Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Ze werken met kleding, maar zijn geen ontwerper. Mensen achter de tekentafel, in de etalage en tussen de rekken.

Elke Hoste, patronen en productie “Het zou erg ongezond zijn om te zeggen: dit jasje is nu perfect.”

In een ruim atelier met veel licht, waar Radio Nostalgie voor mooie muziek zorgt, tekent en knipt Elke Hoste de patronen voor een lange lijst Belgische ontwerpers. Dirk Van Saene, Lieve Van Gorp, Walter Van Beirendonck, Jurgi Persoons, Wim Neels, Christophe Charon, Anne Kurris… Ze sturen haar een schets met aanwijzingen en Elke knutselt een patroon in elkaar. In een volgend stadium wordt een toile gemaakt – een eerste versie van het kledingstuk in balenkatoen, en daar wordt samen met de ontwerper aan gesleuteld tot het eindresultaat is zoals hij/zij wil.

“Waarom die specialisatie in ontwerpersmode? Uit persoonlijke belangstelling. En omdat patronen maken voor zulke collecties nog creatief kan zijn. Je krijgt een tekening die je op 101 manieren kan interpreteren en waar je uiteindelijk nog iets van jezelf kan insteken. Bij louter commerciële collecties zouden de persoonlijke inbreng en de creatieve uitdaging minder groot zijn, vermoed ik.”

Het spannendste moment voor Elke is wanneer de eerste schetsen binnenlopen. “Dat uitproberen van patronen, zoeken hoe een kledingstuk in elkaar zit, research doen… dat blijft boeien. Soms moet ik een nieuwe constructie bedenken. Zo wilde Jurgi een heel diepe armuitsnijding, een mouw die technisch gewoon niet bestaat, daar zoek ik dan een oplossing voor, met een heel binnenwerk zodat het ook nog perfect blijft zitten.”

Werken voor al die verschillende creatieve persoonlijkheden vraagt best wat inlevingsvermogen. “De omschrijving smal betekent bij Dirk Van Saene iets helemaal anders dan bij Jurgi Persoons. Maar omdat ik hen ondertussen vrij goed ken, weet ik waar ze naartoe willen. Ik heb weinig uitleg nodig, zelfs als ze niet meer dan een vluchtige schets faxen. Ik voel een enorme voldoening als ik erin geslaagd ben een kledingstuk exact te realiseren zoals zij het zich voorstelden, zelfs al moeten we er vijf, zes toiles van maken. Soms ontvang ik van twee ontwerpers exact dezelfde schets. Dat verschillende mensen op hetzelfde moment rond identieke thema’s werken, is natuurlijk de essentie van mode, maar het blijft me verbazen. Nee, ik zeg het hen nooit. Omdat ik weet dat het eindresultaat toch weer anders zal zijn.”

Elke is eind ’95 met haar bedrijfje 3 Quarts begonnen en het is zoals ze zelf zegt nogal snel uit de hand gelopen. “Vreemd dat niemand er eerder aan heeft gedacht om zo’n firma op te starten, want niet elke ontwerper heeft een patroniste in huis. Ik ben op m’n eentje begonnen, maar moest snel medewerkers en stagiairs zoeken. We zitten hier nu met z’n zessen.” Naast patronen ontwikkelen heeft ze er ook de productie van kleine hoeveelheden bijgenomen. “Beginnende ontwerpers zoals Jurgi kunnen vaak niet in ateliers of fabrieken terecht omdat ze geen 50 stuks van elk model bestellen. Het leek me leuk om die beperkte series erbij te nemen. Zo doen we voor Dries de stukken van de kindercollectie waar veel handwerk aan is: blazertjes voor kindjes van zes maanden waar je piepkleine schoudervullingen voor moet knippen. Ateliers zien je komen met dat soort opdrachten! Maar ik vind zulke dingen eigenlijk wel plezant. Voor Walter maken we de showstuks en de bijzondere opdrachten, zoals de kostuums voor U2. Voor Dries onlangs nog de outfits die hij tekende voor de dansgroep Rosas. Ik heb veel geluk vind ik, met zo’n toffe job.”

Bij de defilés in Parijs zit Elke aandachtig te kijken. “De kledingstukken waaraan wij hebben meegewerkt, zien voorbijkomen, dat is natuurlijk een enorme kick. En een grote verrassing, want ik zie ze zelden in afgewerkte versie. Verder ga ik natuurlijk ook naar niet-klanten, gewoon om op de hoogte te blijven van wat er gebeurt. Als ik Martin Margiela of Galliano zie, denk ik: dat zit zo mooi in elkaar, dat wil ik ook wel eens doen. Dat zijn dromen natuurlijk, en bovendien: ik heb al zo’n toffe klanten.”

De perfecte rechte broek, het ultieme zwarte jurkje… Na al die jaren heeft Elke ze nog steeds niet gevonden. “Mijn basispatronen heb ik natuurlijk wel. Maar ik blijf eraan sleutelen. Soms zeg ik: nu staat dat jasje helemaal op punt, nu blijven we er vanaf. Maar het volgende seizoen wil ik toch weer details en proporties veranderen: die mouwen, de kraag… Ik ben nooit tevreden. Het zou erg ongezond zijn denk ik om te zeggen: dit is perfect, hieraan kan niets meer verbeterd worden. Dat ligt niet in mijn natuur.”

Alex Delafonteyne, agent “Je moet durven investeren in nieuwe merken en jong talent”

Hij is enthousiast als hij over de merken praat, die hij in de loop der tijden heeft ontdekt. ” Helen Storey, god wat een prachtige collectie was dat. Als ik nu Alexander McQueen zie, doet me dat denken aan Helen van vijf, zes jaar geleden. Ze was haar tijd ver vooruit, te ver misschien.” Als agent heeft Alex Delafonteyne heel wat merken en ontwerpers in België en omstreken geïntroduceerd: Marina Spadafora, A Milano van Allessandro Dell’Acqua, Paul Smith, Vivienne Westwood, Jan & Carlos, Marcel Marongiu, John Richmond, Liza Bruce… “Als ik iets goeds zie, voel ik het meteen in mijn binnenste. Van een defilé van Marongiu kreeg ik tranen in de ogen, de coup de foudre was het. Zo’n hevige emotionele betrokkenheid heb je natuurlijk niet altijd, maar het zijn die collecties waar ik het best mee werk.”

Agent zijn, kopen en verkopen, mag voor Delafonteyne geen platte commercie worden. “Als het om louter producten gaat, dan lukt het bij mij niet. Ik moet er iets van mezelf in kunnen leggen, ik moet er voeling mee hebben. Marina Spadafora was een totaal ongekend merk toen we ermee begonnen, nu is het een referentie. Niemand kende Jan en Carlos, nu maken ze hier een zesde van de totale omzet. Met Helen Storey, toch geen evidente collectie, maakten wij een kwart van de totale omzet. Geef mij maar een moeilijk merk waar ik veel Latijn in moet steken. Dat ligt mij.”

Het gevaar aan het werken met beginnende mensen is dat je niet alleen de hoogtes maar ook de laagtes deelt. “Laat ik het zo stellen: rijk zal ik er niet van worden. John Richmond: failliet. Marcel Marongiu: over kop gegaan, net als Helen Storey. Liza Bruce en Mieke Cosyn zijn er gewoon mee opgehouden. Het zijn allemaal mensen aan wie ik erg gehecht was, maar als je met kleine huizen werkt, neem je grote risico’s. Maar goed, dat heb ik ervoor over. Het liefst zou ik een aantal jonge talenten onder mijn hoede nemen die niet echt geld opbrengen, maar waar ik volledig achter sta. Die zou ik de tijd geven om te groeien en proberen om hen bij de juiste fabrikanten te introduceren.”

Mode is voor Alex altijd een passie geweest en eigenlijk wilde hij naar de Antwerpse Academie, maar dat vonden zijn ouders niet zo’n goede carrièrekeuze. Dus ging hij talen studeren en opende hij een winkel in herenkleding. ” Bikkembergs, Dries Van Noten, Kenzo, Montana, Gaultier, Byblos… Ik had mooie merken. Een aantal jaren heb ik erg goede zaken gedaan en toen zorgde de golfoorlog voor een ware catastrofe. Het was een combinatie van zaken. Ik had als reactie op de crisis extreem veilig aangekocht en dat had ik niet moeten doen. Mijn klanten wilden die klassieke kleding helemaal niet. Ik merk het nu weer bij de winkels waarmee ik contact heb. Die welke aan de vaste waarden zijn blijven plakken, hebben de harde klappen gekregen. Degenen die geïnvesteerd hebben in nieuwe merken en die naar jonge talenten zijn blijven zoeken, die hebben het overleefd.”

Nieuwe talenten aanbieden, vindt Alex zo’n beetje zijn taak. “Mijn klanten verwachten dat. Ze weten dat ik elk seizoen iets nieuws introduceer. Als er twee merken wegvallen, komen er drie nieuwe in de plaats. Soms ben ik te vroeg. Met A Milano bijvoorbeeld. Ik was er weg van. De winkels zijn me gevolgd. Maar de consument heeft niet gekocht. Nu zou het wel lukken denk ik. Andersom kan ook. Velen waren bang van Atsuro Tayama en slechts weinig winkels hebben aangekocht, maar die verkopen het dan weer ontzettend goed.”

Delafonteyne ontkent de crisis niet, maar volgens hem komt het enthousiasme voor alles wat mode is, ooit weer terug. “In het show off-aspect geloof ik niet meer. De gouden knopen, zilveren strikken en grote logo’s, dat is afgelopen. Maar rond mij zie ik steeds meer mensen die erg inventief zijn, die hun persoonlijke stijl gevonden hebben en erg gesteld zijn op mooie en aparte kleding. Mensen willen weer individuen zijn en kleding is een van de belangrijkste manieren om dat uit te drukken.”

Marina Marnef, etalagiste Scapa “De tijd van decoratie is voorbij, nu laten we kleding voor zichzelf spreken”

Het heeft er altijd in gezeten. Toen ze klein was, werden haar poppenkleertjes mooi opgehangen aan draadjes voor het raam. Tekenen, knutselen, prullen… Marina heeft altijd geweten wat ze wilde: etalages maken. Al in ’78 is ze bij Scapa terecht gekomen. Ze is verantwoordelijk voor de uitstalramen, voor de inrichting van de winkels en voor de standenbouw op beurzen. Al die jaren geleden was dat nog een vrij overzichtelijke bezigheid, er waren slechts enkele Scapa verkooppunten en ze kon de job alleen goed aan. Ondertussen is het merk groot geworden en is het etalageteam ook uitgebreid. Samen met collega Karen Vlassenroot geeft Marina elke veertien dagen de eigen zaken (Antwerpen, Brussel, het Zoute…) een facelift; franchisings worden één keer per maand bezocht en buitenlandse winkels (Parijs, Milaan, Bazel, Madrid…) komen enkele keren per seizoen aan de beurt. “Voor het buitenland concentreren we ons op speciale momenten. Tijdens de modeweek in Parijs of Milaan bijvoorbeeld, zorgen we voor bijzondere uitstalramen. Alle modemensen komen dan kijken, dan moet je je best doen.” Van elke etalage worden foto’s rondgestuurd naar de franchisings, als leidraad. Want het imago moet duidelijk en eenvormig blijven.

“Scapa is me op het lijf geschreven: gezellig, landelijk, een beetje romantisch, en vooral warm. Ik heb er nooit moeite mee gehad me in de Scapa-wereld in te leven. In het begin bouwden we onze sfeer vooral op met accessoires. Gedroogde bloemen, antieke meubeltjes, koffers… Maar de tijd van decoratie is voorbij. Nu laten we de kleding voor zich spreken. We houden het strak en simpel: enkele silhouetten, een minimum aan versiering. Onze ‘Oosterse setting’ is een mooi voorbeeld. Rijstpapier, een laag tafeltje van donker hout en een enkele vaas. De kleren doen de rest. Met weinig middelen bereik je veel.”

Marina krijgt een grondige briefing over elke nieuwe collectie. Belangrijke thema’s en kleurencombinaties worden in de etalage gevisualiseerd. “Een gegeven als Out of Africa is natuurlijk erg dankbaar, maar wat het ook is, we slagen er altijd in om er iets moois van te maken. De eerste etalage van het seizoen is het fijnst. Je ontdekt de nieuwe collectie, het is nog een beetje zoeken en uitproberen, alles is nieuw. Daarna wordt het weer wat meer routine. Kerst-etalages schenken ook altijd veel voldoening. Dan kan je die warme sfeer helemaal doortrekken.”

Heeft ze na bijna twintig jaar nog niet genoeg van de country? Marina schudt van neen. “Het is een uitdaging om modern en fris te blijven. Je moet blijven boeien. Als mensen denken dat er nooit iets verandert, dan lopen ze voorbij. Onze winkels van nu zijn helemaal niet meer dezelfde als vroeger, hoewel dat misschien wel zo lijkt. We zijn altijd trouw gebleven aan ons imago, maar zijn er in geslaagd om ons beeld telkens anders in te vullen. De winkelinrichting verandert elke tien jaar, de etalagepoppen ook. Vroeger werkten we met platte marionetachtige poppen, nu met Stockman-bustes. Men associeert ons met bleek hout en natuurlijke kleuren, maar in Parijs hebben we een winkel van donker hout en parelgrijze tinten. Met Scapa kan je alle kanten uit. Ook wat kleding betreft. Als de landelijke stijl iets minder populair is, presenteer ik een tweed vestje, niet met een lange wijde rok, maar met een recht rokje in dezelfde stof. Van country naar city, het is niet eens zo moeilijk.”

Viviane Gelline, productie-opvolging Cortina “Het fijne aan mode is dat je bezig bent met iets dat voortdurend beweegt.”

Het is niet iets wat je zegt als je klein bent: later wil ik de productie van een kledinglabel opvolgen. Viviane ook niet. Ze tekende graag, wilde “iets” in de mode doen, en is er vanzelf ingerold. Cortina is haar eerste echte grote baan: ze maakt de prototypes van de collectie, de allereerste modellen die aan de winkels worden voorgesteld; en eens de collectie echt geproduceerd moet worden, zorgt zij ervoor dat alle benodigdheden in huis zijn: ritsen, knopen, tussenvoering… Aan alle details moet worden gedacht; anders hangen er jurken zonder knopen in de winkel. Zes jaar doet ze dat ondertussen, echt stresserend is het niet meer. “Van nature ben ik een kalm iemand, dus dat valt mee. Het is een kwestie van organiseren en je hoofd erbij houden. Van andere merken hoor ik wel eens griezelverhalen van vrachtwagens vol ritsen en knopen die ergens aan de grens geblokkeerd staan, maar dat is ons gelukkig nooit overkomen. Ik zou gek worden, denk ik.”

De stijl van Cortina bevalt haar wel. “Klassiek en elegant, maar toch actueel en fris. Het merk heeft een verjongingskuur ondergaan in die zes jaar. We zijn gedurfder geworden. Dat is het fijne aan mode. Je staat nooit stil, je bent bezig met iets dat verandert en beweegt. Het is altijd een aangenaam moment voor mij als de nieuwe stoffen en modellen binnenkomen. Ik durf wel eens zuchten als er moeilijke motieven of ingewikkelde ruiten tussenzitten, want meneer Hollander (de ontwerper, nvdr) staat erop dat alles perfect in elkaar past.”

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content