“Bij de deelnemers ontstond spontaan een soort grondwet en de tv-kijker oordeelde meteen: wie afweek van het Nederlandse gemiddelde werd er het eerst uit gegooid.” Historicus Henri Beunders beet zich vast in het Veronica-fenomeen “Big Brother” en zag fascinerend gedrag.

De “proef” duurt honderd dagen. Mensen die elkaar niet kennen gaan in een soort container vrijwillig in quarantaine. Dag en nacht worden ze door camera’s bespied. Wat ze zeggen en doen kun je volgen op televisie en op internet. Elke week wordt een deelnemer naar huis gestuurd. Wie het langst blijft, heeft gewonnen en strijkt een beloning op. Dat zijn in het kort de regels van Big Brother, de Nederlandse Veronica-kaskraker die nu door andere commerciële zenders op een hardere manier wordt overgedaan in De Bus en aanverwante real life soaps.

Henri Beunders, een Nederlandse historicus met belangstelling voor cultuur en media, volgde de hype. Wat hem heeft getroffen, is dat niet één onafhankelijke socioloog, psycholoog of psychiater bereid werd gevonden het programma en de vrijwilligers wetenschappelijk te observeren en te analyseren. Net als een groot deel van de culturele elite deden ze het programma af als “onethisch” en “gevaarlijk”, of op zijn minst als flauwekul en te saai om naar te kijken. “Dat is jammer”, zegt Henri Beunders, “ze zullen er later misschien wel net zoveel spijt van krijgen als de negentiende-eeuwse bioloog T.H. Huxley die, toen hij hoorde van de natuurlijke selectie, uitriep: “Hoe extreem stom om daar niet aan te hebben gedacht.”

Henri Beunders: Het stak me dat de reacties van de “gevestigde culturele elite” allemaal negatief waren in het begin. In het algemeen was er veel jaloezie onder psychologen, omdat zijzelf die tests niet mochten doen. Verder is er veel dédain onder de klassieke wetenschappers voor het medium televisie. Je wordt als hoogleraar pas serieus genomen als je je bezighoudt met de oorlog of met het koningshuis, niet als je de moderne media bestudeert. Er is ook broodnijd vanwege de artiesten, die klagen dat je niets meer hoeft te kunnen om succes te hebben en beroemd te worden.

Maar vanaf het begin heb ik publiekelijk gezegd dat Big Brother me een fascinerend experiment leek, omdat het veel duidelijk kon maken over de betekenis van de televisie en haar verbindingen met internet in dit tijdperk. Het programma zou een licht kunnen werpen op de lust van de mensen om op televisie te komen en gezien te worden.

Al die tijd ben ik blijven kijken. Ik wou weten hoe mensen omgaan met hun permanente zichtbaarheid en openbaarheid. Ik wou nagaan hoe het individu daardoor verandert en hoe een groepsproces evolueert.

Waren er nog andere redenen om het experiment te volgen?

Er was een nieuw gegeven: het ging om gewone-mensentelevisie, dus helemaal iets anders dan de geprefabriceerde pretprogramma’s. Het was niet geplastificeerd. De gewone man deed mee, in plaats van de middenklasse die doorgaans op de televisie verschijnt. De deelnemers waren geselecteerd uit het Veronica-publiek. Het waren autochtone types waarvan men vermoedde dat ze redelijk met elkaar overweg konden. Safety first was de boodschap. Geen sadomasochisten, vegetariërs, vreemdelingenhaters of politieke extremisten.

Hebt u iets nieuws bijgeleerd?

De vraag was hoe mensen leven die zich ervan bewust zijn dat ze voortdurend door camera’s worden gevolgd. Het bleek dat de meeste deelnemers niet bang waren hun meest intieme gedachten en drijfveren prijs te geven in Big Brother. Maar wat we ook bevestigd zagen, is dat het zonder privacy niet mogelijk is jezelf te zijn. Al na één maand kwam er een enorme behoefte aan privacy aan het licht. We zagen op het scherm een van de oudste sociale wetten functioneren: het individu heeft er zowel behoefte aan zichzelf te zijn als om zich aan de groep aan te passen.

Er ontstonden bij de deelnemers basisregels over hoe je je moet gedragen. Je zag een soort grondwet ontstaan. Na een paar weken bleef een kerngezin over met een pappie, een mammie, een paar zoontjes en een rare oom. De groep was stabiel geworden. Iedereen voelde zich op zijn gemak. Er was een gezinssituatie ontstaan waarin de rollen mooi verdeeld waren.

Mammie deed de was en pappie maakte schoon. Er werd minder gepraat. De deelnemers hoefden niet meer zoveel te jeremiëren over hun emoties. Door interne dwang ontstonden er snel groepsnormen: je vertelt geen Turken-moppen, je laat niet te veel boeren of winden en je vloekt niet.

Er was ook de externe dwang van de kijkers die beslisten wie eruit moest. Daar zag je echt Nederland aan het werk: oordelen en veroordelen. Wie afweek van het Nederlandse gemiddelde werd er het eerst uit gegooid. Wie het niet nauw nam met de moraal kon het vergeten. Wie te opzichtig of te ordinair was, had geen kans om te blijven. Wie eventjes niet politiek correct was, vloog eruit. Op den duur bleef er een groepje mensen over van wie je als kijker kon zeggen: met hen zou ik wel een weekje vakantie kunnen doorbrengen. Op een drastische manier werd aangetoond hoe groot de behoefte is om tot de groep te behoren. Dat was een weerlegging van de illusie dat de maatschappij uit elkaar valt in atomistische eenheden. Dat is niet zo. Integendeel, het gezin blijkt belangrijker dan ooit en is in de maatschappij het bastion bij uitstek tegen dreigende vereenzaming. De deelnemers erkenden na een tijdje dat ze hun vrienden misten. Ze zeiden: “Nu pas snap ik wie ik ben, nu pas zie ik duidelijk dat ik een deel ben van een groep.”

De emoties laaien wel hoog op in zulke programma’s. Dat blijkt nu weer uit de reacties van de deelnemers aan “De Bus”, de nieuwste versie van de reality soap?

Die mensen hadden na een maand samenzijn nog altijd geen duidelijke positie. Een bus is als milieu natuurlijk veel lastiger dan zeg maar een huis. In De Bus wordt alleen maar gebruld en geblèrd. Juist omdat er geen structuur ontstaat die vergelijkbaar is met die van Big Brother, zie je niets anders dan emoties naar boven komen. Dat is een bizarre situatie. Het duidt niet op veel goeds, het verwijst wellicht naar een behoorlijke onevenwichtigheid in onze emotionele huishouding. Er lijkt een overflow aan emoties te zijn, die alleen maar aangewakkerd worden door zulke “aanmoedigingsprogramma’s” op de televisie. Bij de sigarenboer, bij de buren of op het werk vinden we geen uitlaatklep meer voor onze gevoelens. We kunnen onze emoties nergens meer kwijt, niet in de kerk en niet in de partij. In het beste geval kunnen we wat staan brullen op het voetbalveld. We moeten al op internet gaan om onze intiemste emoties te ventileren, en we hebben niet eens door hoe berekend die methode in feite is. We zijn het niet meer gewend om onze emoties in het openbaar te uiten, om elkaar fysiek aan te raken. Al die programma’s komen in de buurt van een grote sensitivitytraining, van een permanente therapie. De mensen lijken wel geobsedeerd door zichzelf en hun emoties. Ze liggen er totaal mee in de knoop.

U merkte op dat de deelnemers aan Big Brother geen moeite hadden met de camera’s.

De gewenning aan camera en tv is zo groot dat de stap van anonimiteit naar openbaarheid zeer klein is geworden. Die gewenning wordt gevoed door het feit dat iedereen wel eens als klapvee in een studio heeft gezeten. Maar er zijn ook andere ontwikkelingen die een verklaring bieden. Je wordt tegenwoordig overal gefotografeerd. Overal op de snelweg en in het warenhuis hangen camera’s. Als je met je kaart geld uit de muur haalt, word je door een oog gevolgd. Mensen beseffen ook dat ze vaker gefilmd en gefotografeerd worden. Landelijk leven we al in een Big Brother-huis.

Eigenlijk wekt het dus geen verbazing dat de deelnemers zo makkelijk die camera’s tolereerden. Ze deden helemaal niet gek. Als je weet dat je geregistreerd wordt, ga je je natuurlijk afvragen hoe je overkomt, wat je imago is. We dubben over de vraag wat we willen uitstralen en hoe de ander ons ziet. Dan rijst de vraag: “Ben ik nu een acteur of ben ik mezelf?” Dat probleem hadden de deelnemers van Big Brother ook. Vooral in het begin stond hun goed-willen-overkomen haaks op wat ze echt waren.

Hoe moeten we het belang van die uitstraling inschatten?

Sommige van mijn studenten waren geobsedeerd door Big Brother. In het bedrijfsleven, waar ze na hun studie in terechtkomen, gaat het steeds meer om het spelen van een rol. Als je je vroeger als boekhouder aandiende, interesseerde het de baas geen moer of je een bril droeg, als je het boekhouden maar goed onder de knie had. Tegenwoordig zijn diploma’s almaar minder waard, niet alleen omdat er ter zake inflatie is, maar ook omdat de onderneming flexibeler is geworden. Je moet nu vooral in een groep kunnen functioneren om een project tot een goed einde te kunnen brengen. Om daarin te slagen moet je diverse rollen kunnen spelen. De jongeren keken naar Big Brother om te zien hoe bepaalde rollen wel en niet gewaardeerd werden. Hen interesseerde de consequenties van wat de mensen deden en zegden. Het was voor hen een leerschool, en niet alleen een spiegel.

Heeft Big Brother ons ook bewust gemaakt van de gevaren die het bespied worden meebrengen?

Ik denk het wel. Big Brother bewees ook dat het heel gevaarlijk is wanneer je alles toont. Je gaat er op den duur van balen als je altijd, op welk moment ook, door iedereen lastig gevallen kunt worden. De mensen zullen beseffen dat hun verzekeringsmaatschappij perfect weet hoeveel sigaren ze om de hoek kopen. Misschien word je op basis van die gegevens wel uit de verzekering gegooid?

Je ziet dat echte beroemdheden almaar meer actie ondernemen om hun privacy te beschermen. Koningin Beatrix werkt met geheimhoudingsclausules, wat betekent dat haar personeel niet meer ongestraft in het publiek kan praten over wat er in de huishouding van de koningin gebeurt. Dat soort wetgeving is uit Amerika overgewaaid.

De commerciële publieksprogramma’s worden steeds harder. Hoever kan men daarin gaan?

Ik weet het niet. Als je ziet wat er sinds de opkomst van de commerciële televisie is gebeurd, zie je inderdaad dat het er harder en extremer aan toe gaat. In Seks voor de boeg zie je een stel op de restauranttafel voor de televisie neuken, omdat dat al lang hun geheime droom was. Geen wonder dat ze op het werk ontslagen worden of met de nek aangekeken in hun dorp. Dat gaat wel ver. Je kunt je voorstellen dat er in De Bus gevochten wordt of dat er om zeven uur ’s avonds onder het dekbed wordt gecopuleerd. Als de deelnemers er maar populair van worden.

Er zijn al heel rare dingen gebeurd in showachtige spelprogramma’s. Je had bij ons Rondom tien. Dat was een soort ethisch spelprogramma, waarbij het bijvoorbeeld ging om twee baby’s die om te overleven allebei in de couveuse moesten. Maar er was slechts één couveuse. Het publiek in de zaal moest kiezen welke baby erin mocht. Het argument dat de ouders van de ene baby al kinderen hadden en de andere niet, begon in de keuze een rol te spelen. Straks kan het tv-publiek beslissen of een kinderverkrachter wel of niet chemisch gecastreerd moet worden. Misschien kun je daar als deelnemer wel een auto mee winnen. Zo belanden we natuurlijk weer in de Middeleeuwen.

Het is natuurlijk ook mogelijk dat de mensen er genoeg van krijgen en dat ze dat ook laten merken.

Het lijkt erop dat elk land zijn voorkeur heeft voor het soort progamma’s waarin onbekenden de kans krijgen om beroemd te worden. In België scoort “De Mol”, in Nederland “Big Brother”. Maar dat programma is in zijn Duitse versie juist zeer controversieel gebleken…

Dat heeft te maken met de Duitse geschiedenis, met het opsluiten van en het experimenteren met mensen. Het is geen wonder dat de Duitse politici zich ermee gingen bemoeien. Onderzoeken hebben uitgewezen dat beproefde programma’s zoals All you need is love in Finland heel anders gewaardeerd en uitgevoerd worden dan in Spanje of Turkije. De nationale cultuur en geschiedenis spelen inderdaad een grote rol. De invulling is altijd anders.

De rode draad is toch dat mensen graag meetellen en dat hun verschijning op het scherm daarvoor een garantie is?

Na de oorlog stond het prestigieus om werk te hebben. In de jaren vijftig moest je al in een huurhuis wonen, in de jaren zestig was het bezit van een auto een must. In de jaren zeventig en tachtig was je zonder een eigen huis een sukkel en in de jaren negentig moest je op tv geweest zijn om mee te tellen.

Vroeger betekende je iets door in de kerk of in de buurtvereniging actief te zijn. Je kreeg daardoor een sterk gevoel van zelfrespect. Nu is het gevoel van eigenwaarde afhankelijker geworden van je rol in de media. In plaats van “Ik denk, dus ik besta” is het adagium geworden: “Ik word gezien, dus ik besta.” Het toont aan dat veel mensen niet in staat zijn op eigen benen te staan. De televisie zegt voortdurend tegen de mensen: “Zonder ons ben je niets”.

Het doet er niet toe of je een relatie aanknoopt of er juist een naar de knoppen helpt door op de televisie te verschijnen, belangrijk is dat je door op het scherm te komen echt iets gaat voorstellen in de ogen van een ander. Er zijn natuurlijk mensen die daar nu al anders over denken, die hun anonimiteit prefereren en die echt voldoening vinden in hun werk. Misschien wordt dat wel de nieuwe trend in het komende decennium.

Henri Beunders, “Wat je ziet ben je zelf. Big Brother: lust en lijden voor de camera”, uitgeverij Prometheus, 122 blz., 390 fr.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content