In ‘Alias’, de afwisselend ijzingwekkende en sardonische horrorthriller van Jan Verheyen steelt ze de show als een glamoureuze ‘shrink from hell’. Als alles meezit, draait ze deze zomer – vier jaar na haar gunstig onthaalde kortfilm ‘De suikerpot’ – eindelijk haar langspeelfilmdebuut. En of ze er zin in heeft, Hilde Van Mieghem.

Linda Asselbergs / Foto Lieve Blancquaert

Hilde Van Mieghem ( net terug van de sportclub en blakend van energie en strijdlust): Absoluut. Ze is zot, hé, die madam. En slecht natuurlijk, wat niet wil zeggen dat ik haar doorlopend zo speel. Een soort perverse luchthartigheid, dat was het wat Jan Verheyen van mij verwachtte. Zonder humor zou het trouwens niet gewerkt hebben. Hoe dikwijls Jan achter de monitor zat te lachen. “Cut“, hoorde je dan en meteen daarna een luidruchtig geproest. Bij het bekijken van de rushes was ik bij momenten bang dat het erover was. Maar nu ik de film in zijn geheel gezien heb, vind ik dat het opzet geslaagd is. En de relatie van mijn personage met dat van Geert Hunaerts klopt ook; je kunt erin geloven. We hebben ons ook ontzettend geamuseerd, afgezien van het feit dat het verschrikkelijk vermoeiend was. Die scène met dat mes… Urenlang hebben we in de regen en de modder gedraaid. Maar hoe vaak krijg je de kans om zo’n personage te spelen? Acteren, dat is voor mij alle facetten van emoties uiten. Ik ben opgegroeid in een tijd dat dat niet mocht. Stilzitten, zwijgen, braaf zijn, zo moest het in mijn jeugd op een katholieke school. Als actrice kan ik ontroeren, maar evenzeer tonen wat in de wereld niet mag. Uit blinde koleire iemand neerslaan, bijvoorbeeld. Maar dan in een veilige omgeving, waar het wél mag.

Waarom wilde Verheyen jou voor die rol?

Hij beweerde dat niemand anders zou meebrengen wat ik in die rol meebracht. Het glamoureuze, daar legde hij sterk de nadruk op. Hij wilde iemand met een sterke sensuele uitstraling, enfin, voor haar leeftijd. Dat heb ik wel als ik naar die film kijk: “Van Mieghem, je bent oud aan het worden.” Nu ja, laten we zeggen: ouder. Ik heb vergelijkingsmateriaal, hé: alle films die ik de afgelopen twintig jaar gemaakt heb. Niet dat ik daar een klaagzang over wil aanheffen. Maar ik zié het wel. Nu, in Alias werkt het nog, vind ik. En intussen ben ik mijn lijf wel stevig aan het trainen. Wij zijn hier natuurlijk gewend aan Amerikaanse films waarin elke actrice boven de vijfendertig bijgewerkt is. Madonna, Melanie Griffith, Michelle Pfeiffer… Allemaal vrouwen van mijn leeftijd, stuk voor stuk plaatjes. Vroeger heb ik daar wel twijfels over gehad, maar als ik naar mezelf kijk op het scherm, dan denk ik: “Voilà, hier ben ik, te nemen of te laten.” Ik heb zin om met mijn eigen kop oud te worden.

Dring je erop aan flatterend in beeld te worden gebracht?

Welnee, daar houd ik me niet mee bezig. Jan had het wel voortdurend over “de comeback van glamourous Hilde”. Is er een comeback van dat aspect nodig? Ik denk het niet. In De suikerpot had ik toch ook dat soort uitstraling; het hoort nu eenmaal bij mij. Maar ik ben wel blij met het resultaat. De film is ook een stuk minder plat dan ik gevreesd had. Er zit genoeg seks in om te boeien, maar geen overbodige vrijscènes die maar zouden afleiden van het thrilleraspect. De eerste versie van het scenario was op dat gebied wel wat grover. Zo had mijn personage een masturbatiescène, wat ik echt niet zag ziten. Gelukkig is Jan slim genoeg om rekening te houden met opmerkingen, zeker als ze van verscheidene mensen komen. De film is beter dan het scenario en dat is altijd goed. Het is niet makkelijk om aan de hand van een scenario te oordelen of een film goed wordt. Je kunt je daar lelijk in vergissen. Het is hoe dan ook moeilijk om een film te beoordelen als je er zelf in speelt. “Wat een ramp”, denk je soms bij de eerste visie. Maar als je hem dan later opnieuw ziet, met meer afstand, valt het vaak mee. Bij Hombres complicados had ik dat heel sterk. “Hoe vreemd dat ik op de set niet echt doorhad wat voor een film het zou worden”, dacht ik na de eerste visie. Toen ik hem de tweede keer zag, vond ik het een steengoeie film. Maar goed, als ik Alias bekijk, De suikerpot, Hombres complicados, Wildgroei en nog een paar Duitse films die ik gedaan heb, dan zie ik telkens een andere vrouw en daar ben ik blij om. Jan Decleir had het in Humo onlangs over acteurs die zich in elke rol transformeren en anderen die altijd min of meer zichzelf blijven. Ik denk dat ik mij tot de eerste groep kan rekenen. (grinnikend) Kun je dat nu wel zeggen over jezelf? Bah ja, zeker. Wat ik me wel heel goed realiseer, is dat ik nog maar per uitzondering dragende rollen zal kunnen spelen. Goed, vorig jaar was er Pauline en Paulette, maar er zijn geen vijf rollen voor Dora Van der Groen en Ann Petersen.

Is het zelfs niet makkelijker voor echt oudere actrices om goeie rollen te krijgen dan voor vrouwen in de middenleeftijd?

Die indruk heb ik ook. Tussen 40 en 55 is een moeilijke leeftijd. Maar wat moet ik dan doen? Afscheid nemen, niet meer spelen? Alles in mij verzet zich daartegen: “Kom jongens, geef mij nog een paar rollen waar ik mijn tanden in kan zetten.” Ik begrijp heel goed dat Els Dottermans met Medea nog iets groots wilde doen. Ik heb dat ook: “Laat mij nu in godsnaam De Kus maken en het talent gebruiken dat ik héb. (vurig) Ongelooflijk frustrerend is het, net een volbloedpaard dat bij het vertrek van de race staat te trappelen van ongeduld en zut, zut, zut, niemand opent de box. Je krijgt zo weinig kansen. En dan werk ik nog veel, hé. En heb ik het geluk dat ik zelf scenario’s schrijf. En toch… Verveling, dat heb ik nooit gekend. Als mijn dochter op zondag wel eens zei dat ze zich verveelde, dan kon ik daar niet bij. Maar de laatste tijd denk ik wel eens: “Laat er nu nog eens iets prikkelends gebeuren, iets moeilijks, iets waarvoor ik heel diep moet gaan.” Ik sta echt te springen om mijn film te maken.

Hoe staat het ermee?

Ver, heel ver. In België is de financiering rond, nu zijn we in Nederland bezig. Mocht die tax shelter er komen waardoor je veertig procent van je budget via sponsoring door bedrijven kunt vergaren, dat zou natuurlijk fantastisch zijn. (klopt met haar vlakke hand op tafel) Laat ons meer leuke dingen maken, goeie dingen, ook op televisie. Stille waters is een goeie poging, nu sleept het mij meer mee dan in het begin. Nog van dat, zou ik zeggen, méér en beter. Binnenkort ga ik weer naar Berlijn, voor een kleine, maar mooie rol. Gelukkig kan ik ook in Duitsland terecht. In een paar jaar tijd heb ik daar in vijf, zes films gespeeld. Je moet je natuurlijk ook kunnen vrijmaken. Stel, ze vragen mij nu voor juli en augustus. Wat moet ik dan doen? Want ik wil heel graag De kus beginnen te draaien, maar het staat nog niet honderd procent vast dat het kan. En zo is dat al twee zomers na elkaar, om gek van te worden. Daarom zit ik met al die opgekropte energie. Spelen is ook zo heerlijk.

Hoe bewaar je je enthousiasme als een project zo lang aansleept?

Je mag er niet te veel aan knabbelen. Nu, ik heb dertien versies van het scenario van De kus geschreven. Daarvan hebben er maar twee niets tot de film bijgedragen. Het loonde dus de moeite. Ik heb moeten leren onthecht te zijn, bijna zenboeddhistisch. Tegen wil en dank, want eigenlijk is het tegen mijn aard. Mijn temperament zegt: “Nu moet het gebeuren. Nù, niet over tien maanden.” Over tien maanden, dat bestaat niet voor mij. In september had ik het er echt heel moeilijk mee. Ik dacht: “Ik stap eruit, ik vind mijn draai niet meer in dit vak, ik krijg niet de rollen die ik wil spelen, ik kan niet de films maken die ik wil maken.” Maar stoppen met acteren, met filmen, dat is hetzelfde als mijzelf bij de wortel afknippen. Intussen hebben er zich trouwens een paar nieuwe projecten aangediend en ben ik al aan een ander scenario begonnen. Een relatiekomedie over vier vrouwen die hun weg in de liefde zoeken. Weer zo’n idee dat ik al jaren met mij meesleep. Als dat scenario klaar is als ik aan De kus begin, kan er al met de productie van die nieuwe film gestart worden. Dat duurt toch weer drie, vier jaar. Zo probeer ik het dan maar te doen. Sommige producenten zeggen: “Maak De kus toch met die 850.000 euro die je al hebt.” Maar dat gaat niet. Zelfs met het voorziene budget zal het al moeilijk zijn, toch zoals ik het voor ogen heb. Ach, ik zou er zo graag mijn tanden in zetten. Met schrik hoor, grote schrik. Een film maken, dat is topsport.

‘De suikerpot’ is goed onthaald, dat moet toch goed zijn voor je zelfvertrouwen?

Ik ben altijd heel erg geïnteresseerd geweest in de technische kant van het filmen. Het is onwaarschijnlijk hoeveel bagage je opdoet als je twintig jaar op een set staat, zeker als je vaker bij de crew dan bij de acteurs zit. Maar toen ik aan De suikerpot begon, realiseerde ik mij dat niet. Ik stond te bibberen op mijn benen, omringd door beren van venten die allemaal al twintig, dertig films gemaakt hadden. “Wel Hilde, hoe zou je het willen?” Dat is beangstigend, hoor. Maar ik werk graag met mannen. Conflicten met mannen gaan over het werk en ze worden met open vizier gevoerd. Pas op, als je steun krijgt van vrouwen, gaat het heel ver. Maar als ze tegen je zijn… Ik heb het meegemaakt op de set van De suikerpot, ik heb het meegemaakt met vrouwelijke regisseurs. Concurrentie, jaloezie… Dat kun je niet hebben als je aan het werk bent, dan wil je niet bezig zijn op persoonlijk niveau. Ik zeg altijd: “Géén vrouwen op de set.”

Dat zullen feministen je niet in dank afnemen.

Ach, natuurlijk werk ik wel met vrouwen. Maar dan met vrouwen die ik goed ken, die ik vertrouw en van wie ik weet dat ik op ze kan rekenen. Als het goed gaat, kan het geweldig gezellig zijn met vrouwen. Gevaarlijk gezellig zelfs: tetteren over mannen, over kinderen en kleren, dat maakt het moeilijk om je op het werk te concentreren. Eén ding heb ik me voorgenomen: bij de opnamen van De kus moet er kinderopvang zijn op de set. Dat al die vaders en moeders niet met de zenuwen zitten omdat de crèche om zes uur dichtgaat. Het is niet niks, een film maken als je kinderen hebt. Ik kan het weten, ik heb het twintig jaar lang gecombineerd.

Op de set van ‘Alias’ werkte je met een heel jonge ploeg…

Al die jonge goden en godinnen die niet konden wachten om erin te vliegen. “Het is zover,” dacht ik, “ik ben hier bijna de oudste.” Ik ben iemand die zich heel erg terugtrekt op de set. Ik zoek meteen een hoekje waar ik rustig kan zitten. Of ik kruip in mijn auto. En ze moeten mij geen tien minuten te vroeg op de set vragen. Die jonge gasten willen natuurlijk hun job heel goed doen en dan moet je hen uitleggen: “Maak je geen zorgen, ik hoor elke walkietalkie, ik zal altijd zijn waar ik moet zijn.” In die zin ben ik misschien moeilijk. En ook: ik ben nogal fel. Op dit ogenblik werk ik in Gent met studenten theaterwetenschappen en die schrikken soms van mijn directheid. Ik wind er geen doekjes om, hé: als ik iets niet goed vind, vind ik het niet goed. Maar wat die teruggetrokkenheid betreft: op een set heb je vaak een wat opgeschroefde sfeer. Niet dat acteurs per se opgeschroefde mensen zijn, maar je moet met elkaar vrijen of met elkaar vechten of allerlei extreme gevoelens tonen. Dat doe je niet vanuit je luie stoel, daarvoor moet je een beetje opgepept zijn. Maar voor mij hoeft het niet te gezellig zijn. Misschien heeft het met de leeftijd te maken. Als Pol Goossen niet speelde, was hij ook onzichtbaar, ergens in een stil hoekje.

Je had ook een vrijscène met een veel jongere acteur. Deed dat je iets?

Ja, want hij beet in plaats van te kussen, iets waarvan hij zich blijkbaar niet eens bewust was. Op den duur was mijn lip helemaal rood. Daarom kneep ik telkens heel hard in zijn schouders. En ja, zo sta je daar dan te zoenen. Ik kan me maar één vrijscène herinneren die meer dan puur technisch was. In Duitsland was dat en mijn tegenspeler was een ongelooflijk stuk. Ergens op een receptie speelde het zich af, tussen de kapstokken. We waren niet eens naakt, maar dat lichaam voelen, die geur en die warmte… Het moet in een seksloze periode geweest zijn, want ja, daar heb ik toen stiekem wel van genoten. Helaas bleek die kerel bij nader inzien een absoluut Arschloch te zijn. Nog een geluk dus dat die vrijscène meteen de eerste dag viel, want achteraf heb ik nog serieus ruzie met hem gekregen.

Je vertrekt binnenkort voor een paar maanden naar Berlijn. Hoe is dat, op je eentje in zo’n vreemde stad?

Ik heb altijd gezegd: “Zodra ik de kans heb, ga ik voor een paar weken naar Rome, Berlijn of New York.” En nu de kinderen groot zijn en ik die kans krijg, geeft die vrijheid mij een heel verwarrend gevoel. Het idee dat ik zomaar mijn valies kan pakken en eender waar naartoe gaan, dat er zo weinig is dat mij hier bindt. Ik heb een goed contact met een belangrijke casting-agente in Berlijn. (lachend) Je ziet, het kàn dus klikken met vrouwen. Zij heeft mij uitgenodigd om ginds de lente door te brengen. Ik kan daar net zo goed schrijven als thuis en bovendien ben ik er makkelijker bereikbaar voor castings. De markt is er gewoon veel groter en je wordt er goed betaald. Bovendien heb ik er niet de voorgeschiedenis die ik hier heb, wat maakt dat ik minder last heb van typecasting. De rol die ik nu ga spelen, is die van een lieve, zachte vrouw.

En toch… Ik heb al eerder in vreemde steden gedraaid en ik heb dan de neiging om mij in een soort vacuüm op te sluiten. Ik moet hoe dan ook moeite doen om buiten mijn werk niet als een kluizenaar te leven. Nu ik niet meer thuis moet zijn voor mijn dochters, zou ik meer de deur uit moeten. Maar ik vind het niet zo simpel om naar voorstellingen en tentoonstellingen te gaan en mensen te ontmoeten. Zomaar ergens binnen te stappen: “Hier ben ik”. Door met collega’s aan een productie te werken, kun je een groepsgevoel hebben, maar het is toch niet zoals onder vrienden. Eigenlijk heb ik niet zoveel vrienden. Er zijn periodes dat mijn sociale contacten zich beperken tot een babbel in de sportclub of bij een koffie in mijn stamkroeg. En wat is er nu interessant aan alleen leven? Je kunt nog zo’n goede films maken of interessante rollen spelen, als je geen affectief leven hebt, besta je niet.

Je geeft anders de indruk goed in je vel te zitten.

Dat is het ‘m juist: ik voel mij heel goed. Kijk, het is niet toevallig dat ik zoveel verscheurde vrouwen gespeeld heb. Ik kén dat. Als ik vroeger brieven of dagboeken van Kafka of andere hevig getormenteerde mensen las, dan troostte mij dat. Nu denk ik: “Hoe was dat ook weer, je zo te voelen?” Want ik heb veel verwerkt, veel demonen verjaagd, veel hoofdstukken afgesloten. Dat geeft veel voldoening, maar ook een zekere angst. Geen wonder dat ik mij vroeger nooit verveelde: ik zat altijd te piekeren. Ik voelde mij niet goed in de wereld, wist niet hoe ik moest leven. Nu zijn heel veel dingen op hun plaats gevallen. Enerzijds is dat natuurlijk fantastisch: je loopt op wolkjes. ’s Nachts niet meer liggen piekeren, weet je wat dat is? Maar anderzijds is er daardoor ook een soort leegte. Het is zo vreemd om geen problemen te hebben. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar soms lijkt het mij een beetje saai. Vooral omdat ik er zo hard aan gewerkt heb om mij goed te voelen. Misschien moet ik mij dat gewoon toestaan, tevreden zijn met mezelf. Ook al klinkt het een beetje suffig. Sinds kort probeer ik een sociaal leven te hebben. Ik maak afspraken met mannen en met vrouwen, ik ga uit eten. En ik merk dat ik daar heel erg mezelf in blijf. Vroeger voelde ik feilloos aan wat er van mij verwacht werd in een relatie. Het deel van Hilde dat er niet mocht zijn, werd gewoon opzij gezet en bewaard tot ik alleen was. Nu ben ik meer één geheel.

Stel je nu ook minder hoge eisen aan andere mensen?

Nee, het is nog altijd: vol verwachting klopt mijn hart. Maar de mensen die ik op mijn leeftijd tegenkom, hoeven natuurlijk niet meer gevormd te worden. Dus kijk ik hoe ze zich gedragen, hoe ze zijn en dan vraag ik me af: “Kan ik daarvan houden of niet?” Zonder dat ik hen veroordeel of vind dat ze ten opzichte van mij tekortschieten als ze niet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dat lijkt me een eerlijke manier om tot een relatie te komen. Enfin, dat zou ik nu wel eens in de praktijk willen toepassen. Kijken of het ook standhoudt als het om echte betrokkenheid gaat in plaats van gewoon maar babbelen of uit eten gaan. Lang geleden had ik een heel rare droom waarin ik een soort Dulle Griet was. Op mijn arm droeg ik mijzelf als vierjarig kind en verder had ik een jachtgeweer waarmee ik iedereen neerknalde die in de buurt van dat kind wilde komen. Een slagveld dat dat gaf… En dat allemaal om mijzelf te bewaren. Dat kon toch niet de oplossing zijn. Nu weet ik dat ik dat jachtgeweer niet hoef te gebruiken. Maar ik heb het wel bij me. Niet dat ik niet liefgehad wil worden. Maar ik ben wie ik ben. Je kunt ervan houden en als je er niet van kunt houden, tant pis… Als ik het ermee moet stellen, dan de anderen ook, zal ik maar zeggen.

‘Alias’ van Jan Verheyen en met naast Hilde Van Mieghem ook Hilde De Baerdemaker, Geert Hunaerts, Veerle Dobbelaere, Werner De Smedt en Pol Goossen loopt vanaf 13 februari in de bioscoop.

Hilde Van Mieghem: “Je krijgt zo weinig kansen. Ongelooflijk frustrerend. Net een volbloedpaard dat staat te trappelen van ongeduld en zut, zut, zut, niemand opent de box.”

Hilde Van Mieghem: “Mijn temperament zegt: ‘Nu moet het gebeuren. Nù, niet over tien maanden.’ Over tien maanden, dat bestaat niet voor mij.”

Hilde Van Mieghem: “Stoppen met acteren, met filmen, dat is hetzelfde als mezelf bij de wortel afknippen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content