De antiquairs Wil en Karel Leenaars wonen niet ver van Antwerpen en voelen zich aangetrokken tot België. Hun smaak is ook sterk door Frankrijk geïnspireerd.

Wie met Karel Leenaars doorboomt over oudheden, moet concluderen dat er wel degelijk een Brabantse stijl bestaat. Met hun warmere levensstijl voelen de Noord-Brabanders zich aangetrokken tot ons land. Dat uit zich hier ook vormelijk: de woning van Karel en Wil ziet er vrij barok uit. Zelfs de inkom, met zijn typisch Hollandse halbank en wangtafel, is min of meer op zijn Vlaams opgevat. Indien zuiver Nederlands van stijl zou deze ruimte kaal zijn en blank geschilderd, zoals de grachtenhuizen van Amsterdam. Meestal ligt daar ook een prachtige vloer van witte marmer in plaats van de zwarte marmer uit Henegouwen, die we hier aantreffen. “We zijn altijd geïnspireerd geweest door Belgische decorateurs als Walda Pairon en Axel Vervoordt“, verklaart Karel Leenaars. “We zitten ook dicht bij België hier in Dongen, iets naast Breda. De invloedssfeer van Antwerpen is tot hier voelbaar.”

Dongen is geen pittoresk dorp, omdat het ooit een industrieel centrum was. Net zoals in het nabijgelegen Waalwijk waren hier heel wat leerlooierijen gevestigd. Dit herenhuis werd trouwens in 1875 opgetrokken door een gefortuneerde leerlooier. Vooraan oogt het statig Hollands en achteraan opulent Brabants. Het is niet pronkerig van stijl. Vooral de voorkamer, tegenwoordig eetkamer, is iets weelderiger gedecoreerd met stucwerk. Dat was de ontvangstkamer, waar wat rijkdom mocht worden uitgestald. Karel en zijn vrouw hebben de woning zo weinig mogelijk verbouwd. Vooraan bleef alles bij het oude, maar de aankleding pakten ze grondig aan: de wanden zijn kleurrijk geborsteld met kalkverf en de opsmuk is deftig van stijl. De houten bank in de inkomhal is een van de mooiste meubels van het huis. Een typisch Hollands stuk dat je in alle grote oude panden aantreft. Het zwierige snijwerk verraadt sporen van de voluptueuze barokstijl van rond 1700. Ook de wangtafel stamt uit die tijd.

Met zo’n rijk meubilair reageerden de Nederlanders op hun al te sobere voorouders uit de Gouden Eeuw. Vanaf de achttiende eeuw merken we bij onze noorderburen een hang naar luxe en praal. Daar zit ook weer die Franse Zonnekoning voor iets tussen: Lodewijk XIV had zo’n uitstraling dat iedereen in Europa hem ging imiteren. De Nederlanders werden rechtstreeks door Parijs beïnvloed. In 1686 vluchtte de Franse hugenoot Daniel Marot, een van de belangrijkste ontwerpers van Parijs, naar Amsterdam. Hij werd terstond tot architecte du roi gekroond. Wat later volgde hij zijn vorst, Willem III naar Engeland, toen hij huwde met Mary Stuart en naast stadhouder van Nederland ook koning van Engeland werd. Dat verklaart waarom de Engelse en Hollandse stijlen vanaf 1700 met elkaar zijn vergroeid. Marot introduceerde in beide landen een classicistische vormentaal die daar tot vandaag populair bleef. Ook dit negentiende-eeuwse huis van Wil en Karel sluit met zijn bijna symmetrisch grondplan en zijn voorname decoratie bij deze stijltraditie aan.

Wil en Karel zijn overigens dol op Frankrijk. Maar dat is niet altijd zo geweest. Karel begon in zijn antiekzaak met Nederlands meubilair. Zijn oog viel aanvankelijk op beschilderde plattelandsmeubelen. Nadien ontdekte hij Engeland en pas later kwamen daar België en Frankrijk bij. “Zo ontstaat er in onze winkel een mix van stijlen. Dat is ook een beetje typisch voor deze tijd. Frankrijk blijft wel een land waar je ontzettend veel decoratieve objecten kan opvissen”, zegt hij. En waar hij ook inspiratie vindt. “We hebben veel meer aandacht voor de uitstraling. Vroeger stak het niet nauw hoe iets werd geëxposeerd in de zaak, nu juist wel. We trachten een huiselijke sfeer op te bouwen.” Hun zaak groeide uit van louter een antiekwinkel tot een decoratiehuis dat woningen inricht. Wil en Karel beschikken trouwens over een eigen schrijnwerkerij, waar hoofdzakelijk traditioneel meubilair wordt vervaardigd. De prachtige bibliotheekkast in het kleine bureau werd daar gemaakt.

Wil en Karel hergebruiken graag oude interieurelementen, zoals de mooie marmeren Lodewijk XVI-schouwmantel in de grote woonkamer. Daar staan ook leuke snuisterijen, waaronder antieke portretten en bronzen beeldjes. Het maakt Karel niet uit in welke stijl ze zijn uitgevoerd. “Zelfs de ouderdom speelt geen rol. Kom ik een mooie zeventiende-eeuwse kandelaar tegen, dan koop ik hem. Maar ik hou net zo goed van iets uit de vorige eeuw, zolang het maar kwaliteit heeft.”

Van het hele woonhuis worden enkel de keuken en de eetkamer intensief gebruikt. Eigenlijk is de eetkamer meer een serre, omdat bijna alle wanden van glas zijn en ze volstaat met groen. De hoge winkelkast is volgepropt met antiek aardewerk: van bakvormen tot schenkkannen. Verder staat er een marmeren tafel, uit de keuken van een Belgisch kasteel. Ook de serre is opgetrokken met recuperatiemateriaal. Voor de basisstructuur werden gietijzeren kolommen hergebruikt van een oud station. Al deze materialen passen uitstekend bij de tuin, ook al ontworpen naar Frans model, met symmetrische paden en groene parterres: een ideale omgeving om antieke tuinvazen en beelden in te exposeren.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content