Blijkbaar kunnen we het niet laten, maar kunnen we er ook niet mee omgaan. Ontrouw dus. Overspel. Heimelijke relaties. Pendelen tussen echtgenote en minnares. Of tussen man en minnaar, zoals Katia en vele anderen

. Annemie Struyf / Foto Lieve Blancquaert

Het begon met een anonieme brief die ik op de redactie ontving. “Geachte mevrouw,” schreef de man die zich Sine Nomine noemde, “ik heb de grens van het taboe overgestoken en leef nu ondergedoken in het land van de paria’s: dat van de minnaars en de minnaressen. Een sterk bevolkt maar onzichtbaar continent dat, hoe schokkend dit ook voor ‘buitenlanders’ mag klinken, een universum is van trouw, respect en liefde. Maar ook van leegte, gemis en eenzaamheid.”

“Ik ben een man van zestig, een minnaar dus. Meestal loopt het anders in de geheime liefdes, en is de man de vreemdganger en de vrouw degene die zich offert op het altaar van de moraal. Wij, de minnaars en de minnaressen, eten uit de handen van het toeval. Zal zij telefoneren? Kan hij langskomen? Wanneer, hoe lang? Zal iemand het merken, horen, zien, vermoeden? Want alles moet stiekem, geniepig, clandestien. Zoals zovele vreemdgangers wil ook mijn geliefde haar gezin niet verlaten. Zelf zie ik haar zo graag dat ik geen andere vrouw naast mij in de zetel of het bed kan verdragen. Mijn enige alternatief is dus: wachten, wachten, een leven lang. Heb ik geluk, dan blijft mijn geliefde mij trouw. Loopt het fout, dan heb ik alles verspeeld in het casino van de liefde, met als enige rente: een eenzame oude dag. Verliezen doe ik echter sowieso. Want voor mij geen gezellige terrasjes met z’n tweetjes, geen kinderknuffel, geen gezamenlijke vrienden, geen familiefeestjes. Vakantie, kerst en nieuwjaar zullen weer feestelijk eenzaam zijn.”

“Zijn wij een zootje bedriegers zonder scrupules? Zeker niet. Ik heb mijn geliefde zelfs beloofd haar nooit te vragen haar gezin te verlaten. Want geloof me, zij houdt van haar man, is een toegewijde moeder, een betrouwbare buurvrouw en collega. Zij kan haar dierbaren niet achterlaten, dan sterft zij van verdriet. Waarom dan zo’n risico nemen? Om wat we beiden reeds jarenlang vermoedden, en intussen zeker weten: dit is een unieke relatie. Eindelijk komen onze lichamen en zielen thuis. Deze liefde mogen en kunnen wij elkaar niet ontzeggen.”

“Verder geen onthullende details, want onze anonimiteit primeert. Haar geluk, en dus ook het mijne, mag onder geen beding in gevaar gebracht worden. Slechts één ding wil ik u vragen, mevrouw. Ook al is het wellicht onmogelijk te infiltreren in deze ‘onderwereld’ (de omerta mag immers niet doorbroken worden), schrijf ook eens een verhaal over geheime liefdes. In de hoop dat het u lukt, groet ik u vanuit het Land aan de Overkant.”

Ik wist niet goed wat ik met die brief moest aanvangen en liet hem, een beetje onbestemd, op mijn werktafel liggen. Was het toeval of voorbestemming dat het thema ‘getrouwde vrouw met minnaar’ zich de volgende dag al opnieuw aanbood, deze keer in de persoon van een vrouw die ik gemakshalve Katia zal noemen? Over haar ware identiteit moet ik u, helaas, in het ongewisse laten. Laat mij u slechts vertellen dat zij een bijzonder knappe verschijning is. Zelfzeker, intelligent, geestig. Boeiende job, 39 jaar, moeder van twee dochters (11 en 9 jaar), 18 jaar getrouwd, alom gewaardeerd en gerespecteerd. ’s Avonds bij een goed glas wijn vertelde zij ons – haar tafelgenoten: drie vrouwen en één man (niet de hare) – wat haar onlangs overkwam.

Katia: “Enkele weken geleden, op een schoolfeestje, stapte een opvallend knappe man naar mij toe. Hij was me al eerder opgevallen, ik wist dat hij de vader van een klasgenootje van mijn jongste dochter was, maar ik had nooit met hem gesproken. Tot mijn grote verbazing zei hij zonder omwegen: ‘Ik heb je altijd al een heel aantrekkelijke vrouw gevonden, maar vandaag ben je werkelijk onweerstaanbaar.’ Sprakeloos staarde ik hem aan, enkele seconden lang keken we elkaar heel diep in de ogen. ‘Dank je,’ lachte ik toen luchtig, ‘en wees gerust, ook ik vind jou best aantrekkelijk.’ Dat was het, en daar bleef het bij.”

“Veertien dagen later kreeg ik plots een telefoontje. ‘Ben je alleen thuis?’ klonk het. ‘Daar antwoord ik niet op’,reageerde ik koel. ‘Ik wil niet praten met iemand die zich niet bekendmaakt.’ ‘Oké,’ zei de stem die mij vaagweg bekend voorkwam, ‘ik ben de man die jou onlangs op het schoolfeestje heeft aangesproken. Sinds die dag speel jij de hele tijd door mijn hoofd. Ik verlang naar jou. Mag ik je daar iets meer over vertellen?’ Eerlijk waar, op dat moment begon mijn lichaam te zinderen. Ik was geïntrigeerd, razend nieuwsgierig ook. Stel je voor, een waanzinnig knappe man die je opbelt om je te vertellen dat hij naar jou verlangt.”

Wij, vrouwen, hingen aan Katia’s lippen. Alleen de man in ons gezelschap verbaasde zich over haar reactie: “Komáán, elke andere vrouw zou op haar hoede zijn en denken: help, een viezerik aan de telefoon!”

“Neen, neen,” protesteerde Katia, “het was helemaal geen vies telefoontje. Bovendien was het een veilige situatie. Als ik het gesprek niet meer leuk vond, hoefde ik slechts in te haken. Maar ik voelde mij warm worden, wilde horen wat die man mij te zeggen had en dacht er niet over dat gesprek af te breken. En ja, hij heeft ontzettend veel over zichzelf verteld, ook over zijn seksuele verlangens. Dat hij graag met mij wilde vrijen, maar dat zijn vrouw daar niets van mocht weten. Ten slotte begon hij mij heel geraffineerd te verleiden – dat vond ik geweldig – en deed hij me een voorstel: ‘Donderdag over twee weken ga ik naar een congres in Brussel. Is er een kans dat jij die avond naar mijn hotelkamer komt?’ ‘Wat jij me vraagt, vind ik fantastisch,’ heb ik hem geantwoord, ‘want slechts weinig mannen zouden zoiets durven. Maar een duidelijk antwoord kan ik je op dit moment niet geven.’ ‘Dat begrijp ik,’ zei hij vriendelijk, ‘en dat respecteer ik ook’.”

“Natuurlijk gaat het hier louter om seks”, ging Katia voort. “Noch hij noch ik zijn op iets anders uit. En ja, ik geniet van dit gevoel, van deze situatie: de fantasie van in een hotelkamer te vrijen met een man die mij seksueel wil, zonder dat ik een relatie met hem hoef aan te gaan.Vorige week heb ik die man toevallig opnieuw ontmoet, tijdens een concert. Hij zat aan de ene kant van de zaal, naast zijn vrouw. Ik aan de andere kant, met mijn man. Heel even hadden we oogcontact, maar we hebben geen woord gewisseld.”

De man in ons gezelschap bleef maar beweren dat de meeste vrouwen nooit door zo’n voorstel gecharmeerd zouden zijn. Wij, vrouwen, lachten hem ronduit uit. “Iederéén droomt toch van zo’n telefoontje”, zei de ene. “Geen vunzige hijgtelefoon natuurlijk, maar een open, rechtstreekse vraag.”

“Wat een moedige man,” zuchtte de tweede, “om gewoon de hoorn te pakken en openhartig zijn verlangens te tonen.”

“Ben je naar zijn hotelkamer gegaan?” wilde ik weten.

“Ik heb nog twee dagen bedenktijd”, lachte ze mysterieus. En inderdaad, het was nog maar dinsdag.

Enkele dagen later vond ik in mijn brievenbus een boek: De prijs van de passie.Trouw aan ontrouw. Met de suggestie van de uitgever eens een reportage te wijden aan het thema van de clandestiene liefde. Gewillig begon ik te bladeren en ontdekte onder meer dat “tijdens hun huwelijk, veertig tot vijftig procent van alle mannen vreemdgaat en vijfentwintig tot vijfendertig procent van de vrouwen”. Maar meteen voegt de auteur eraan toe “dat alle onderzoek naar ontrouw erg moeilijk en onbetrouwbaar is: mensen liegen immers!” Daarmee komt hij al snel tot de kern van zijn betoog:

1. We kunnen het niet laten, met andere woorden, we blijven trouw aan ontrouw.

2. We kunnen er niet mee omgaan.

Van de drie bevolkingsgroepen in ontrouwland – de vreemdgangers, de partners en de minnaars / minnaressen – richt hij zijn aandacht vooral op de eerste groep: de overspeligen, de scheveschaatsrijders, de schuinsmarcheerders. “Omdat die op de minste steun kunnen rekenen”, verklaart hij simpelweg. “En omdat de nood aan empathie in deze groep het grootst is.” Verder stelt hij in de beeldvorming over ontrouw een uiterst conventionele rolverdeling vast: meestal is de vreemdganger een man, de vaste partner en de rivale zijn vrouwen. Een mythe die niet zo gemakkelijk doorprikt wordt, al laat de realiteit (en ook de literatuur, denk maar aan Madame Bovary, Anna Karenina en, meer recentelijk, Benoîte Groult en Cathérine Millet) een genuanceerder plaatje zien. Ook heel wat gehuwde vrouwen pendelen niet ongraag tussen man en minnaar.

Precies op dat punt was ik in het boek aanbeland, toen Katia me opbelde. Of zij me haar verhaal mocht doen. Omdat ze zich soms zo onbegrepen, zo afgewezen voelt. Niet ik, maar zij stelde als ontmoetingsplaats de lobby van het Brusselse Astoriahotel voor.

Katia: “Al achttien jaar ben ik getrouwd, wat niet betekent dat ik al die tijd een klassiek gezinsleven heb geleid. Integendeel. Onmiddellijk na mijn jawoord dacht ik al: ‘Katia toch, wat heb je nu gedaan?’ Plots voelde ik mij geketend, en dat gevoel heeft nog vaak de kop opgestoken.”

“Kort na mijn huwelijk begon ik een relatie met een goede vriend die in Antwerpen studeerde. Zalig vond ik het om twee mannen te hebben en tussen Gent en Antwerpen, tussen man en minnaar te pendelen. Openhartig vertelde ik alles aan mijn echtgenoot: hij wilde het ook graag weten, zelfs de details over het vrijen, maar hij kon er niet tegen, het deed hem verschrikkelijk veel pijn. Vijf maanden lang heeft deze situatie geduurd tot ze ronduit onhoudbaar werd. Om mijn man al die pijn en dat verdriet te besparen, heb ik uiteindelijk met mijn vriend gebroken. Die beslissing heeft mij veel moeite en tranen gekost.”

“Het volgende jaar echter werd ik opnieuw verliefd. Deze keer op een goede vriend van mijn man. Ook met hem ben ik een relatie begonnen. Het was de tijd van: ‘Gooi het maar allemaal op de tafel. Alles kan, alles mag.’ Met hetzelfde scenario als gevolg: opnieuw genoot ik ervan twee mannen te hebben, maar opnieuw kon mijn man de situatie niet aan. Uiteindelijk liep het slecht af. Mijn minnaar kampte met onverwerkte problemen uit zijn kindertijd, werd depressief, moest opgenomen worden en maakte een einde aan onze relatie. Toch is hij nog steeds een goede vriend van mij.”

“Intussen bleef mijn man mij absoluut trouw. Nooit, in al die jaren, heeft hij iets met een andere vrouw gehad. Al die tijd ben ik zijn eerste en enige liefde geweest, en hij beweert geen enkel verlangen naar een avontuurtje of een minnares te hebben. Voor hem is huiselijke gezelligheid heel belangrijk: samen ontbijten, kletsen in de zetel, met de kinderen stoeien, knuffelen in bed. Natuurlijk kan ik ook wel van die knusse momenten genieten, maar de vanzelfsprekendheid van het gezinsleven beklemt me, maakt me niet echt gelukkig. Ik noem mezelf een vrijbuitster, iemand die graag haar eigen gang gaat, zonder al te veel druk en verwachtingen. Soms praat ik met mijn man wel eens over ‘een verandering in onze situatie’, ‘een plekje voor mezelf’. Maar daar wil hij niet van weten.”

“Na die twee eerste minnaars heb ik mij een hele tijd gedeisd gehouden. De kinderen werden geboren en ik beleefde een huiselijke periode: baby’s aan de borst, huisje, tuintje, keuken. Mijn man vond dat een heerlijke tijd, maar zelf kreeg ik een kanjer van een postnatale depressie. Ik voelde mij ontzettend slecht, schuldig, onaantrekkelijk. Ik huilde veel, wilde niemand zien en voelde mij bovenal een slechte moeder. Zonder meer een rotperiode dus.”

“En toen, na enkele jaren van bedrieglijke rust, ben ik opnieuw uitgebroken. Op mijn werk begon ik een relatie met een getrouwde collega. Deze keer besloot ik ervan te genieten zonder er thuis één woord over te vertellen. Die man was heel macho, en benaderde me ook zo in bed. Ons werk hield in dat we af en toe samen naar het buitenland gingen. Dan verbleven we in een viersterrenhotel met sauna en bubbelbad, en lieten ons helemaal gaan. Het was een wilde periode, heel uitbundig, en ik genoot met volle teugen van de lust in mijn lijf. Maar na een tijdje werd mijn minnaar heel bezitterig, hield mij nauwgezet in de gaten en gaf voortdurend kritiek op mijn gedrag. Als ik op het werk naar andere mannen keek of met hen praatte, kreeg hij het erg moeilijk. Dan verweet hij me dat ik hen probeerde te verleiden. Uiteindelijk werd hij zo jaloers dat ik, met pijn in het hart, afscheid van hem heb moeten nemen. Toch kijk ik nog steeds met positieve gevoelens op die periode terug. Tenslotte heeft die man de lust in mijn lijf losgemaakt.”

“Korte tijd later leerde ik op een feestje een bijzondere kerel kennen. Ik had net drie weken gejankt om het verlies van mijn vorige relatie, toen die man, vreemd genoeg, iets heel ‘hoerigs’ in mij losmaakte. We begonnen onmiddellijk te praten over seks, aantrekking, drift en lust, en voelden ons fysiek heel sterk tot elkaar aangetrokken. Op dat feestje bleef ons contact beperkt tot één kus, maar we spraken af dat we elkaar terug zouden zien om dat ‘hoerige’ stuk in mij en dat ‘machtige’ stuk in hem eens ten volle uit te leven. Dat vond hij fantastisch, want bij zijn vrouw was hij altijd de voorzichtige, tedere, lieve, zachte minnaar.”

“Toen we elkaar opnieuw ontmoetten, speelde ik, ook in kleding en lingerie, de hoer en benaderde hij mij echt als een lustobject. En ik kwam tot de ontdekking dat ik daar enorm van genoot. Nooit had ik vermoed dat die gloed in mijn onderbuik zo sterk kon zijn. Let wel, ik was helemaal niet verliefd op die man, het was een puur seksuele relatie. Slechts enkele keren hebben we elkaar op die manier ontmoet. Hem blijf ik mij herinneren als de man bij wie ik de ‘gloed’ in mijn lichaam ontdekt heb.”

“En ja, nu heb ik opnieuw een minnaar. Peter. Opnieuw een man die ervan geniet eindelijk zijn mannelijkheid ten volle uit te leven. En ik, ik voel mij op en top vrouw bij hem. Ik kende hem al een tijdje oppervlakkig, had hem wel eens bij vrienden ontmoet. Op een avond ben ik gewoon naar hem toegestapt: ‘Ik heb zin om je te verleiden.'( lacht) Zo expliciet, zo rechtstreeks had ik nog nooit een man benaderd. Als hij dit niet leuk vindt, moet hij het maar zeggen,hield ik mezelf voor.”

“Peter viel uit de lucht, maar was wel gevoelig voor mijn aanpak. Hij vond het heerlijk dat ik gewoon mijn verlangen verwoordde. Bij hem voel ik me vrij om alle oordelen en beperkingen te laten varen, en het verlangen in elke vezel van mijn lijf te voelen. Heel anders dan wat ik bij mijn man ervaar: het lieve, het tedere, het attente. In tegenstelling tot mijn minnaars is mijn man geen ‘macho-mannelijk’ type. Hij stemt zich heel erg op me af, probeert het mij voortdurend naar mijn zin te maken. Maar precies dát ontneemt mij zoveel lust. Ik wil een man die zijn eigen verlangen volgt. Wat is er tenslotte opwinderder dan een partner die zelf vol lust en seksuele energie zit?”

Slechts één groot bezwaar”, werp ik haar tegen: “Door te liegen tegenover je man verlies je toch contact met hem en vergiftig je in zekere zin je eigen relatie?” En ik denk weer aan het ontrouwboek en de passage over het ‘liegebeest’ dat altijd op de loer ligt in een overspelige relatie. Om de leugen te verantwoorden verwijst de auteur een beetje makkelijk naar een ander boek, Psychologie van de leugenaar, dat stelt dat “liegen niet altijd slecht is. Het leven zou onnodig hard worden als iedereen altijd de waarheid sprak. In het algemeen wordt er in het dagelijkse leven sowieso op grote schaal en frequent gelogen: we liegen in één op de vier gesprekken. Echtparen liegen minder vaak tegen elkaar: één keer op de tien gesprekken. In het begin van de relatie, juist als alles goed gaat en er geen (slipper)vuiltje aan de lucht is, wordt het meest gelogen: om mekaar te imponeren, te sparen en het beeld van de harmonie niet te schaden.”

Katia: “Neen, ik geloof niet dat de leugen per definitie verwerpelijk is. De waarheid kan veel giftiger zijn. Ik héb geprobeerd alles aan mijn man te vertellen, maar dat kon hij niet aan. Het bezorgde hem te veel pijn, de ravage was niet te overzien. Nu vertel ik hem wel iets over mijn relatie met Peter, maar niet alles, slechts een deel van de waarheid. Ik zeg hem dat we samen uitgaan, samen kletsen, goed met elkaar opschieten, maar niet dat we met elkaar vrijen. Soms vertel ik hem dat ik Peter gezien heb, soms niet. Op een dag vroeg hij me of ik Peter wel eens zoende. ‘Ja’, zei ik, en dat vond hij verschrikkelijk. ‘Vrij je dan met hem?’ wilde hij toen weten. ‘Neen’, heb ik zonder aarzeling geantwoord, want ik wilde niet dat de boel opnieuw zou ontploffen. Op mijn achttiende ben ik in zijn armen gevallen, blij eindelijk van huis weg te kunnen. We waren jong en verliefd, en trouwen was zo vanzelfsprekend. Natuurlijk bleek ik geen gemakkelijke vrouw voor hem te zijn. Zo extravert, zo gretig-enthousiast voor alles wat nieuw en spannend was. Jarenlang heb ik hem alles over mezelf verteld. Maar, verstikt door angst en paniek, verzeilde hij telkens weer in ongelooflijke depressies.”

“Begrijpelijk toch dat een man in paniek schiet als hij de vrouw die hij zo graag ziet, telkens weer dreigt te verliezen?” opper ik.

“Misschien wel, ik heb het zelf nooit meegemaakt. Zo vaak heb ik gewenst dat hij ook eens op een andere vrouw verliefd zou worden. Maar neen, hij verlangt zo totaal naar mij, wil mij zo graag bij zich houden dat geniepigheid mijn enige verweer is. Liegen beschouw ik trouwens niet als oneerlijkheid, maar als een overlevingsstrategie die al uit mijn kindertijd dateert. Om wat ademruimte te krijgen heb ik als kind heb ik altijd heimelijke dingen moeten doen. Mijn vader regeerde met ijzeren hand over zijn vrouw en kinderen. Ook had ik al heel jong seksueel getinte relaties met mannen: een neef, een buurjongen, een vriend des huizes. Altijd in het geniep, en altijd opnieuw vond ik dat zalig. Zo is het verborgene stilaan mijn domein geworden. A la limite heb ik het zelfs als een deel van mijn persoonlijkheid leren accepteren. Ik ben er trouwens zeker van dat heel veel mensen een verborgen kant hebben. Het geheime is nu eenmaal verbonden met genot, en geeft de lust een extra dimensie. Hoe vaak verliest het clandestiene niet zijn aantrekkingskracht als het verbod wordt opgeheven? Neen, op dat vlak loop ik niet gebukt onder de schuldgevoelens, heb ik nauwelijks last van mijn geweten. Intussen voel ik nog altijd liefde, vriendschap, kameraadschap voor mijn man. Ik wil nog samen met hem lachen en leuke dingen doen. Maar toegegeven, het minnaarschap met hem zegt me steeds minder, en spanning zoek ik steeds meer buiten mijn huwelijk op.”

Weet je wat de kern van het probleem is? Dat genot in onze maatschappij nog steeds zo’n groot taboe is. Je lust voelen, ervaren, ten volle beleven is een kunst die slechts weinigen ontwikkeld hebben. Van mijn ouders heb ik het niet geleerd, van mijn man evenmin. Wel van de minnaars die ik toevallig tegen het lijf gelopen ben. En dat kinderen ook seksuele wezens zijn, is de laatste jaren al helemaal taboe. De goegemeente zou zich rot schrikken als ze wist wat kinderen op schoolreisjes en in speelkamers met elkaar bespreken en uitproberen. Het is zo gemakkelijk gezegd: ‘Laat je gevoelens, je fantasie maar de vrije loop.’ Tot puntje bij paaltje komt! Dan sluiten de rangen zich en verschijnen de moraalridders op het toneel. Ach, natuurlijk besef ik wel dat ik op dit vlak wellicht geen doorsneevrouw ben. Soms voel ik mij heel alleen met mijn verlangens, fantasieën en lustgevoelens. Waarom ontmoet ik niet meer mensen, mannen én vrouwen, die op dezelfde manier tegen het leven aankijken? Hier, in West-Europa, is het verleidingsspel zo stroef en ingewikkeld. Als een man een vrouw nog maar in de ogen durft te kijken, is hij al een viezerik. En als hij enig initiatief durft nemen, riskeert hij prompt voor macho uitgescholden te worden. Een vrouw daarentegen moet sensueel en verleidelijk zijn, maar moet toch iets preuts bewaren. Anders wordt ze al snel een slet genoemd. ( zucht) Normaal toch dat zoveel mannen en vrouwen met hun seksualiteit in de knoei geraken?”

We kletsen verder, vrouwen onder elkaar. Tot nog één vraag, onuitgesproken en onbeantwoord, op mijn lippen brandt. Ik hoef ze niet te stellen, want Katia is me voor: “Hier, in het Astoriahotel, was de plaats van afspraak met de man die mij aan de telefoon had verleid. Uiteindelijk ben ik niet naar hem toe gegaan. Niet de trouw aan mijn man, maar de trouw aan mijn minnaar heeft uiteindelijk de doorslag gegeven.”

Wilfried Van Craen, ‘De prijs van de passie. Trouw aan ontrouw’, Leuven, Uitgeverij Van Halewijck, 2002, 300 blz., 19,91 euro.

‘Kort na mijn huwelijk begon ik een relatie met een goede vriend. Zalig vond ik het om twee mannen te hebben.’

‘Ik was geïntrigeerd, razend nieuwsgierig. Stel je voor, een waanzinnig knappe man die je opbelt om je te vertellen dat hij naar jou verlangt.’

‘Ik geniet van deze situatie: de fantasie van in een hotelkamer te vrijen met een man die mij seksueel wil, zonder dat ik een relatie met hem hoef aan te gaan.’

‘We spraken af dat we elkaar terug zouden zien om dat ‘hoerige’ stuk in mij en dat ‘machtige’ stuk in hem eens ten volle uit te leven.’

‘Ik héb geprobeerd alles aan mijn man te vertellen, maar dat kon hij niet aan. Het bezorgde hem te veel pijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content