Een voltreffer, zo kun je de moeder-en-dochtercampagne van het Franse kledingmerk ‘Comptoir des Cotonniers’ wel noemen. De Australische fotografe Jane McLeish-Kelsey noemt de opdracht een droomjob. “Eindelijk is er plaats voor emotie in modebeelden.”

Het eerste wat me opvalt als Jane McLeish-Kelsey de deur van haar hedendaags rijtjeshuis in Londen opent, is haar no-nonsensestijl. Ze is op blote voeten, draagt een yogabroek met een los, gestreept T-shirt, haar haren in een verward knotje. Ze neemt me mee naar de keuken, waar haar dochter Willow bedelt om een stukje citroentaart. Ik krijg er ook één, en met taart en thee nestelen we ons aan de houten keukentafel.

“De opdracht van Comptoir des Cotonniers was perfect voor mij. Ik maak vaak portretten, en het feit dat het een campagne was met oudere en jongere vrouwen, vond ik interessanter dan met een model werken. Bovendien is het een schitterend idee. Dove was het eerste merk dat gewone vrouwen in zijn campagne portretteerde, en met succes. Toch zijn zulke opdrachten nog steeds zeldzaam, dus ik was gelukkig toen ze mij vroegen. Het was fantastisch om de emoties tussen moeder en dochter te vatten. Anderzijds was het niet gemakkelijk om mensen te fotograferen die het niet gewoon zijn om voor de camera te staan. Het was een slopende opdracht, omdat ik hen voortdurend zelfvertrouwen moest geven.”

“Londen is fel veranderd op modegebied. Alles draait om geld, de creativiteit is verloren aan het gaan. We zijn het nieuwe New York geworden. De Franse visie op mode ligt me beter dan de Britse. Hier heb je vooral emotieloze campagnes. Bovendien hebben we in Engeland weinig leuke merken in het middensegment. In Frankrijk heb je kleine modemerken als Comptoir des Cotonniers, maar ook A.P.C., Vanessa Bruno of Isabel Marant. Hier heb je Topshop aan de ene kant, en Burberry aan de andere. Beiden maken indrukwekkende campagnes, maar ze lijken allemaal op elkaar. Dat komt omdat de grote merken, of het nu die van de highstreet of de luxelabels zijn, gigantische budgetten uittrekken om dezelfde topfotografen aan te trekken. De enige grote ontwerper die afwijkt van overgepolijste campagnes, is Marc Jacobs. Die worden gefotografeerd door Juergen Teller, die ook liever met niet-perfecte mensen werkt. Hij zoekt karakterkoppen, daar hou ik ook van.”

Plastic vrouwen

“Ik hou niet van het artificiële, ook niet in mijn werk. Ik werk het liefst met natuurlijk licht. Kunstlicht is harder, minder vergevend. In mooi daglicht staat eender wie goed op de foto. Toen ik begon met fotografie, was het de periode van de grunge. Ik hou van die ruwere stijl. Dus ik ben een beetje een vreemde eend in dit overglamoureuze wereldje. Er is maar een heel kleine markt voor mijn stijl, en sommige opdrachten zal ik beslist weigeren. Victoria Beckham fotograferen, bijvoorbeeld. Ik mag er niet aan denken. Het zou leuk zijn mochten we een beetje meer realiteit te zien krijgen in de bladen. Alleen weet ik niet of dat ook zal gebeuren.”

“Waar ik het ook moeilijk mee heb, is al dat digitaal gepruts aan foto’s. Oké, een beetje fotoshoppen, daar ben ik niet tegen. Iemand een klein beetje aantrekkelijker maken, de wallen of een puistje wegtoveren, dat is gewoon vriendelijk zijn. Maar ik wil de poriën kunnen blijven zien. Ik heb een hekel aan die beelden van plastic vrouwen. Ik voel niets als ik ze zie. Ze zijn zielloos.”

“Gelukkig kan ik me ook uitleven in de portretfotografie. Voor het magazine InStyle portretteer ik vaak muzikanten, meestal backstage, net voor ze op moeten. Heel realistisch, net wat ik leuk vind. De meeste zijn ongedwongen, zelfverzekerd en een tikje gek. Ze zijn met hun imago bezig, eerder dan met hun uiterlijk.”

“Hoewel ik de modellen niet wil afvallen. Ik vind het leuk om iemand te ontdekken en in mijn universum te plaatsen. Soms ga ik de meisjes bij hen thuis fotograferen. In hun natuurlijke omgeving worden ze weer wie ze zijn. Meestal zijn dat tieners, soms jonge twintigers. Daar komt hun breekbaarheid nog eens zo duidelijk naar boven.”

“De modellenwereld is ziek. Mode is een wegwerpproduct geworden, maar ook die meisjes leven in een wegwerpmaatschappij. Zodra ze ontdekt zijn, worden ze gevraagd voor een grote campagne en zijn ze de volgende twee jaar onbereikbaar. Op die manier is het moeilijk om een goede relatie op te bouwen. En daarna wil niemand hen nog, wegens de overexposure.”

“Er is één Belgisch model waar ik gek op ben, Hanne Termote. Ik heb al een paar keer met haar gewerkt, en ze is zo’n grappig persoontje. Jammer genoeg voor mij begint ook zij meer en meer voor de grote namen te werken, het is erg moeilijk geworden om haar te boeken. Vorig seizoen liep ze voor het eerst mee in een defilé van Chanel. Ze woont in New York, denk ik. Er is iets met die Belgische meisjes… Ze hebben zo’n leuke look. Ze komen net uit een schilderij van de Vlaamse Primitieven gewandeld. Belgische modellen zijn authentiek.”

“Wat ik ook nooit zal doen, is anorectische meisjes fotograferen. Ik was eens in Los Angeles voor een badpakkenreportage. Het model was Lily Collins, de dochter van Phil Collins. Haar lichaam was dat van een twaalfjarige, zo mager. Ik heb de foto’s gemaakt, maar toen ik ze zag, heb ik geweigerd ze te publiceren. We hebben de reportage overgedaan, op een andere dag, met een ander meisje. Ik word pisnijdig als ik de catwalkfoto’s zie in de modebladen. Op het defilé van Christopher Kane zag ik zelfs twee meisjes die de anorexia voorbij waren, het waren skeletten ! Het zijn de ontwerpers die schuldig zijn aan deze belachelijke trend, zeker weten. Terwijl het echt onnodig is.”

Mannenwereld

“Er zijn niet zoveel vrouwelijke fotografen die standhouden in dit wereldje. Corinne Day (de fotografe die Kate Moss ontdekte), en Annie Leibovitch, ja. Zij hebben naam verworven. Hoewel, kun je Annie Leibovitch nog wel een vrouw noemen ? Ze lijkt veeleer een man (lacht). Maar ze heeft wel fantastische dingen gedaan. Die hele John Lennon en Yoko Ono-serie die ze in 1980 maakte… Fantastisch !”

“Hoewel er vandaag meer dan vroeger vrouwen als fotograaf werken, blijft het een mannelijk gedomineerde wereld. Hoe dat komt ? Omdat, los van de grote uitzonderingen, in de meeste beroepen mannen meer succes hebben dan vrouwen. Competitief zijn zit hun in de genen, het is hun instinct. De modewereld is hard, en mannen hoeven zich minder zorgen te maken over kinderen, huishouden, dat soort dingen. Zij nemen zelden enkele maanden, of zelfs jaren, vrij om voor hun gezin te zorgen. De succesvolste fotografen zijn bovendien homoseksueel. Zij leven dat leven voor de volle honderd procent, terwijl weinig vrouwen bereid zijn om hun eigen leven op te geven. Het is dus natuurlijke selectie. Ik heb geen zin om mijn gezinsleven op te geven voor mijn beroep.”

“Een ander verschil tussen mannelijke en vrouwelijke fotografen is dat mannen dol zijn op de technische snufjes die het vak met zich meebrengt. Zeker nu de digitale technieken zo ver zijn geëvolueerd. Mijn mannelijke collega’s kunnen er uren over doorpraten. Het is speelgoed voor hen. Terwijl een digitale camera en een computer voor een vrouw eerder functionele toestellen zijn. Wij hebben dan weer onze make-up en schoenen om over door te bomen (lacht). En handtassen.”

“Vind jij die cultus rond de handtas ook niet overdreven ? Ik hou wel van handtassen, maar ik heb een hekel aan die It-bags, die voortdurend opduiken in de magazines. Nu, ik moet wel erg kritisch klinken. Zal ik maar even duidelijk stellen dat ik oprecht hou van mijn job als modefotograaf ? Zolang je wegblijft van de gestoorde kant van het wereldje, is het fantastisch om te doen.”

Door Cathérine Ongenae I Foto’s Jane McLeish-Kelsey

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content