De bijna veertienduizend Indonesische eilandjes liggen rondgestrooid over vijfduizend kilometer tussen Maleisië en Australië. Een cruise langs regenwoud en bosland, savanne en woest vulkaanland, langs paradijselijke vogels, tijgers, krokodillen en draakachtige hagedissen.

FIONA CAMERON FOTO’S : PREBEN S. KRISTENSEN

Het was het moment suprême, die race met waterbuffels. Lisa kwam aangestormd door het modderige rijstveld. Op een houten span tussen twee waterbuffels, zich met één hand stevig vasthoudend en een zweep in de andere hand, zag ze er zeer triomfantelijk uit. En wij waren blij dat er iemand gek genoeg was om zo’n mooie show voor ons op te voeren.

Het was de tweede dag van een P&O-cruise langs Indonesische eilanden, en een sluier van magische krachten leek over het gezelschap neer te komen. De passagiers voelden zich een kleine gemeenschap. Zoals de dieren in de ark van Noë, waren de meesten met een partner gekomen : Gary en Meri, jonge Australische duikers, Luigi, een Italiaanse chirurg, met zijn zus Luisa, Jan en Nellie, een Nederlands echtpaar dat het geld voor de cruise had gewonnen op paardenwedrennen in Hongkong, Laura en Steve, hardvochtige advocaten en dertigers uit Cleveland, Derek en Sam, die beslist hadden om voor hun terugreis naar Engeland de langst mogelijke weg te kiezen. En dan waren er natuurlijk ook Kathleen en Lisa, twee vriendinnen uit California die het vuur in de groep hielden. Ook van de partij waren een aantal Indonesiërs, enkele Zwitsers, gepensioneerden met veel cruise-ervaring, Meri Hook, die ons geregeld op lezingen zou vergasten, en last but not least de gids, Dian Gafar, pas getrouwd en al snel omgedoopt tot Doctor Love.

Ons schip is volledig uitgerust met alle moderne snufjes : kajuiten, van gewoon comfortabel tot luxueus, een groot bovendek, airconditioning, eenlounge en bar met rokers- en niet-rokersafdeling, en een uitstekende biblio- en videotheek. Het voer doorgaans ’s nachts, zodat de dag kon worden gevuld met watersport, vissen, sightseeing op de eilanden, toeven op het strand of kuieren op het dek. Een luie manier om van Indonesië te proeven.

De bevolking, 170 miljoen mensen, bestaat uit 100 verschillende etnische groepen die een 300-tal verschillende talen spreken. De meeste Indonesiërs zijn moslims, maar er zijn ook Hindoe- en christelijke minderheden.

De inscheping gebeurde in Bali. ’s Nachts voer het schip over de lijn van Wallace, de wetenschappelijke grens tussen Azië en Oceanië, in het nauw van Lombok. We ontwaakten toen het eiland Sumbawa naderde, en we werden begeleid door speelzieke dolfijnen die om beurten van onder de boeg uit het water kwamen gesprongen.

Na een voormiddagje strand, waterskiën en snorkelen, kruipen we in een krakkemikkige bus voor een rit langs bezienswaardigheden. Zoals het teakhouten paleis van de sultan, waar we een rondleiding krijgen. De laatste sultan nam blijkbaar de volledige huisraad mee. Bij het buitenkomen van het paleis staat er een helblauw-gele taxikar, getrokken door een paard, recht uit Ben Hur. Doctor Love belooft ons meteen dat we in Bima een ritje mogen maken.

In Pamalung ontmoeten we een groepje vrouwen met een witte rijstpasta op hun gezicht. Ze vergruizelen iets in een trog en schreeuwen luid, als voorbereiding op een huwelijk. De huisjes zijn van hout, hebben een palmdak en staan op pijlers. Op straat lopen honden, katten, kippen en kinderen, en ergens ligt zelfs een aap aan een ketting. Hier in Pamalung demonstreert Lisa haar behendigheid in de waterbuffelrace, een populaire, lokale methode om de overstroomde rijstvelden klaar te maken voor het planten. De wedstrijdregels zijn zeer ingewikkeld, maar iedereen krijgt uiteindelijk een prijs.

Op de bus, tijdens de terugreis, wordt er gezongen. Na een verfrissende douche drinken we iets op het bovendek en bewonderen we de zonsondergang. Onderweg naar Bima, in Oost-Sumbawa, toont Meri in de bar dia’s van de lokale textielproducten. De weefkunst speelt al eeuwen een belangrijke rol in het eilandleven, in de rituelen, als ruilmiddel of als bruidsschat. De wondermooie weefstoffen worden ook iedere dag gedragen en ieder meisje leert weven, doorgaans op een afgedankt getouw uit ver vervlogen dagen. Ieder eiland heeft zijn eigen kleurschema’s en motieven, maar overal wordt voor het verven de ingewikkelde ikat-techniek gebruikt.

Bij Bima varen we voorbij heuvels en bergen, eilanden die in katoenachtige wolken gehuld liggen. Het binnenvaren van een haven is moeilijk te beschrijven. Het heeft iets bevredigends, en het schip waarop je staat, lijkt het centrum van de wereld. Ons schip wordt omgord door een bonte verzameling bootjes van alle mogelijke afmetingen en tinten, met roest als dominerende kleur. We krijgen de raad om ons bescheiden te kleden, opdat we de moslimbevolking niet voor de borst zouden stoten, en wandelen naar het marktplaatsje. Vrouwen in kleurrijke sarongs verkopen groenten of fruit, soms maar één soort en dan weer alle mogelijke soorten samen, van pawpaw- tot tamarindevruchten, van bonen tot ui. Andere kraampjes verkopen vis, en één vrouw tracht vlees van kokosnoot aan de man te brengen. Verderop staat een ijstent, en er is zelfs een fastfoodstalletje. De vrouw achter de tafel snijdt een schijfje aan elkaar klittende, gekookte rijst af, en gooit het in een pot van palmbladeren. Dan voegt ze er een gelatine-achtige, uit zeewier bereide stof aan toe, een beetje geraspte kokosnoot en wat palmsuiker. Overal worden we verwelkomd met het al snel bekend klinkende Hello Missus.

Dan rijden we weer verder, voorbij glimmende rijstvelden die met de waterbuffel worden geploegd, langs een kronkelende weg doorheen bananen- en teakplantages, naar boven in de bergen. Daar, in Maria, worden we midden door rijstvelden naar de rijstschuren gebracht. Die liggen doorgaans een heel eind van het dorp om ze te beschermen tegen brand. Hoewel ze niet worden bewaakt, haalt geen dief het in zijn hoofd de rijst aan te raken, want er waakt een mysterieuze, magische kracht. We worden door de lokale inwoners verwelkomd met dansen die in verband staan met de landbouw en seizoenen. Lisa probeert rijst fijn te stampen in een trog, en merkt al vlug dat dat niet zo eenvoudig is als het lijkt. Daarna krijgen we een rondleiding in het dorp.

Het namiddagprogramma, met dans en haartooi in het lokale sultanpaleis, ruilen we in voor een rit met de taxi uit Ben Hur. De standplaats is net naast het lokale pandwinkeltje, en na een lange discussie kiezen we voor een rood, blauw en geel karretje en een paard dat uitgedost is met pompons. We worden meegenomen langs smalle laantjes en door steegjes, voorbij huisjes op pijlers die met felle kleuren beschilderd zijn, tot op de kustweg helemaal tegen de rotsen. Het begint pijpenstelen te regenen en de voorrijder schuift een dekzeil uit om ons droog te houden. Dan vertrekken we weer op een drafje en botst onze Ben Hur op een loslopende koe. Het is tijd om terug naar ons schip te gaan.

De zonsopgang boven het eiland Komodo is niet te missen”, zegt Meri ’s avonds, terwijl ze een uiteenzetting geeft over draken. De volgende ochtend kruipen we dus om vijf uur uit ons bed om de meest bewolkte zonsopgang van de reis te aanschouwen. Vandaag gaan we op zoek naar de komododraak, beter bekend als Varanus Komodoensis, de grootste hagedis van de wereld, die alleen op deze eilanden leeft. Dit prehistorisch schepsel wordt 2,5 tot 3 meter lang, kan meer dan 130 kilo wegen, en eet bij voorkeur vlees van herten en buffels en zelfs van mensen.

Samen met een van de boswachters gidst Doctor Love ons mooi op een rijtje door het woud. We moeten allemaal denken aan de Zwitserse Baron, die voor het laatst werd gezien toen hij uitrustte op een rotsblok. Alleen zijn fototoestel en bril werden teruggevonden. Plots stopt de gids. Het pad wordt versperd door een ontzagwekkende komododraak, die zijn glimmende tong laat zien en 7 of 8 andere draken op sleeptouw heeft. We haasten ons achter de afsluiting in de veilige zone, waar we de dieren observeren en door hen geobserveerd worden. Ze raken blijkbaar onder de indruk van onze kleurrijke kledij en blijven giftig hun tong te voorschijn flitsen.

Na zoveel opwinding zijn we toe aan de picknick : tonijn, gebakken ham, noedels, een slaatje van avocado en asperge, en een ruime keuze aan dessert en fruit. We eten op een rooskleurig koraalstrand, zonder twijfel het mooiste van de reis, met zeer dichtbij een rif waar het heerlijk snorkelen is. De meesten nemen daar vrede mee, maar sommigen gaan verderop duiken en anderen bezoeken het lokale vissersdorpje en daarna een eiland in de buurt.

Succes bij het vissen betekent een bijkomend gerecht op het avondmenu : verse tonijnsushi met sojasaus en wasabi. ’s Avonds laat op het dek, onder een tintelende sterrenhemel, leunen we over de reling en bewonderen we de scholen fosforescerende visjes die rond het schip zwemmen. Grotere vissen glijden dichterbij, op zoek naar gewillige prooien, slaan toe en zwemmen opnieuw weg in de nacht.

Komodo is het hoogtepunt van de reis. Al de andere plaatsen die we gezien hebben, vloeien samen in één grote impressie van zandstranden, welkomstdansen en lachende kinderen. In Maumere zien we de vreselijke gevolgen van de aardbeving en de vloedgolf van december 1992. De betonnen gebouwen klapten als kaartenhuisjes in elkaar, en de huizen van palmbladen bleven overeind. Een van de mooiste koraalriffen van de wereld, een paradijs voor duikers, overleefde de storm niet. In het dorp van Nita, in de Sikka-streek, maken we kennis met een gastvrije bevolking. Naar goede lokale gewoonte bieden ze ons betelnoot aan (Lisa slikt haar eerste hap per ongeluk in) en kokossap, terwijl een welkomstdans wordt opgevoerd en we een demonstratie krijgen van de 35 stappen om ikat te maken.

Het dagelijks leven lijkt hier nog zeer primitief te verlopen. De rituelen en het textiel getuigen van een verfijning die men alleen met duizenden jaren oefening kan verwerven. We verlaten het eiland met een berg sarongs en sjaals, met de geruststellende gedachte dat we unieke souvenirs meehebben.

Op 14 juni 1789 strandden kapitein Bligh en wat overbleef van zijn bemanning in Kupang, in West-Timor, helemaal uitgeput en de dood nabij, na een drift van bijna 6000 kilometer in een open boot. Hij vond een schitterend dorpje aan de oever van een rivier, en werd er hartelijk onthaald door de Nederlanders. Timor was in die tijd een groen eiland vol sandelbomen. Sandel was trouwens een kostbare houtsoort, die werd gebruikt als bindmiddel voor parfum. Arabieren, Chinezen, Nederlanders en Portugezen vochten voor de handelsrechten van het product. Nu is Kuplang een bruisende maar niet echt mooie stad, en al het kostbare sandelhout is van het eiland verdwenen.

We nemen afscheid van de bemanning, gaan nog naar het museum, winkelen wat en lunchen voor het laatst samen. Dan rijden we naar de luchthaven om terug te vliegen naar Bali. Het is droog en stofferig, het afscheid doet denken aan de slotscène van Casablanca.

Vrouwen met witte rijstpasta op het gezicht als deel van een huwelijksritueel.

Boven : traditionele visvangst ; de komododraak is de grootste hagedis ter wereld, en leeft alleen op deze eilanden. Hij kan 2,5 tot 3 meter lang worden en meer dan 130 kilo wegen. Onder : rijstvelden op Bali.

Boven : de waterbuffel- race is een populaire methode om de overstroomde rijstvelden klaar te maken voor het planten. Onder : de weefkunst speelt al eeuwen een belangrijke rol bij de bruidsschat. Ieder eiland heeft zijn eigen kleurschema’s en motieven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content