Ze kwam naar het interview met een spiekbriefje. Met daarop alles wat ze zeker niet mocht vergeten te vertellen, de leuke dingen die Miguel haar nog snel had ingefluisterd, hoe blij ze elkaar maken. Negen jaar samen en nog altijd verliefd.

Op een tangobal zag ik hem voor het eerst. Een jongen en zijn vader. Het viel mij op hoe intens de vader naar de dansers keek. En hoe geconcentreerd de zoon zijn vader observeerde. Ooit was de vader een professioneel danser in Argentinië, nu woonde hij in Engeland. Ik denk dat ik een oogje op de vader had, maar het was de zoon die mij ten dans vroeg. Hij droeg een knaloranje hemd. Vreemde snuiter, dacht ik. Die gedachte verdween snel toen hij mij over de dansvloer leidde, die zwart-wit geruite vloer van het historische café La Tentation in Brussel. Betoverend was het, wervelend en vederlicht. Alsof mijn voeten de grond niet raakten, echt, ik dacht dat ik zweefde. Nooit had ik op die manier gedanst.

Enkele maanden later zag ik hem terug. Het begon al lichtjes te zomeren, en in het Warandepark in Brussel verzamelden tangodansers rond de kiosk. De zoon draaide er muziek. Met een autobatterij voedde hij een gammele cd-speler. De bandoneon van Astor Piazzolla en de nostalgische stem van Carlos Gardel vulden de nacht. En ik danste.

Elke zomerse vrijdagavond zou hij een autobatterij naar het Warandepark slepen en er prachtige tangomuziek draaien. En elke week zou mijn maag verkrampen als de vrijdag naderde. Zenuwachtig was ik, opgewonden en rusteloos. Uren stond ik voor de spiegel. Ik wou er goed uitzien, voor hem, voor Miguel. „Je wordt elke week mooier”, fluisterde hij op zo’n vrijdag in mijn oor.

Weken gingen voorbij. Weken van verleiding, weken van hoop en verlangen. Maar toen hij mij op zo’n avond uitnodigde om iets te gaan drinken, sloeg ik in paniek. Ik ? Alleen met hèm ? Ik nodigde iedereen die ik een beetje kende uit om mee te gaan, maar niemand kon of wou mee op café. Dus ging ik niet. Wat een paniek toen ik hem zag wegrijden met een andere tangodanseres. Mijn hart sloeg over.

FYSIEK VUURWERK

De bal lag nu in mijn kamp, wist ik. Het kostte me moeite om mijn schroom te overwinnen, maar na veel getalm contacteerde ik hem toch. „Wat wil je van me ?”, vroeg hij. Ik moest bekennen dat ik dat niet wist. Die dag verbleef ik bij mijn moeder in Antwerpen, en ik stelde hem voor dat hij langs zou komen. Mijn moeder vond dat heel normaal, ze begreep al veel langer wat ik voor hem voelde dan ikzelf. Hij kwam meteen.

Aan het eind van de avond stelde hij voor om mij een lift te geven naar Brussel, waar ik woon. „Oké,” zei ik stoer, „maar dat betekent niet dat je mee binnenkomt.” Hij kwam toch mee binnen. „Oké,” herhaalde ik, „maar dat betekent niet dat je bij mij in bed belandt.” Maar ik liet hem niet meer vertrekken. Ik draaide de sleutel om en hield hem dicht bij mij. ’s Anderendaags op kantoor gniffelden de collega’s. Ze vonden dat ik er verwilderd uitzag.

Passie, verleiding, fysiek vuurwerk. Dat was er meteen. Later kwam er nog zoveel meer, maar het vuurwerk bleef. We zijn nu negen jaar bij elkaar. Ik hou van deze man. Hoe hij met mensen omgaat, het respect dat hij betoont. Hoe teder, intelligent, open en geïnteresseerd hij is. Hoe sprankelend en sociaal. Ik hou van hem van kop tot teen. Niets in hem stoort me.

Vanavond kan ik hem niet zien en dat steekt. Wat mis ik hem toch, steeds meer. Wat verlang ik nu al naar morgen, als ik hem opnieuw in mijn armen kan sluiten. Deze gevoelige man, deze artiste bohémien bij wie ik nooit weet wat het volgende uur zal brengen, die mij elke dag opnieuw verrast. „Prinses”, noemt hij me, en dat is precies hoe ik me voel. Heb ik dorst, dan brengt hij me iets te drinken. Dreig ik het koud te krijgen, dan voelt hij dat eerder dan ik, en staat hij al klaar met een deken-tje. Ik heb nooit iemand gekend die zo attent is. „Jouw geluk is mijn voldoening”, zegt hij.

Eigenlijk zijn we samen twee kleine kinderen. Toen het onlangs sneeuwde, gingen we in het park van Koekelberg op een grote plastic zak zitten en gleden door de sneeuw, als op een sleetje. Het was de mooiste dag van mijn volwassen leven. De feeërie die hij creëert, de magie, dat speelse en onverwachte, zijn fantasie. Er gaat geen dag voorbij of hij brengt me aan het lachen.

In het begin noemde hij me kippetje, pollita, maar na verloop van tijd deed hij dat niet meer. „Waarom niet ?”, vroeg ik hem eens. „Omdat de kip een beetje is gegroeid”, antwoordde hij. Er kwamen, euh… inderdaad nogal wat kilo’s bij. We kunnen er allebei hartelijk om lachen.

Elke partner brengt iets anders in jezelf naar boven. Bij mijn vorige partners toonde ik een andere Pauline, stil en ingetogen, dicht bij de natuur. Maar ik hou veel meer van de huidige Pauline. Die is zoveel gelukkiger, zoveel opener en socialer. Die kan zo goed genieten van de kleinste dingen.

Hij houdt van mij zoals ik ben. Van mijn charme, van mijn lichaam en mijn ziel. „Ik droomde altijd van een harem, en jij bént die harem”, zei hij me onlangs. Liefde is een werkwoord, luidt het spreekwoord, maar er komt bij ons geen werk aan te pas. Onze relatie loopt zo vanzelf dat het me verwondert. Gisteren nog vroeg ik hem waarom wij het toch zo fijn vinden bij elkaar. „Omdat we mooie mensen zijn”, antwoordde hij.

TOT HET EINDE

En ik, ik ben nog steeds verliefd tot over mijn oren. Onlangs zag ik zijn reflectie in de glazen deur van een café, en prompt voelde ik weer vlinders in mijn onderbuik. Die heftige fysieke aantrekkingskracht, dat oerverlangen na zoveel jaren, dat blijft een mysterie. Als ik hem naakt zie, dan wou ik dat ik kon beeldhouwen, zodat ik zijn sculptuur kon maken. Is dat wel normaal, zoveel passie ? Misschien klinkt het wel pathologisch ? De intimiteit tussen ons blijft toenemen, zowel fysiek als spiritueel. We maakten ondertussen al zoveel samen mee, niet altijd prettige dingen. Zijn papa, de knappe tangodanser, overleed. Ook mijn vader is gestorven. Het rouwproces kwamen we door met wederzijdse steun en empathie. „Liefde is niet kijken naar elkaar, maar samen kijken in dezelfde richting”, zei Antoine de Saint-Exupéry. Na verloop van tijd doe je dat als koppel. Hoe mooi is het toch om op te gaan in iemand anders zonder jezelf te verliezen.

Maar nooit mag je de liefde vanzelfsprekend vinden. Elke dag danken wij elkaar omdat we er zijn voor elkaar. Ik vind het belangrijk om daarbij stil te staan, en om de liefde als een mooi geschenk te koesteren. Soms twijfel ik. Als ik hem ongelukkig zie, vraag ik mij af of ik hem wel liefheb op de juiste manier. Leg ik niet te veel beslag op hem ? Kan hij ten volle zichzelf zijn ? We zitten nogal anders in elkaar. Miguel compleet chaotisch, ik supergestructureerd. Dwing ik hem niet te veel in een keurslijf ? Ik heb hem op het hart gedrukt dat hij bij mij moet weggaan de dag dat ik hem niet meer gelukkig kan maken. Liever gelukkig bij een andere vrouw, dan ongelukkig bij mij, en dat meen ik.

Een zeldzame keer voel ik me onzeker. Wat als ik ziek word, kan hij dan voor me zorgen ? Maar diep in mij geloof ik vast dat alles goed komt en ik nooit iets te kort zal komen. Ook al vlot het materieel niet echt in zijn leven, zijn oeverloze creativiteit en fantasie houden hem boven water.

We wonen nog steeds niet samen en leven van dag tot dag. Maar ik zou geen enkele dag met hem willen missen en hoop nog lang bij hem te kunnen blijven. Tot het einde.

Omwille van de privacy worden namen soms veranderd in deze rubriek.

DOOR ANN LEPÈRE

„Betoverend was het, wervelend en veder-licht. Echt, ik dacht dat ik zweefde. Nooit had ik op die manier gedanst”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content