overheid, die de oorsprong en kwaliteit garandeerde. Toen de teelt werd vrijgegeven, liep het fout. Ontbossing volgde en de markt kwam in handen van een maffia die speculeerde. Daarop werd de export verboden. Parfumbedrijven moesten elders op zoek naar sandelhout, onder andere in Australië, dat echter niet dezelfde kwaliteit heeft.” Die kwaliteit wordt ook meebepaald door het distillatieproces, zegt Christopher Sheldrake. Voor Chanel vond hij een evenwaardige kwaliteit in Nieuw-Caledonië. “Duurzaam geoogst door lokale stammen en verwerkt met behulp van een extractiemethode op basis van zonne-energie.”

Maar niet alle problemen worden succesvol opgelost. Een product dat Chanel geschrapt heeft uit zijn formules is guaiac, een Braziliaanse houtsoort met een theeachtig, rokerig aroma. “Bij gebrek aan duurzaam beleid is het een bedreigde soort en omdat we geen eigen aanplantingsprogramma hebben, gebruiken we het niet meer. Het heeft een fantastische geur, die je gelukkig kunt namaken met andere stoffen, dus onoverkomelijk is dat niet.”

AKKOORDEN SLUITEN OF ZELF KWEKEN

Om zeker te zijn van kwaliteit en kwantiteit worden voor bepaalde grondstoffen steeds meer akkoorden gesloten met kwekers. LVMH doet dat voor onder andere Indiase Sambacjasmijn en meiroos uit Grasse. In Sri Lanka hebben ze zelfs duurzaam beheerde plantages aangelegd om zeker te zijn van een langetermijnproductie. Ook Chanel werkt al lang intensief samen met trouwe partners. “We plaatsen onze bestelling een jaar op voorhand. Onze kwekers planten aan wat wij nodig hebben. Voor parfums die in kleine oplage worden gemaakt, zoals Les Exclusifs, kun je het risico nemen om met een beperkte voorraad te werken en eventueel later bij te bestellen. Maar als dat niet lukt, moet je wachten tot de volgende oogst. Dat kan niet voor parfums die op grote schaal verkocht worden, zoals Coco Mademoiselle of N°5. Het is de taak van de parfumeur om te garanderen dat sleutelingrediënten in de juiste hoeveelheid en kwaliteit beschikbaar zijn. We hebben ook altijd een overstock, zodat we drie tot zes maanden speling hebben.”

Een andere optie is zelf de teelt in handen nemen, wat Chanel al jaren doet met meiroos en jasmijn van Grasse voor het parfumextract van N°5. Toen de twee huisparfumeurs, Jacques Polge en Christopher Sheldrake, samenwerkten aan N°19 Poudrée, een nieuwe interpretatie van N°19, werden ze geconfronteerd met de problematiek rond de irisproductie. “De beste kwaliteit komt van de Iris pallida die door kleine familiebedrijven in Firenze wordt gekweekt. Het is een zeer langzaam en arbeidsintensief proces”, zegt Polge. “De planten moeten twee jaar groeien, dan worden de wortels uitgegraven, gepeld en drie jaar gedroogd (niet de bloemen maar de wortels geven de typische irisgeur). Het aroma wordt intenser met het verouderen. Dan worden de wortels tot poeder verwerkt waarmee een boter wordt gemaakt, de basis die in parfums wordt gebruikt. Maar de familiebedrijven sterven uit en industriëlen zijn niet geïnteresseerd in zo’n tijdrovend proces. Iris die in China wordt gekweekt, heeft niet dezelfde geurkwaliteit.” Dus ging men bij Chanel zelf aan de slag : irisplantages werden aangelegd in Grasse en er wordt geëxperimenteerd met technieken om het arbeidsproces minder intensief te maken. De wortels worden niet meer met de hand gepeld maar in fijne plakjes gesneden en in een vloeistof geweekt. Ook is er een sneller droogproces ontwikkeld, wat het risico op schimmel verkleint.”

Ook de tuberoos werd door Chanel gered van een gewisse dood. Het bedrijf kocht de bollen op van de laatste teler uit Grasse. De zwoele tuberoos past niet meteen bij de stijl van het huis, maar het is volgens Polge wel een zeer rijke, bijzondere bloem. “Als je ze afsnijdt, blijft ze nog dagen geuren. Dat fenomeen onderzoeken we nu samen met de universiteit.” Chanel probeert ook oude technieken te behoeden, zoals de enfleurage, waarbij bloemen in was worden gedrenkt en zo hun geur afgeven. Het procedé is zo arbeidsintensief dat het al lang niet meer wordt gebruikt, maar Chanel probeert er een nieuwe, wetenschappelijke techniek uit te ontwikkelen. “We hanteren dezelfde filosofie als voor de mode : we ondersteunen kleine bedrijfjes en ambachts-lui die anders dreigen te verdwijnen. We willen tradities verder laten leven en beschermen.” Dat levert Chanel meer op dan alleen het imago van nobele beschermer van bedreigde soorten en technieken. Het hebben van ‘eigen’ ingrediënten en topkwaliteit is ook een manier om zich te wapenen tegen de concurrentie, geeft Jacques Polge toe. “Het is perfect mogelijk om te analyseren wat er in een parfum zit. Een middel om je tegen kopiëren te verdedigen is materialen te gebruiken die niemand anders heeft.”

DOOR SOFIE ALBRECHT – ILLUSTRATIE SEBASTIAAN VAN DONINCK

CHRISTOPHER SHELDRAKE :

“ONZE KENNIS IS ONGELOOFLIJK TOEGENOMEN, MEDE DOOR HET VERPLICHT ZOEKEN NAAR ALTERNATIEVEN.”

FRANCIS KURKDJIAN : – “HET IS VANDAAG MOGELIJK OM NATUURLIJKE INGREDIËNTEN TE VERFIJNEN, OM BIJVOORBEELD DE ‘VUILE’ NUANCES UIT JASMIJN TE HALEN EN HET STRALENDE TE ACCENTUEREN.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content