Hij is een witte raaf, de perfect Nederlands sprekende RTBF-journalist Christophe Deborsu. Vlaanderens knuffelwaal is nochtans een Namurois in hart en nieren. Ook al vindt hij het verval van de citadel een smet op het blazoen van de stad, toch zal hij op 9 september aan de start van de jogging Ville de Namur staan. Op naar de top van de citadel.

Jean !” roept hij. “Jean ! Tele-foon ! En kom daarna goeiendag zeggen tegen de mensen ! Onbeleefderik !” In Eghezée, op een steenworp van de stad Namen, spreekt Christophe Deborsu, de bekendste Waal van Vlaanderen, zijn oudste zoon in het Nederlands toe. Jean, net als zijn vader een lange slungel, komt de kamer binnen en geeft de fotograaf en mij zonder aarzelen een hand én een kus.

Het is dus waar wat hij in Dag Vlaanderen schreef, dat Walen veel en vaak kussen, ook man-man ? “Inderdaad”, zegt Deborsu. “Maar er zijn ongeschreven regels die hij blijkbaar nog niet onder de knie heeft. Jean is zeventien. Hij komt stilaan op de leeftijd om te weten dat je niet zomaar alle onbekenden kust.”

Christophe Deborsu is een van de zeldzame zuiderlingen die Vlaanderen kent en aan de boezem drukt, en vice versa. Dit is het zevende jaar dat hij de column La Wallonie profonde in De Standaard heeft. In het discussieprogramma De zevende dag gaf hij samen met zijn broer Frédéric, eveneens RTBF-journalist, een aparte kijk op Wallonië. Op Studio Brussel brengt hij elke vrijdag in De Wielewaal verslag uit over de Waalse week. Deborsu nam vier keer deel aan De slimste mens ter wereld, trad op in De laatste show. In 2011 schreef hij – in het Nederlands – het boek Dag Vlaanderen, waarvan tot ieders verbazing – de zijne niet het minst – 30.000 exemplaren werden verkocht. In Vlaanderen.

Christophe Deborsu : De uitgever die me vroeg het boek te schrijven, hoopte op een verkoop van achtduizend, en dát vond ik al veel te hoog gegrepen. Maar we stonden, mijn boek en ik, langer dan een jaar in de top tien. Ik droomde al jaren van een huis in Jambes, op de oevers van de Maas. Dankzij Dag Vlaanderen heb ik er een flatje kunnen kopen, nog geen honderd meter van het Elysette.

Elysette ? Elyseetje ? Verklaar u nader.

Dat is de zetel van de Waalse regering en de ambtswoning van de Waalse minister-president. Het gebouw draagt die spotnaam sinds 1992, na de aanstelling van Guy Spitaels alias Dieu. Die mat zich presidentiële allures aan en was een uitgesproken fan van de Franse president François Mitterrand, die in het Elysée in Parijs zetelt.

In één klap werd u wereldberoemd in Vlaanderen nadat Yves Leterme voor uw microfoon de Marseillaise aanhief in de overtuiging dat het de Brabançonne was.

Puur geluk, een geschenk uit de hemel. Dat is vijf jaar geleden en nog steeds gaat er geen week voorbij of iemand vraagt me hoe het met Leterme gaat. Als de Waal van dienst mocht ik hem als Wetstraatjournalist interviewen de laatste week van zijn verkiezingscampagne. Hij was wat gespannen en achterdochtig, maar we konden heel goed met elkaar opschieten. Een maand later, op 21 juli, de nationale feestdag van 2007, vroeg ik hem op de trappen van de Sint-Michielskathedraal of hij de eerste strofe van de Brabançonne kon zingen. Prompt zette hij de Marseillaise in, het Franse volkslied : Allons enfants de la patrie-hie-je. Ik was compleet verbouwereerd, en hij was zich van geen kwaad bewust.

België heeft de Brabançonne. Vlaanderen De Vlaamse leeuw. Wat zingt u als ik naar het Waals volkslied vraag ?

Niets. Dat bestaat niet. Er is wel het Chant des wallons, een lied uit Luik, de grootste Waalse stad, maar buiten Luik kent niemand het. In Wallonië heeft elke stad zijn eigen lied. Elke Carolo kent Pays de Charleroi, iedere Luikenaar Valeureux liégeois, in Bergen is het On est borain. In Namen kregen we op de lagere school Li Bia Bouquet van de Naamse componist Nicolas Bosret ingelepeld. Dat is Waals voor De mooiste ruiker. Het is meteen ook de enige zin in het Waals dialect die ik ken. Onze Naamse hymne is géén Waalse Vlaamse Leeuw : geen wapengekletter, geen heldhaftigheid, geen tanden en geen klauwen. Zelfs de plaatsaanduiding Namen komt er niet in voor. Het gaat over een man die zijn geliefde het mooiste boeket bloemen wil schenken. Dát is Naams.

Het klinkt vriendelijk, lieflijk zelfs.

Namen heeft altijd de hoogste voldoeningsgraad van Wallonië gehad, wat betekent dat de inwoners zeer tevreden zijn over hun stad. Namen is een prachtige stad. Altijd geweest. Weet je dat Namen een van de vier oudste steden van België is ? Namen, Tongeren, Dinant en Doornik. Het Henegouwse Doornik is een van de mooiste Waalse steden, al heb ik als Namenaar een beetje moeite om dat toe te geven. Bergen lijkt op Namen qua grootte, en architecturaal is het ook een achttiende-eeuwse stad. Het verschil is dat zij Elio hebben, en wij Samber en Maas. Ik laat in het midden wat het belangrijkste is.

Voor het Glazen Huis van Studio Brussel heb ik een rondleiding door Namen geveild. De hoogste bieders waren twee sympathieke dames, een moeder en haar dochter die nog nooit in Namen waren geweest. Awel, ze waren zeer gecharmeerd. Zoals alle Vlamingen die Namen niet kennen, hadden ze er geen idee van hoe gezellig het er is, met autovrije straatjes, en met mooie winkels, alles op wandelafstand van het station. Namen is echt een stad op mensenmaat.

U bent blijkbaar heel erg gehecht aan uw geboortestad.

Ik zeg altijd dat ik Namoureux ben, de samentrekking van Namur en amoureux, een makkelijke woordspeling. Het is waar : ik hou van mijn stad. Ik heb acht jaar in Brussel gewoond en ik bleef hunkeren naar Namen. Ik ben teruggekeerd en woon nu op zestig kilometer van Brussel, in het noorden van de provincie Namen. Ik heb vanochtend een van mijn zonen naar een zomerkamp gebracht in het zuiden van de provincie. Het deed me plezier om het uit de mond van die vijftienjarige jongen te horen : “Kijk toch eens hoe mooi het hier is, papa”, over het landschap, gezien van op de snelweg. De hele provincie is mooi, maar ik vind Namen een heerlijke stad. En dan hebben we nog onze allesoverheersende citadel, het eerste wat je ziet als je de stad binnenrijdt.

Helaas is dat één negatief aspect van Namen : de citadel is verwaarloosd. Er is één café op de hele citadel, verder is het nog precies zoals vijftig jaar geleden. Nee. Erger. Toen was er tenminste nog een kabelbaan van beneden in de stad tot op de citadel. Die is weggehaald omdat ze niet langer voldeed aan de veiligheidsvoorschriften. En ze is niet vervangen. Er is geen rechtstreekse toegang meer tot de top. De citadel is het symbool van een gemiste kans. Het stadion op de citadel, een initiatief van Leopold II, is een bouwval en staat op instorten. Het beton van de tribune brokkelt af. Als ik dat zie, schaam ik me bijna voor mijn stad. Maar om het positief te houden : deze zomer is er een lichtspel op de citadel, elke avond van 3 tot en met 26 augustus van tien uur tot halfelf. En de tweede zondag van september, dit jaar op 9 september, is er de jaarlijkse jogging van Namen. Elf kilometer. En het is serieus, want je moet naar de top van de citadel. Ik heb misschien wel een keertje overgeslagen, maar ik ben een trouwe klant en dit jaar ben ik zeker weer van de partij.

Jammer dat de citadel een smet is op het Naamse blazoen.

Weet je wat het is ? Een gebrek aan politieke wil. Het grote probleem, het drama van Namen, is dat de stad in de hele Belgische geschiedenis, van 1830 tot nu, niet één politicus van formaat heeft voortgebracht. Niet één. Nu is er één Naamse politica in de Waalse regering : minister voor Sociale Actie en Volksgezondheid voor de PS. Een vrouw, die zelfs veruit de meeste Walen niet kennen : Eliane Tillieux. Luik en Charleroi leveren grote politici. Namen nooit. Bizar toch, als je bedenkt dat zelfs Ieper een eerste minister heeft voortgebracht met Leterme ?

Verder is Namen een bruisende stad, met een universiteit en ontzettend veel scholen, en een groot aanbod aan cultuur. Het theater heeft een fenomenaal hoog aantal abonnees : negenduizend. Dubbel zoveel als dat in Charleroi. Namen heeft het beste theater van Wallonië en musea waarvoor we ons echt niet hoeven te schamen. Félicien Rops bijvoorbeeld is prachtig. Het was ooit anders. Ik lees momenteel de memoires van Jean-Luc Dehaene, over zijn studietijd in Namen. Hij heeft zijn kandidaturen in de rechten in Namen gedaan. Zoals velen. In zijn tijd waren bijna de helft van de studenten aan de rechtsfaculteit Vlamingen. Uit zijn boek blijkt dat Namen destijds een oersaai provinciestadje was, waar niéts gebeurde. Er was één cinema. Dehaene ging minstens drie keer per week naar de film.

In de tijd van Dehaene was bijna de helft van de studenten aan de Naamse rechtsfaculteit Vlaams, zegt u. Weet u ook hoeveel dat er vandaag zijn ?

Nog slechts tien procent. Om verschillende redenen. Het baccalaureaat neemt drie jaar in beslag, de kandidaturen slechts twee. Nu moeten gegadigden ook een taalproef afleggen, vroeger niet.

Zelf stuurt u uw zonen naar school in Vlaanderen.

Dat stond van meet af aan vast : ze zouden drie jaar naar een Nederlandstalig internaat gaan, van het zesde leerjaar tot en met het tweede middelbaar. De oudste was heel blij toen hij daarna terug naar Namen mocht komen, de tweede zit nu al vijf jaar in Mechelen, doet het er uitstekend en heeft het helemaal naar zijn zin. Mijn zonen kunnen zich vlot uitdrukken in het Nederlands. Ze hebben wel een licht Frans accent, maar ik hoop dat dat charmant gevonden wordt. Ze zouden accentloos Nederlands kunnen leren, maar dan moet je ze op hun zes jaar op internaat sturen, en dat doe je een kind niet aan, vonden we.

Kennis van de andere landstaal is altijd heel belangrijk geweest voor u. Op uw achttiende ging u in Leuven rechten studeren in het Nederlands.

In tegenstelling tot de meeste Walen wilde ik per se Nederlands leren. Walen verkiezen Engels als tweede taal, ze vinden Nederlands een lelijke, boerse taal. Walen zeggen : ‘Als Vlamingen elkaars dialecten al moeten ondertitelen, waarom zouden wij die taal dan leren ?’ Na de middelbare school heb ik besloten om naar Leuven te gaan. Het was mijn jongensdroom om politiek journalist te worden, en ik wist dat ik het Nederlands dan goed zou kunnen gebruiken. Mijn Nederlands is niet perfect, maar het is wel de beste van mijn vreemde talen. Het is altijd mijn troef geweest op de RTBF-nieuwsredactie. Het Nederlands is bepalend geweest voor mijn leven. Ik heb er veel aan te danken.

Uw nieuwe baan, bijvoorbeeld. U heeft verlof zonder wedde genomen om voor Woestijnvis te werken, voor het actua-programma van Tom Lenaerts op Vier.

Veel kan ik daar niet over zeggen. Niet dat het een geheim is, maar het is nog volop in de maak. Alles moet nog op poten gezet worden. We hebben al een hele weg afgelegd, maar ook nog een heel eind te gaan. Het enige wat vaststaat, is dat ons programma op 17 september begint, dat de hoofdpresentator Tom Lenaerts is, en dat Sofie Lemaire, Lieven Scheire, Gilles De Coster en ik copresentatoren zijn.

Was het een moeilijke beslissing om na vierentwintig jaar de RTBF te verlaten ?

Ik heb misschien één tiende van een seconde nagedacht. Toen ik Wouter Vandenhaute aan de lijn kreeg, zei mijn buikgevoel meteen : doén. Een nieuwe zender, Woestijnvis, dat is een buitenkans. Maar ik deed het zoals de boeken het voorschrijven : even bedenktijd vragen.

Over boeken gesproken. Uit ‘Dag Vlaanderen’ blijkt hoe weinig Walen en Vlamingen met elkaar te maken hebben.

Er is zeer weinig contact. In Canada loopt het aantal gemengde, dus Frans-Engelstalige huwelijken op tot dertig procent, afhankelijk van de provincie. In België is dat amper één procent. Dat geeft aan geeft hoe Walen en Vlamingen zich tot elkaar verhouden. Niet dus. Voor de openbare omroepen VRT en RTBF werken in één gebouw meer dan 4000 mensen. Bij mijn weten is er slechts één Waals-Vlaams koppel.

U wil clichés ontkrachten, zoals : alle Walen zijn lui, alle Walen stemmen PS. Welke vooroordelen over Vlamingen wil u uit de wereld helpen ?

Dat jullie nazi’s zijn, dat alle Vlamingen N-VA stemmen. Dat N-VA extreem rechts is. Bart De Wever is niet anti-Waal. Hij is voor Vlaanderen, wat in mijn ogen iets anders is.

Jullie, Walen, gaan ervan uit dat Vlaanderen op een dag de onafhankelijkheid uitroept.

Dat is iets wat álle Walen, en zeker álle Waalse politici, voor mogelijk houden. Vroeg of laat komt die splitsing er. Het zal nooit meer naar méér België evolueren. Eén maand geleden bleek uit een peiling van de VRT en De Standaard, dat voor het eerst in de geschiedenis van België een meerderheid van de Vlamingen een onafhankelijk Vlaanderen wil : 50,2 procent. N-VA en Vlaams Belang willen overduidelijk een onafhankelijk Vlaanderen. Jan Peumans van de N-VA en voorzitter van het Vlaams Parlement zegt : ‘Vlaanderen zal onafhankelijk zijn voor ik sterf.’ Ik gun die man een lang leven, maar ik denk dat hij toch een uiterlijke termijn van vijfentwintig jaar voor ogen heeft. N-VA-partijvoorzitter Bart De Wever krijgt allicht gelijk als hij beweert : ‘Op een dag staan de Belgen op en stellen vast dat België niet meer bestaat.’ Of, zoals Open VLD-kopstuk Karel De Gucht het verwoordt : ‘België verdampt. ‘

Wat dan ?

Dat is nog niet duidelijk. Brussel staat zeer afwijzend tegenover Wallonië. Dat is overal ter wereld het geval : de hoofdstad minacht la province, maar Brussel is zeer extreem. Ze willen geen federatie met de Walen. Nauwelijks één derde van de Brusselaars wil samen met Wallonië als het tot een splitsing komt, terwijl twee derde van de Walen wél bij Brussel wil.

Een Vlaming voelt zich meer Vlaming dan de Waal Waal, schrijft u.

Dat klopt, maar het Waals gevoel van identiteit groeit, als reactie op Vlaanderen. Ze zijn het beu om gestigmatiseerd te worden als luiaards die het Vlaams geld uitgeven. De Walen herwinnen hun trots. En dat wordt tijd. In Wallonië zijn zo ongeveer de belangrijkste uitvindingen van de negentiende eeuw gedaan, dat is te zien in het Musée de l’ Industrie in Marcinelle : de dynamo van Zénobe Gramme, het sodazout van Ernest Solvay, de verbrandingsmotor van Lenoir… Helaas is bijna iedereen die Wallonië trots kon maken, er weggegaan. Zénobe Gramme ligt begraven op het kerkhof Père-Lachaise in Parijs. Ook Lenoir vestigde zich in Parijs. Bijna alle grote namen die de industriële revolutie in Wallonië en de rest van de wereld hebben mogelijk gemaakt, zijn uitgeweken.

Tot mijn geboortejaar 1965 ging het eigenlijk goed met Wallonië. Daarna ging het bergaf, maar vorig jaar kwam er een kentering. Wallonië begint zijn achterstand in te lopen. Als je voor Vlaanderen het getal 100 neemt, dan is het Waalse bbp per capita vorig jaar van 73 naar 74 geklommen : een stijging, voor het eerst in bijna vijftig jaar.

Er is weer hoop.

Zeker. Maar je moet het willen zien. Ook de Walen zelf. Als je de films van de broers Dardenne bekijkt, is Wallonië een zieltogend gewest, één poel van treurnis en ellende. Anderzijds is Namen in volle expansie als hoofdstad van het Waals Gewest. De groene gordel rond Charleroi is een van de mooiste streken van het land, een schril contrast met Charleroi zelf, de hoofdstad van le pays noir. In die groene gordel, met rijke mensen en driesterrenrestaurants, krijg je de indruk dat dit een topland is. Er wordt ook geïnvesteerd in Wallonië. Google en Microsoft hebben nieuwe vestigingen in Bergen. In Waals-Brabant is er de farmareus GSK ( GlaxoSmithKline), waar zestienhonderd wetenschappers nieuwe producten uitvinden. Van alle vaccins wereldwijd worden er vijfentwintig procent vervaardigd in Rixensart : alle vaccins die eindigen op -rix.

Dag Vlaanderen ! Hoe Walen écht leven en denken, Borgerhoff & Lamberigts, 22,5 euro.

Door Griet Schrauwen – Foto’s Charlie De Keersmaecker

Namen heeft het beste theater van Wallonië en musea waarvoor we ons echt niet hoeven te schamen, zoals dat van Félicien Rops

Ik wil in Wallonië het vooroordeel ontkrachten dat Vlamingen nazi’s zijn, dat N-VA extreem rechts is

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content