Wie het jachtige leven even achter zich wil laten, is welkom aan boord van L’Unique. Om zich in een luie stoel door een pastoraal stukje Frankrijk te laten varen.

Hier kennen we geen haast”, zegt Lia terwijl Fons heel langzaam L’Unique naar de aanlegsteiger manoeuvreert. Ze heeft natuurlijk gelijk, maar wij weten dat nog niet, we zijn pas neergestreken in het boekendorp La Charité-sur-Loire, waar de zesdaagse tocht van de barge naar Rogny-les-Sept-Ecluses begint. Het is nog vroeg in de herfst en terwijl we in wandeltempo op het Canal de Briare varen, breekt het geel en roestbruin in het landschap al aardig door. Er valt geen auto te bespeuren, en het tempo op het smalle kanaal valt wonderwel mee. Links en rechts duiken oude huizen op met uitgestrekte, naar het kanaal aflopende tuinen. Zelfs het oponthoud bij de sluizen, dat op een normale werkdag als storend tijdverlies zou worden ervaren, wordt nu ineens een extra attractie.

Wie vaart, volgt op een prettige manier een natuurlijker cadans, een ritme dat vier eeuwen geleden heel gewoon was, toen Hendrik IV besloot tot de uitbouw van een netwerk van waterwegen waarlangs Parijs vanuit het zuiden kon worden bevoorraad. De Loire voldeed niet vanwege zijn wisselende waterstanden, het peil stond meestal te laag. Dus werd parallel een smal kanaal gegraven, dat in verbinding stond met weer andere kanalen zodat een netwerk over heel Frankrijk vertakte, waardoor uiteindelijk de hoofdstad bereikbaar was, via de Seine. Het vrachtvervoer heeft de smalle kanalen intussen de rug toegekeerd, maar langzaam raakt het riviertoerisme er ingeburgerd. Enthousiaste vakantiegangers die aan onthaasting toe zijn, huren kleine bootjes en nemen zelf het roer ter hand. Bij L’Unique liggen de zaken enigszins anders, het varen wordt aan een heuse kapitein overgelaten, zodat de gasten zich maximaal kunnen ontspannen.

Lia is de vrouw van schipper Jos, een stevige bonk die meer dan een halve eeuw geleden op een rijnaak werd geboren uit een schippersgeslacht dat al ruim twee eeuwen op de Rijn vaart, van Rotterdam tot in Bazel. Beiden hadden ze zelf al een half leven van hard werken achter de rug toen ze elkaar leerden kennen en de handen ineensloegen voor een nieuw project. Dat project kreeg gestalte op L’Unique, een vrachtschip van 39 meter lengte dat ze drie jaar geleden lieten verbouwen tot een comfortabele cruiser met vier luxueuze kajuiten voor twee. Van de late lente tot de vroege herfst ondernemen ze daarmee zesdaagse tochten.

De eerste sluis komt in zicht en dat is voor landbewoners toch een kleine belevenis. De sluiswachter geeft niet thuis, maar dat hoeft in Frankrijk geen probleem te zijn. We zien hoe matroos Jonathan met veel behendigheid aan wal springt, de trossen aanlegt en zich over het openen van de sluisdeuren ontfermt. Een paar voorbijgangers slentert tot bij L’Unique, een fietser leunt tegen de brug en steekt een sigaret op, terwijl het schip langzaam naar zijn nieuwe peil stijgt.

Als de eerste sluis genomen is, brengt Lia een glas witte wijn en installeer ik me op het dek met een slaatje en wat brood. Voorlopig zijn we als enige gast aan boord, maar straks komt er nieuw bezoek. Het echtpaar met wie ik gisteravond na het eten nog een praatje heb gemaakt, is vanmorgen vertrokken, bij wijze van afscheid een gebalde uitspraak achterlatend : “Zuinigheid is een mooi inkomen”, Nederlanders natuurlijk.

Die avond meren we aan in Métréolles, dat bestaat uit een handvol oude huizen, één café en een bakker die ook kranten verkoopt. Met een glas in de hand wachten we op wat komen gaat en zien twee levenslustige Hollandse dames aan boord klimmen. Ondanks hun leeftijd nog flukse verschijningen, die boordevol anekdotes en energie steken. Maar een uitgebreider kennismaking moet even wachten want in de verte nestelt Sancerre zich zo heerlijk fraai in de zon. Die unieke plek hadden we eerder al in gedachten voor een proefrit met de fiets. Voor elk van de gasten voert het schip een splinternieuwe fiets met 21 versnellingen mee, op de hellingen naar Sancerre zullen we die hard nodig hebben. De korte rit trekt door een alleraardigst landschap van wijngaarden en dat maakt veel goed. Terwijl de klim nijdiger wordt, zakt de snelheid en hebben we tijd om elke steen te bekijken, om de okkernoten op de grond te tellen. Als we ons met een laatste inspanning tot aan de eerste straten van Sancerre hijsen, baden we in het zweet.

Tijd voor koffie en voor de prachtige vergezichten. Het stadje blijkt behalve twee dozijn wijnzaken ook nog een paar kastelen rijk en een hele rist oude huizen, waarvan enkele bijzonder fraai zijn gerestaureerd.

De combinatie varen en fietsen bevalt wonderwel. Wanneer het tempo van het schip wat te eentonig wordt, heeft de onrustige passagier een alternatief. Bij de volgende sluis springt hij met de fiets overboord en kan dan aan een eigen ontdekkingstocht beginnen, naar eigen inzichten en vermogen. Dat valt prima te regelen, want aan boord zijn kaarten voorhanden met uitgestippelde fietsroutes en een lijst van bezienswaardigheden. Dus fietsen we ’s anderendaags even terug naar La Charité-sur-Loire, waar een prachtige zeventiende-eeuwse brug de twee armen van de Loire verbindt. De versterkte stad was ooit een vrijplaats voor protestanten, maar ook een pelgrimsoord dat nu een beetje vergeten is. De jongste jaren heeft La Charité enige faam verworven als boekenstad en daar willen we nu even van profiteren. Als het eerste vrachtje leesvoer binnen is, laten we ons languit zakken in de stoelen op het terras van de AubergeduChatNoir en bestellen behalve een glas rode sancerre de lokale specialiteit : oeufspochés, met een saucebérichonne, een wijnsaus met uitjes en gebakken spekmootjes.

Terug aan boord verkiezen we de dag lezend vol te maken, terwijl het schip nagenoeg geruisloos tussen de velden glijdt. De heerlijke vrijheid van zo’n riviercruise is een opsteker. Gasten kunnen varen of fietsen, luieren of lezen, aan boord blijven voor het eten of op eigen initiatief een herberg opzoeken. Alles kan, niets hoeft en zo hoort het tijdens een echte reis.

Die avond leggen we aan voor de brug in Beaulieu. Het is al vrij laat, maar we hebben toch zin om de benen te strekken. We springen op de fiets voor een korte klim naar het centrum en waaien dan een uurtje uit, rustig trappend in het uitgestrekte, vlakke landschap. De nieuwe gasten fietsen mee, en we spreken af dat we geregeld even halt houden om noten te rapen.

De oudere dames blijken behoorlijk fit en cultiveren een soort zelfspot die ze tot prettige gesprekspartners maakt. De oudste heeft een leven lang gezongen, debuteerde behoorlijk laat als schrijfster en kan heerlijk vertellen. Haar vriendin zingt noch schrijft, maar kan dan weer goed luisteren. Bij het avondmaal blijkt dat de ideale combinatie. Dan worden de Grote Thema’s aangesneden : de Mislukte Opvoeding, de Macht van het Geld, SamenwonenishetEinde en natuurlijk de Liefde, l’Amour, toujours l’Amour.

Terwijl we de wereld naar eigen inzichten veranderen en diverse opties de revue laten passeren, staat Lia achter het fornuis en knutselt daar behoorlijk verfijnde gerechten ineen waarbij ze een handje geholpen wordt door haar dochter. Schipper Jos schuift mee aan tafel. Voor enkele dagen zijn we een kleine familie, naarmate de reis vordert, klimmen we elke avond later in bed.

De volgende ochtend is het zondag en dat ruiken we. Lia is al vroeg naar de dorpsbakker gefietst en heeft een ontbijt uitgestald met reuzengrote croissants, grijs brood en een gekookt eitje. Op de oever is het ongewoon druk. Honderden stappers met hoeden, rugzakken en honden passeren in kleine groepjes noordwaarts. Ze hebben niets van de traditionele zondagswandelaar, maar zijn veeleer gehaast. Het lijken moderne vrijetijdsridders die ook op zondag het presteren niet laten kunnen. Lieden die onder de linkerarm een schrift vol stempels en kilometeraantallen klemmen en nieuwe staprecords najagen.

We keren ons af van het gejaag, doorlopen de Berry Républicain, en kijken uit naar een bijzondere dag op het water. Vandaag varen we naar Briare en moeten daarbij de Loire oversteken, dat belooft een bijzonder moment te worden waar we eigenlijk al twee dagen over praten. Het is een beetje een druilerige ochtend als ik naast Jos aan het roer sta. Er hangt wat mist over het groene landschap en we zijn alleen op het water. Na enkele kilometers splitst het kanaal. Het oudste gedeelte buigt oostwaarts af en zal enkele kilometer verder in de Loire uitmonden. Daar moesten de schippers tot aan het einde van de negentiende eeuw de rivier kruisen, wat bij hoog water niet eenvoudig was. Zelf kiezen we links een recenter kanaal dat door een hoger gelegen gedeelte van het landschap werd uitgegraven en uiteindelijk zo’n dertig meter boven de Loire uitkomt. Daar werd een eeuw geleden een gedurfd plan uitgewerkt door een aquaductbrug over de rivier te bouwen, een architecturaal meesterwerk. Het PontCanal is zo’n 662 meter lang en daarmee de langste ter wereld, een meesterwerk van Gustav Eiffel die het in 1897 voltooide. Het aquaduct is bovendien van een ontroerende schoonheid, het kreeg aan beide kanten prachtige, gietijzeren lantaarns en aan de uiteinden twee monumenten. Terwijl Fons voorzichtig met het schip vooruitschuift, springen we overboord voor foto’s en verbazen ons met andere wandelaars over het wonder.

Aan de overzijde van de Loire ligt Briare. Het is zondag en het stadje lijkt wel uitgestorven, zo goed als alle restaurants blijken dicht. Aan de église Saint-Etienne, die met de typische geëmailleerde tegeltjes uit de streek werd bezet, hangt een affiche voor een optreden van IvanRebroff, die ik al lang dood waande.

In de late middag, als de zon nog even de kop opsteekt, klimmen we weer op de fiets voor een tochtje over de jaagpaden langs de kanalen die hier kriskras door het landschap lopen. We stoppen even voor een praatje met de jonge sluiswachter met paardenstaart die hier in zijn eentje en in afwachting van de schepen met zichzelf pétanque speelt en daar vrede mee heeft. Hij woont op een paradijselijke plaats, aan drie zijden omringd door water dat hier samenkomt, en noemt zijn werkplek de mooiste ter wereld. Als we terug bij L’Unique aankomen, floepen de lichten bij de kanaalbrug, een paradijselijk gezicht.

Schipper Jos zegt niet veel, zijn hart ligt bij de schepen. In mei 1940 werd zijn grootvader gedood tijdens het bombardement op de Rotterdamse haven, waar hij met zijn schip voor anker lag. Meteen kreeg zijn zoon de volle verantwoordelijkheid. Jos werd zelf aan boord geboren, ging op kostschool, voer een paar jaar mee met zijn vader, maar voelde al snel de behoefte om zijn eigen levensweg te kiezen. Op zijn 23ste waagde hij de sprong, met een klein vrachtscheepje voer hij de Rijn af. Dertig jaar later stond hij aan het roer van de Gwendolyna, 110 meter lang, die van Rotterdam naar Bazel voer. Een schaalmodel ervan staat in het gangpad. “Het mooiste schip op de Rijn”, zegt hij voor we aan tafel gaan.

’s Anderendaags stomen we op naar het einde van de reis en komen daarbij in de buurt van weer een wonder van techniek. Het graven van de kanalen verliep door de niveauverschillen niet altijd van een leien dakje. In Rogny-les-Sept-Ecluses bereikt het kanaal op een heuvelrug zijn hoogste punt, zo’n 200 meter boven de zeespiegel en dat zorgde voor heel specifieke problemen. Om het niveauverschil van liefst 34 meter te overwinnen werd in de zestiende eeuw een trap gebouwd met zeven sluizen. Maar daarmee was de klus nog niet geklaard. Omdat het kanaal naar beide kanten afwatert, werden in de buurt grote plassen en aanvoerkanaaltjes, de zogenaamde rigoles aangelegd. Die moesten permanent voor water zorgen om het hele systeem operationeel te houden. Het moet een imposant spektakel geweest zijn om een schip trapsgewijze de helling te zien op- of afkomen, maar helaas zijn we ruim een eeuw te laat om zo’n bravourestukje nog mee te maken. De sluizentrap werd voor het laatst gebruikt in 1880, sindsdien wordt de hindernis genomen via zes verder uit elkaar gelegen sluizen. Daardoor worden niet alleen de lange wachttijden vermeden, ook het probleem van de watertoevoer hoort tot het verleden. De sluizentrap is er nog wel, een indrukwekkend monument, half overgroeid door planten.

Het is tijd om afscheid te nemen, maar onze zingende-en-schrijvende Nederlandse vriendin wil niet terug naar haar land zonder een ommetje te maken langs Saint-Sauveur-en-Puisaye en we begrijpen meteen waarom. Elke vrouw die van een groots en meeslepend leven droomt, herkent in de Franse schrijfster Colette een verwante ziel, van wie de ambities aanvankelijk door een snoodaard van een man werden onderdrukt. Het is een oud verhaal, maar omdat Colette op haar manier tot een monument is uitgegroeid, lopen we die laatste middag de trappen van haar geboortehuis op, waarin een merkwaardig museum werd ondergebracht. n

Tekst en foto’s Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content