‘Koetiekoetie’, ‘awellewellewel’, ook wel ‘moeniemoeniemoenie’. Met daarop het diepgemeende antwoord : ‘Prrrrt’. Het zijn zo van die dagelijkse onomatopeegesprekken tussen ouder en baby. Het kan diepgaander, zo stelt een groeiende groep believers. Met de hulp van babygebarentaal.

Ze is anderhalf, neemt een lepel van de tafel, grist haar slabbetje van de stoel, wandelt zelfverzekerd naar de koelkast en tikt zachtjes maar gedecideerd met de lepel op de deur ervan. Duidelijke taal voor : “Tijd voor mijn Petit Gervais, ik heb honger.” Bij oma gebeurt sinds kort al eens het volgende : met een licht gefronste blik haalt ze een plastic Delhaizezakje uit de kast waarna ze het met een schuchtere zucht op oma’s schoot gaat leggen. Vertaald : “Ik zou het fijn vinden mocht je mijn pamper verversen.” Oma wikkelt een vuile pamper doorgaans namelijk eerst in een plastic Delhaizezakje alvorens die in de vuilnisemmer te dumpen.

Twee scènes uit het babyleven zoals het is van een nichtje van achttien maanden. Scènes die aantonen dat de meeste baby’s al van nature gebarentaal gebruiken om zich vóór de blijde intrede van die eerste moeizaam gearticuleerde woordjes toch duidelijk te maken aan de wereld der sprekenden. In de Verenigde Staten bracht dit gegeven psycholoog Joseph Garcia op het idee om de babygebaren in een welomlijnde structuur te gieten, ze te abstraheren en ze systematisch vanaf zes à zeven maanden aan baby’s aan te leren. Want hoewel kinderen pas vanaf ongeveer anderhalf jaar beginnen te spreken, zijn ze cognitief al vroeger klaar om te communiceren. Om te spreken moeten ze immers eerst hun spraakorganen meester worden, en neen : tong en lippen in de juiste choreografie dwingen, dat valt niet van bij de eerste poging mee. Baby’s zouden minstens een half jaar sneller dingen begrijpen dan dat ze kunnen verwoorden, en die moeizame lippenacrobatie en gevoel van onbegrepenheid leiden al eens tot frustraties en huilbuien. Tot een leeftijd van twee jaar blijken gebaren veel makkelijker aan te leren dan woorden en zijn ze toch even functioneel : de logica achter de babygebarentaal is dus kristalhelder.

Europese pioniers

Sindsdien is hij in de Verenigde Staten niet meer te houden : de hype van de babygebarentaal. Het zijn de Amerikaanse psychologen Linda Acredolo en Susan Goodwyn van de Universiteit van Californië die de babytaal concreet op de sporen zetten, zo goed als helemaal geënt op de dovengebarentaal. Toch benadrukken babytaalspecialisten dat een baby geen specifieke gebarentaal hoeft te leren : de ouder kan ook gewoon het gebarenvocabularium uitbreiden dat het kind al spontaan ontwikkelde. Belangrijk is alleen dat de ouder bij elk begrip consequent dezelfde beweging maakt, zodat het kind na een tijd de link legt. Acredolo en Goodwyn bundelden in het boek Babytaal, dat bij ons eind maart verschijnt, een honderdtal babygebaren. Die kunnen als leidraad dienen, maar de fantasie van de ouder zelf kan dat dus evengoed.

Terwijl in de Verenigde Staten al horden baby’s diepgaande gebarentaalconversaties voeren, zijn dat hier nog maar enkele pioniers. In eigen land is er nog geen organisatie professioneel mee bezig, bij onze noorderburen is er intussen wél het bijzonder bezige Babygebaren. De motor van de organisatie is de uit Canada afkomstige, maar intussen perfect Nederlandstalige Lissa Zeviar. Zij geeft per maand aan ongeveer twintig families een workshop babygebaren, heeft een babygebarenwoordenboek samengesteld en net nog een dvd over het onderwerp afgewerkt.

Doventaal

Zeviar is het kind van twee dove ouders en groeide op met gebarentaal : al sinds haar acht maanden is ze ‘aan het gebaren’, later studeerde ze af als professionele doventolk. Zij is overtuigd. “Gebarentaal gebruiken met je baby, verrijkt in de eerste plaats vooral de ouder-kindrelatie. En dat komt elke baby ten goede. Bovendien, zo hoor ik vaak van ouders, neemt het een hoop frustraties weg van het kind. Het voelt zich meer begrepen en is daardoor opmerkelijk rustiger. Als het dorst heeft bijvoorbeeld, dan ‘zegt’ het dat gewoon door een drinkbeweging te maken. “

Ook wanneer de gebarenbaby’s beginnen spreken, blijven ze hun woorden nog lange tijd illustreren met bewegingen. “Uiteindelijk, vanaf een jaar of drie, zullen de gebaren geleidelijk aan achterwege blijven. Ook voor volwassenen vind ik het een voordeel om gebarentaal te kennen : heel handig om te communiceren over een grote afstand of in lawaaierige ruimtes. Bovendien kun je zo ook gesprekken voeren met een belangrijke, helaas vaak vergeten groep mensen : de doven. Daarom pleit ik ook dat de babygebarentaal de gebaren gebruikt van de doventaal. De Nederlandse doventaal verschilt wel van die van de Vlaamse doventaal. Als ouders in Vlaanderen gebarentaal met hun baby willen gebruiken, raad ik ze dus aan om een Vlaams gebarentaalwoordenboek te kopen.”

En duurt het lang voor de baby de gebarentaal oppikt ? “Hangt af van de consequentie waarmee de ouders de gebaren gebruiken, én van het kind zelf. Als je begint op ongeveer zes maanden, dan zullen sommige baby’s al vanaf hun zeven maanden een eerste gebaar maken. Bij anderen kan het tot tien maanden duren. De ene baby wil liever eerst zijn verbaliteit en communicatie ontwikkelen, de andere zijn fysieke en motorieke mogelijkheden. Dat merk je al vlug : sommige baby’s van negen maanden wijzen voortdurend voorwerpen aan, brabbelen daarbij voluit, maar kunnen niet kruipen. Andere baby’s van dezelfde leeftijd kruipen overal heen, maar lijken helemaal geen zin te hebben om te communiceren met de buitenwereld.”

Intelligenter ?

Iets wat babygebarenbelievers graag benadrukken is de intellectuele massage die de baby’s zouden krijgen door de gebarentaal. Op de site van het Nederlandse Babygebaren klinkt het vrij triomfantelijk dat “onderzoek heeft uitgewezen dat gebarende kinderen op latere leeftijd een voorsprong behalen op niet gebarende kinderen op het gebied van lezen, schrijven en spreken. Daarnaast behalen deze kinderen over het algemeen ook nog hogere cijfers in intelligentietests.” “Een kind dat gebarentaal leert, ontwikkelt zijn hersenen in positieve zin”, zegt Zeviar. “En dat blijft ook wanneer het begint te spreken : als een kind gebaart en spreekt tegelijkertijd, dan stimuleert dat de verbindingen tussen de linkerhersenhelft, waar de taal zich ontwikkelt, en de rechterhersenhelft, die van de motoriek. Volgens onderzoek van de Amerikaanse psychologe Marilyn Daniels zouden kinderen die beide talen gebruiken een voorsprong hebben op het vlak van woordenschat, lezen en schrijven.”

Hoera ? “Laten we dat toch maar niet overdrijven”, reageert kinderneurologe aan het UZ Gent Ann Oostra. “Eerst en vooral is intelligentie uiteraard een sterk genetisch gegeven. Dat kun je dan wel positief beïnvloeden door het kind veel aandacht te geven en te stimuleren, iets wat bij zo’n babytaalcursus uiteraard gebeurt. Maar we mogen de zaken niet omdraaien. Kinderen met een goede cognitieve basis die door de gebarentaal extra gestimuleerd worden, presteren dan misschien wel nog nét dat beetje beter. Maar voor kinderen met een leerprobleem bijvoorbeeld biedt dit geen oplossing. Ik wil daar voor waarschuwen omdat ik in mijn praktijk merk dat ouders van kinderen met leerproblemen vaak bereid zijn om alle mogelijke wondertechnieken te geloven en daar veel tijd en geld in te investeren. Tevergeefs.”

Te veel druk ?

Los van de overtrokken beloftes vindt Oostra de babygebaren best wel een goede zaak. Het remt de spraakontwikkeling niet af. En bovendien : “Met je baby communiceren met gebaren, betekent dat je bezig bent met het kind. En daar gaat het om : het is bijzonder heilzaam voor de ontwikkeling van je baby om er samen intensief tijd mee door te brengen – meer dan alleen maar voeden en luiers verversen. Gebaren spelen trouwens sowieso een belangrijke rol in de dagelijkse communicatie tussen ouders en baby’s, spontaan al. Het stoort me wat aan de hype dat die gebaren – iets wat liefdevolle en toegewijde ouders vanzelf doen – nu opgeblazen worden tot een business. Keerzijde is namelijk dat ouders en verzorgers zich op de duur schuldig zouden voelen als ze het níét doen.”

Dat er minder huilbuien en gefrustreerde gevoelens zijn bij gebarenbaby’s, lijkt Oostra geloofwaardig en niet onlogisch. “Maar daar hebben die gebaren op zich niet echt iets mee te maken. Eerder het feit dat de ouder intensief contact maakt met de baby en tijd neemt om te ‘luisteren’. Een baby die tijd krijgt van zijn ouder, voelt zich begrepen. En rustiger.” De babygebarentaal is dus geen extra druk op hun veel te frêle schouders, zoals critici verzuchten ? Geen ’typisch fenomeen van een opvoeding die wonderkinderen hoopt voort te brengen ?’ “Nee, de babygebaren lijken me geen extra druk”, zegt Oostra. “Nogmaals : het is net goed voor het kind dat ouders er uitvoerig tijd voor maken.” Zeviar stemt in : “Wij maken de ouders heel duidelijk dat we niet geïnteresseerd zijn in het klaarstomen van superbaby’s. We leren ze gewoon een mogelijkheid aan om zich uit te drukken in afwachting van hun eerste woordjes. Ze kiezen dan nog zelf of ze er al dan niet gebruik van maken.” Geen verdoken wondertherapie, de babygebarentaal. Eerder een leuke en vooral intense manier van samenzijn tussen ouder en baby. Mooi is dat. Duim omhoog dus.

Babytaal, Praat al met je baby vóór hij iets kan zeggen, Linda Acredolo en Susan Goodwyn, Uitgeverij Terra Lannoo, ISBN 978-90-5897-676-5, vanaf 30 maart in de boekhandel. www.babygebaren.com

Door Guinevere Claeys – Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content