Infantiele angsten

Het was al donker toen ik het papier ging buitenzetten, maar opeens baadde alles in gelig licht. Alsof iemand ergens een reusachtige schijnwerper had aangeknipt. Boven de papavers en de koren- velden verscheen een vuile gloed. Een machtige wolk rees dreigend op aan de horizon.

Eerst dacht ik dat het misschien een zeldzaam weersverschijnsel betrof of een op hol geslagen ballon. Steeds duidelijker echter zag ik de iconische atoompaddenstoel. Dan toch, dacht ik merkwaardig rustig, met dat gevoel van teleurstelling bij een mop waarvan de pointe tegenvalt. Ik vroeg mij af of de Russen hier achter zaten, de Hezbollah of misschien wel Ivanka Trump. Je weet het niet meer tegenwoordig. “Wij hadden die smeerlappen niet moeten vertrouwen”, zei iemand die voor de rest buiten beeld bleef. “Dat komt ervan als je ze vertrouwt. Ik heb het altijd al gezegd.”

Welke smeerlappen we niet hadden moeten vertrouwen, werd helaas niet nader toegelicht. Met bonzend hard werd ik wakker uit wat klaarblijkelijk een nare droom was. Van nare dromen heb ik gelukkig maar zelden last. Je kent natuurlijk de klassieke freudiaanse onzin waarin je bloot bent tussen geklede mensen of van een toren naar beneden valt, zo hoog dat je onderweg tijd heb om te denken: dit loopt niet goed af. Akeliger is de droom die ik mij herinner van toen ik een jaar of drie was. Ik werd gegrepen en gewurgd door een vod die achteloos over de trapleuning hing. Ze bleek betoverd door heksen die zich schuilhielden in het donkere hol tussen gasfornuis en keukenkast.

Mijn nachtleven wordt onder meer bevolkt door een brunette die sexy loenst. In een hippe bar knoopt zij een gesprek met mij aan over geopolitiek

Met het opgroeien bleef dat soort infantiele angsten gelukkig weg. Mijn nachtleven wordt tegenwoordig onder meer bevolkt door een brunette die sexy loenst. In een hippe cocktailbar knoopt zij een gesprek met mij aan over geopolitiek. “Let’s get squelchy”, stelt zij vervolgens voor, op een manier die bezwaarlijk subtiel genoemd kan worden genoemd. Bij het ontwaken zoek ik squelchy dan op, want in mijn dromen ben ik vloeiender in het Engels dan in wakende toestand. Het betekent ‘zompig, drassig, pappig’, wat ik tekenend vind uitgedrukt.

Word ik per uitzondering toch nog eens door boze dromen bezocht, dan gaan die vrijwel altijd over oorlog. Blijkbaar is oorlog waar ik diep vanbinnen het bangst voor ben. Prettig aan dromen over oorlog, is de opluchting die je bij het ontwaken voelt. Het is op slag weer vrede en daar hoef je geen poot voor uit te steken. Je daalt dan af naar de keuken, waar op het aanrecht een weckpot staat met kaneel, kruidnagel en gekonfijte citroen. Je bladert door de krant, ziet berichten over voetballers met hanenkammen en over de peuter Mawda, killed in action terwijl ze uit het raam van een bestelwagen werd gehouden. De oorlog volgt je op zijn laffe sluipvoeten.

“Is het vĆ©r?” wou ik vroeger weten als er ergens een gewelddadig conflict uit de klauw liep. Mijn grootvader aarzelde dan even, alsof hij zich afvroeg of hij daar eerlijk op moest antwoorden. Toen zei hij geruststellend: “Heel ver. Bijna aan de andere kant van de wereld.”

Die wereld was groot en gelukzalig, als je reed in een DAF 33 met een haakwerkje van bloemen op de hoedenplank.

jean-paul.mulders@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content