Strak gesnoeide hagen die keurig in het gelid staan en gemillimeterde gazons moeten de achttiende-eeuwse Italiaanse tuinen van Eyrignac doen herleven. Naar de geest althans, want de oorspronkelijke plannen zijn al lang verdwenen. Een stijloefening met vormen en perspectieven.

Ik weet niet hoe ik een snoeischaar moet vasthouden, maar het geringste foutje zie ik meteen.” Patrick Sermadiras staat in een van de mooiste groene lanen van Frankrijk, een dubbele rij haagbeuken en taxusplanten die tot in de perfectie zijn gesnoeid en die hij al een kwarteeuw koestert. De tuinen van Eyrignac werden in 1986 opgenomen in de inventaris van historische monumenten in Frankrijk en hebben sindsdien naam gemaakt. Toen ze in 1987 opengesteld werden voor het publiek, werden er 700 bezoekers geteld. Nu zijn er dat meer dan 80.000.

De grootste troef van Eyrignac : vormen en perspectieven als in de Franse tuinen van weleer, zoals ze werden ontworpen door of in de geest van Pierre Le Nôtre, de tuinarchitect van Lodewijk XIV. Ze zijn aangelegd rond een herenwoning in zandsteen die met het uur van kleur verandert en zijn hedendaags te noemen, want dit prachtige geheel van gesnoeide vormen ontstond in het begin van de jaren zestig uit het brein van Gilles Sermadiras de Pouzols de Lile, de vader van de huidige eigenaar. Gilles was notaris in Salignac, maar had altijd belangstelling gehad voor tuinaanleg en -decoratie. Dat ging zelfs zover dat hij het Parijse merk voor tuinmeubelen en -toebehoren Maison et Jardin oprichtte (niets te maken met het gelijknamige blad). Hij was een getalenteerde ontwerper en werd daarvoor al snel beloond. Tot zijn eerste klanten behoorden Christian Dior en José- phine Baker.

Maar in zijn niet te temperen enthousiasme wilde hij meer : op het familiedomein startte hij met een project dat bedoeld was als een terugkeer naar de ziel van de tuinen zoals ze halverwege de achttiende eeuw waren ontworpen door een Italiaanse architect. Niets van dit schitterende verleden bleef nog over, zelfs geen plannen meer. De mode van de Engelse parken in de negentiende eeuw – die overigens heel goed pasten in hun omgeving – had het werk van de voorgangers snel uitgewist. Om zijn project uit te voeren, ging Gilles te rade bij twee landschapsarchitecten. Eén van hen was de beroemde Engelsman Russel Page, die onder meer de tuinen van de familie Agnelli in het noorden van Italië had aangelegd. Maar schetsen van die vakmensen dienden uiteindelijk tot niets, want Gilles wist al heel goed wat hij wilde, namelijk een architectuuroefening gebaseerd op plantenstructuren en het perspectief. Veertig jaar later kunnen we het resultaat bewonderen : geometrisch gesnoeide vormen in haagbeuk, taxus en cipres. Allemaal op een rij gezet zouden ze zowat dertig kilometer haag vertegenwoordigen.

Eyrignac is onsterfelijk geworden dankzij een ma- jestueuze groene laan die de haagbeukenlaan wordt genoemd. In feite bestaat ze uit hoge cilinders in taxus met daartussen kubussen in haagbeuk uitlopend op een soort van steunberen, die als het ware een beschermende arm rond de cilinders leggen. Prachtig geritmeerde geometrie is dit. Bovendien volgt de laan perfect de wetten van het perspectief. En behalve de snoeiers weet niemand welke correcties worden gehanteerd om dit ritme tot aan het Chinese paviljoen driehonderd meter verder vol te houden.

Parallel daarmee loopt een andere, wat discretere laan, bestaande uit balken in taxus met daartussen Toscaanse potten. Nog een gedeelte dat interessant is voor het vormsnoeiwerk bevindt zich loodrecht op de twee lange lanen : de tuin à la française, op een terras in de as van het landgoed zelf. Er staat buxus geplant die fraai gesnoeid wordt in cirkels, halve manen en andere arabesken. In het verlengde daarvan ziet men een natuurlijke trap. De lange treden worden aan weerszijden ‘bewaakt’ door zes haagbeuken gesnoeid in de vorm van een grote piramide met een kleine erbovenop. Ook hier weet men wat perspectief is en wat men ermee kan doen.

Deze tuinen zijn het hele jaar door een oefening op alle tinten van groen : gazon, haagbeuk, buxus en taxus komen het meest voor. Jammer dat deze zeer verzorgde en strak gestructureerde tuinen toch hier en daar ontsierd worden door elementen die er niet bij passen, zoals de gele bloemen in de Franse tuin of de rode appelen in de boomgaard vlak bij de haagbeukenlaan.

Onnodig te zeggen dat op zo’n domein voortdurend tuinmannen aan het werk zijn. Zo moeten de haagbeuken vier keer per jaar gesnoeid worden. De eerste snoeibeurt is volgens Patrick Sermadiras de belangrijkste. De jonge lentescheuten, die tot vijftig centimeter lang kunnen zijn, moeten dan verwijderd worden.

De lente is trouwens het beste seizoen om Eyrignac te bezoeken. Dan zijn de haagbeuken en de buxusaanplantingen met hun zachtgroene bladeren het mooist. Verwacht echter niet dat u er op eigen houtje zult mogen rondlopen. Alle bezoeken zijn onder leiding van een gids en de volgweg is goed afgebakend. Dat verhoogt natuurlijk het mysterie, maar niet het kijkplezier.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content