Miljoenen jaren eenzaam dobberend in de oceaan is Madagaskar een land waar fauna en flora uniek zijn, waar landschappen onnavolgbaar en mensen hartelijk zijn. Zes kleine mozaïeken van een groot land.

1 BAOBAB

In den beginne was de baobab. Wat een visitekaartje : Adansonia grandidieri’s weerspiegelen in het moeraswater. Niets is intenser dan het schoonste cliché van Madagaskar, het op drie na ’s werelds grootste eiland, buiten de kust van het Afrikaanse Mozambique. Dit zijn de weergaloze bomen waar iedereen naartoe reist, de machtige baobabs die eigen zijn aan het legendarische continent dat ooit Gondwana heette. Nu draagt het oudste eiland op aarde veel a’s in z’n naam. “Renala“, zegt een meisje aan een kraam, halfweg Route Nationale 8, tussen Belon’i Tsiribihina en Morondava, “De moeder van het bos !” De Allée des Baobabs is niet meer dan een kilometer lang, met een driehonderd legendarische bomen, een van de laatste relicten in een landschap dat iedere dag erodeert. De ranke stammen met hun kruin zijn endemisch, een van de zes baobabsoorten die nergens anders voorkomen. Maar er is zoveel meer in dit land.

2 AN TANANA ARIVO

Een bas-reliëf in rode steen vertelt de geschiedenis van de hoofdstad van Madagaskar : wat begon met het koninkrijk van de Merina eindigt met een open deur, de weg naar onafhankelijkheid in 1960. Op de heuvel waait een forse bries rond het koninklijk paleis en de graftombes. Rondom woekeren kleurrijke huisjes tussen moerassen en rijstvelden. Hoofdstad Antananarivo lijkt een aangename stad, in haar architectuur anglo-saxon en créole-français, al dijt ze onder druk van arme migranten almaar uit. “An tanana arivo staat voor het prefix van plaats, voor stad en voor duizend soldaten. Het paleis staat aan de noordkant van de stad, want het noorden is de samenvatting van onze cultuur,” zegt Maryse, “die cultuur is de passage van het leven, die begint bij de geboorte, de eerste keer je haar snijden, de besnijdenis, huwelijk en kinderen, de dood en de terugkeer als voorouder. We wonen onder hetzelfde dak en we liggen begraven onder dezelfde grafsteen. Het noorden dat rijk is, want het zuiden is arm en heet, en ook heilig : le lieu des ancêtres. Even belangrijk is het oosten met de zonsopgang, want daar ligt onze origine in India, Sulawesi, Maleisië en Polynesië, die samen met Arabieren en Bantoes uit Afrika onze culturele rijkdom uitmaken.”

3 RIJSTVELDEN

Rond Antsirabe wil ik gewoon wandelen, over de heuvels, door de rijstvelden die het landschap laten waaieren, door de gehuchten rond Betafo op zo’n 1500 meter hoogte. Dit is land van de Merina, als de Mensen van de Hautes Terres een van de achttien Malagassische etnieën. Wandelen is zachtjes hun cultuur ontdekken, slenteren over de dijkjes van de rijstvelden, een praatje slaan met de onderwijzeres en haar spelende meute, verdwalen tussen ijzerrode huisjes in bakstenen of klei, binnenkijken in de katholieke of protestantse kerk, of met respect afstand bewaren van de witte graven, waaruit de doden opstaan – die worden rondgedragen en herbegraven tijdens de ceremonie van de famadihana. “Doodgaan is niets anders dan voorouder worden”, zegt de gids.

In open vensters lacht altijd wel een jonge vrouw met haar kind op de arm. Jongens planten rijst tussen de zeboes. Langs de waterkant hollen mensen voorbij met op hun hoofd sprokkelhout, houtskool of koopwaar, ze zijn op weg met fiets of ossenkar, komen van een bedrijvige markt of halen in het atelier van de ambachtslui hun bestelling op. Overal lopen kinderen tussen de alomtegenwoordige rijstvelden, ze lezen in het schooltje op de heuvel, ze spelen voor hun huisje, de kinderen geven het landschap signatuur. Deze hautes terres zijn getekend door groen, geel en abstracte lijnen, door erosie en heuvels, door een rode gloed bij zonsondergang. Nergens anders in Afrika ontdek je zo’n landschap. Alleen al daarvoor is een reis naar Madagaskar een noodzakelijke omweg. En bij de terugkeer in fruit-, groente- en bierstad Antsirabe is het straatleven een perpetuum mobile van duizenden felgekleurde pousse-pousses, tweewielige fietstaxi’s die worden voortgetrokken door kleine, vinnige, gespierde en op en neer huppelende mannetjes met een hoed.

4 BOOTTOCHT

Een juichende troep kinderen wuift het schip uit voor een driedaagse afvaart van de rivier Tsiribihina. Breed, traag en sloom, door weelderige bochten met overdadige vegetatie. Al vlug zijn er geen dorpen meer. Een boottocht, gemotoriseerd of met een pirogue, biedt de kans afgelegen, anders onbereikbare plaatsen te ontdekken. Zwarte papegaaien krassen, tegen een oeverwand huppelen lemuren en tussen het riet ligt een krokodil te wachten op prooi. Toch een dorp van de Sakalava, de Mensen van de Lange Valleien : in Tranombarotra is het markt, wordt koffie geteeld, maniok gestampt, zijn sommige vrouwengezichten met gele aarde bedekt, dragen kinderen nog kleinere kinderen. Slapen doen we op zandbanken, in een tentje of onder de blote hemel. Af en toe vaart een gemotoriseerde prauw tegen de stroom op. Een wandeling leidt naar een waterval, evengoed een welkome natuurlijke douche als een tropische poel om te zwemmen. Lunch aan boord, avondmaal bij het kampvuur. Met liederen en muziek onder de sterrenhemel, met een drankje en veel verbroedering.

5 TSINGY

De vertraging is voor één keer niet erg : de 4×4 is uitgegleden en onherroepelijk vastgeraakt in de modderige berm. Dan maar te voet, door heuvels en bos, naar het vertrekpunt van het Bemaraha Nationaal Park, voor de ontdekking van een van de meest bizarre landschappen op Madagaskar. Voor het vertrek moet ik me met gordels, haken en ringen smukken, want de tsingy eisen bij onvoorzichtigheid hun tol : getande, vlijmscherpe en loodrechte wanden van kalksteen zijn geen lachertje. We kiezen voor het traject van de Grand Tsingy. Vallen is even dodelijk als dat de eerste waarneming in het regenwoud fascinerend is : roze, wit en oranje zit een Madagaskar dwergijsvogel doodstil op een twijg. Ik mag dat bevroren silhouet naderen tot op een paar meter. De mooiste waarneming van de reis. Dan begint de duistere, zwarte wereld van de tsingy, donkere kathedralen met kloven, gladde wanden, trapjes en kabels waaraan de ringen worden bevestigd, een hangbrug, riskante passages, adrenaline en diepe duisternis, mossen en primitieve planten, zonlicht en eens boven een wonderlijke wereld van gekartelde steen, van kettingzagen en haaientanden, van vlijmscherpe grijszwarte rotspunten die van de tsingy een bijna onneembare burcht in een groene wereld maken. Endemische sikkelvanga’s zijn met hun luide roep de bewakers van dit onwereldse universum. Hoog moet je klimmen om deze unieke wereld te kennen.

6 OERGEZANG

In het oosten overleven schamele resten van het oude regenwoud, nu Madagaskar helemaal dreigt te ontbossen. Wat ooit Périnet heette, is nu het Andasibe Nationaal Park met tal van wandelpaden die leiden naar de zingende lemuur. Al van ver weerklinkt door het woud een eindeloze klaagzang, whoeoeoeoeoehhh, telkens opnieuw, monotoon, een smartvol lied van verlangen. Het heet dat de indri huilt omdat een andere lemuur zijn staart heeft afgebeten. Ik klim hogerop, kruip tussen takken en speur in de dichte vegetatie naar een witzwarte gestalte. Daar, als een teddybeer met te grote ogen, kijkt de Indri indri me aan. En ik hem. Hij is de grootste van alle 104 lemuren, zo’n zeventig centimeter, en in de levensboom een primaat zoals de apen en wijzelf. Lemuur of de dolende geest van een afgestorvene, dat past bij de Malagassische cultus van de geëerde voorouders. “Babakoto,” fluistert de gids, “de vader van de mens” – een zeventig miljoen jaar oude verwantschap. Zijn oergezang is endemisch, dat woord dat op dit immense eiland zo vaak gebezigd wordt. Endemisch zoals de vele planten, vogels en dieren. En op het einde is de baobab.

Tekst en foto’s Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content