Tom Vandyck
Tom Vandyck Tot 2014 correspondent in de VS voor Knack.be

Na Frankrijk lijkt de Japanse strip nu ook België te veroveren. Een inleiding in de exotische beeldcultuur van de Nintendo-generatie.

Tom Vandyck

Het stripverhaal viert dit jaar zijn honderdjarig bestaan. In die eeuw heeft het zich wereldwijd verspreid. De klassieke Europese strip kent u ongetwijfeld. Ook de Amerikaanse comics, met helden als Superman en Batman, zijn in onze contreien welbekend. Maar de laatste paar jaar vindt een nieuw genre zijn weg naar de Europese stripmarkt : de manga’s uit Japan. Het fenomeen manga werd de voorbije maanden breed uitgesponnen in de pers. De aandacht ging vooral naar de uitwassen van seks en geweld, die het genre berucht maakten. Voor een groot stuk terecht, want de meeste manga’s die ons werelddeel tot hiertoe bereikten, draaien om die ingrediënten. Seks en geweld blijven namelijk sterke commerciële argumenten, en het zijn lang niet altijd de meest hoogstaande reeksen die aan de Europese uitgevers verkocht worden. Dat heeft ervoor gezorgd dat manga synoniem werd met één subgenre : harde sciencefiction en heroic fantasy.

In Japan betekent de term manga gewoon stripverhaal. En de diversiteit binnen de Japanse strip is even groot als binnen de Europese. In tegenstelling tot Europa, waar de volwassenenstrip nooit echt van de grond is gekomen, worden strips in Japan door alle lagen van de maatschappij gelezen. Iedere bevolkingsgroep heeft haar eigen, op maat gesneden manga’s. Shonen manga richt zich vooral tot jongens, shojo manga vooral tot meisjes. Daarnaast zijn er sportmanga’s, humoristische gag-manga’s, manga’s voor huisvrouwen, voor zakenlui… Tekenend voor de schaal waarop de manga in Japan ingeburgerd is, zijn de talloze straatautomaten, waar je voor duizend yen (ongeveer tweehonderd frank) een striptijdschrift kan uithalen. Naast de automaat staat gewoonlijk een recyclagebak, want de op krantenpapier gedrukte, vingerdikke bladen zijn bedoeld voor snelle consumptie. Er is geen klerk, secretaresse, student of ambtenaar in Tokyo die er nog nooit één heeft opgepikt als lectuur voor de meestal lange metrorit naar huis.

De gemiddelde Japanner koopt per jaar tien manga’s. Strips zijn in Japan, met zijn 127 miljoen inwoners, dus big business. De meest succesvolle reeksen halen er oplages die vlot in de miljoenen lopen. Van de topper Dragonball gaan wereldwijd zelfs vele tientallen miljoenen exemplaren over de toonbank. Bij dat soort cijfers kunnen Europese stripauteurs alleen maar watertanden. De manga is in Japan dan ook een zeer aanzienlijke economische sector, waarrond zich een aantal bloeiende randgebieden ontwikkelden. Nieuwe reeksen worden meteen vergezeld van bijbehorende tekenfilms, videospelletjes en allerhande goodies, merchandisingartikelen die door de fans verhandeld en geruild worden op gespecialiseerde beurzen. Op die manier komt de mangasector aan een jaarlijks zakencijfer van niet minder dan achttien miljard dollar. Typerend in dat opzicht is het voorbeeld van Streetfighter, dat bij ons in eerste instantie bekend werd als videospel en later als bioscoopfilm, met Jean-Claude Van Damme in de hoofdrol. De Streetfighter-manga, die in Japan al veel langer liep, vindt hier nu pas zijn weg naar het publiek.

Sinds een jaar of vijf, zes heeft de manga-industrie ook haar rijkelijke exportmogelijkheden ontdekt. De ogen zijn daarbij vooral gericht op Europa. Het land dat de voortrekkersrol speelt, is Frankrijk. Vanaf het midden van de jaren tachtig zond de Franse televisie Japanse tekenfilmseries uit. Sciencefictionhelden als Albator, Goldorak en Ulysses 31, en de romantische meisjestekenfilm Candy baanden de weg voor een ware manga-explosie. De verkoop van manga’s in Frankrijk kende het afgelopen jaar een exponentiële groei. Uitgeverij Glénat brengt van iedere episode van Dragonball 50.000 exemplaren op de markt. Her en der duiken er zelfs gespecialiseerde mangazaken op. En de Franse uitgeverijen beginnen stilaan zelf artiesten onder de arm te nemen om eigen mangavarianten te produceren.

Inmiddels is ook de eerste in het Nederlands vertaalde manga gearriveerd. De uitstekende reeks Appleseed van auteur Masamune Shirow verhaalt over de omzwervingen van de jonge, blonde Hunan en haar cyborg-metgezel (dat wil zeggen : half mens, half machine) Briareos in een sinistere, postapocalyptische wereld. Het gegeven is klassiek, maar Appleseed overstijgt de middelmaat. Shirow hoort grafisch bij de beteren in het genre. Zijn karakters gedragen zich als mensen van vlees en bloed, en qua onverwachte plotwendingen moet Appleseed niet onderdoen voor een film van Quentin Tarantino. De mensen achter deze vertaling zijn de levens- en zakenpartners Geert Desmet en Chris Puype. Met hun uitgeverij Mana hebben zij zich sinds 1991 gespecialiseerd in luxueuze heruitgaven voor verzamelaars van Europese auteurs als Hermann en Rosinski. Sinds december ’95 is daar de manga Appleseed bijgekomen.

?Shirow is één van de meesters van het genre”, vertelt Geert Desmet. ?Zijn werk is in Japan even populair als, zeg maar, Suske en Wiske bij ons. De reeks loopt daar al sinds 1985. Aangezien het verhaal over de albums heen doorloopt, zijn het dus ook die eerste episodes die wij nu publiceren. We hebben de Nederlandstalige versie ook op zijn Japans afgedrukt, d.w.z. ‘achterstevoren’. Je begint dus te lezen op de laatste pagina, van rechts naar links. Het eerste plaatje staat in de rechterbovenhoek. Enerzijds is dat om geen afbreuk te doen aan het werk van de tekenaar, zodat je niet constant met linkshandigen en verwrongen, onnatuurlijke bewegingen zit. Anderzijds moet je maar eens kijken naar mensen die in een boekhandel een tijdschrift doorbladeren. Ze beginnen steeds vanachter en gaan dan naar voor. Dat was aanvankelijk een persoonlijke observatie van mij, maar achteraf ben ik te weten gekomen dat de Europeanen eigenlijk de enige cultuurgroep zijn die van links naar rechts lezen. Aziaten lezen van rechts naar links, islamieten ook. En au fond lezen de meeste niet-westerse culturen ‘andersom’. Historisch gezien waren het de westerlingen die de leesrichting omkeerden. Lezen van rechts naar links vergt een aanpassing, maar het went volgens mij snel.”

Als je vertrouwd bent met de traditionele strips uit de Europese school, loopt het lezen van manga’s niet altijd van een leien dakje. De beeldtaal van de Japanners verschilt op een aantal punten radicaal van de Europese. Zeer opvallend zijn de anarchistische pagina-indelingen en de filmische cameravoeringen met duizelingwekkende perspectieven. Ook de visuele vertelstijl is dikwijls moeilijk verteerbaar. De voor westerse ogen schijnbaar onlogische sprongen in tijd en ruimte zorgen er meer dan eens voor dat je bepaalde sequenties een paar keer goed moet bekijken om de verhaallijn behoorlijk te kunnen volgen. Ook dat is volgens Geert Desmet een kwestie van gewenning : ?Er zijn veel jonge mensen van twaalf, dertien jaar die de strips in de Japanse versie kopen. Ze begrijpen niks van de taal en moeten zich bijgevolg helemaal baseren op het beeld. En toch blijkt achteraf dat ze vrij goed gesnapt hebben wat er gebeurt. Het is dus niet zozeer een barrière, maar eerder een andere manier van vertellen, die meer aanleunt bij de achtergrond van jongeren dan bij die van de oudere stripgeneratie. Jonge mensen zijn opgegroeid met Japanse tekenfilms en videospelletjes. Zo zijn ze van in het begin al beter vertrouwd met het genre.”

Hoewel de mangafans zich in alle mogelijke bochten wringen om de seks en het geweld in hun literatuur te relativeren, mogen die bestanddelen toch niet te veel geminimaliseerd worden. Wie enkele willekeurige manga’s ter hand neemt, zal getroffen worden door de uiterst bloedige gevechtsscènes en de bizarre seksuele deviaties. Maar in de Europese strips voor volwassenen wordt minstens evenveel, zo niet nog meer getoond. De Japanse wetgever verbiedt het tonen van penetratie of volwassen geslachtsdelen. Om dat verbod te omzeilen, zijn de mangatekenaars meesters van de suggestie geworden. Liefdesscènes worden op het moment suprème onderbroken door beelden van fallussymbolen als slangen of vuurwapens en door orgastische metaforen als openbloeiende bloemen en opstijgende raketten. Soms draait die symboliek goed uit het valt op hoe liefdevol en sensueel het vrouwelijke lichaam dikwijls op papier gezet wordt , soms gaat men flink over de schreef. Doordat de wet letterlijk geïnterpreteerd wordt, is het bijvoorbeeld wel toegelaten om seksscènes met kinderen of verkrachtingen door buitenaardse of bovennatuurlijke wezens in beeld te brengen, wat de schokfactor nog een stuk groter maakt.

Ook op het gebied van geweld zijn de Japanners niet van een kleintje vervaard. Gevechtsscènes worden pagina’s lang uitgesponnen, en op een afgehakte ledemaat meer of minder wordt niet gekeken. Dat dat in het westen voor opschudding zorgt, is wellicht voor een deel te wijten aan de latente angst voor de wrede, barbaarse Aziaten, die hun stigma van het gele gevaar nog niet helemaal kwijt zijn. Maar geweld is lang niet in alle mangareeksen aan de orde, en het dient gezegd te worden dat er net zo goed Europese stripproducenten zijn die zich in bloederige toestanden gespecialiseerd hebben. Uitgever Desmet brengt de Japanse preoccupatie met tot het uiterste gedetailleerde geweldscènes in verband met de Aziatische traditie van gevechtskunsten. En inderdaad, de omzichtig gechoreografeerde vechtpartijen doen wel eens denken aan de kitscherige kungfu-films uit de jaren zeventig. Maar dat neemt niet weg dat er een boel rotzooi op de markt is.

Met de mangarage lijkt het in de lage landen dezelfde kant op te gaan als in Frankrijk. De stripwinkels bevestigen dat het hard gaat met de verkoop, en ook hier blijken jongeren zich op de originele, Japans geletterde recyclageversies te storten, die je tweedehands voor een prikje kan kopen. ?In de Romaanse landen is men al veel langer vertrouwd met de Japanse tekenfilms”, zegt Geert Desmet. ?Daar is de rage dus veel eerder op gang gekomen dan in de Germaanse landen, waar men nu pas met het uitzenden begint. We hebben dus een achterstand, maar ik heb het gevoel dat we die snel aan het inlopen zijn. Meerdere uitgevers in ons taalgebied hebben plannen met de manga. Ik weet bijvoorbeeld dat Arboris met voorbereidingen bezig is. Wijzelf publiceren vanaf maart het informatieve manga-tijdschrift Katsuro. Bovendien zijn we bezig met deel drie en vier van Appleseed en de eerste drie volumes van de nieuwe heroic-fantasyreeks RG Veda.”

Of manga meer is dan een rage van voorbijgaande aard, zal de toekomst uitwijzen. Voorlopig heeft het hele fenomeen veel van een exotisch kluwen waar alleen de kenners hun weg in vinden. Het geeft niet als u er niks van snapt. Raadpleeg uw kinderen of de kinderen van de buren. De Nintendo-generatie zal u graag wegwijs maken. Of zoals een Franse huisvader-annex-mangaliefhebber verklaarde in L’Hebdo : ?Ik ga alleen maar naar de stripwinkel als de kinderen op school zijn, want als ik ze meeneem, kom ik gegarandeerd platzak buiten.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content