VOLGENS DE PARIJSE VINTAGEANTIQUAIR YVES GASTOU WORDT ONS SMAAKPATROON BEHEERST DOOR DE DUALITEIT TUSSEN ‘LATIJNSE BAROK’ EN ‘PROTESTANTS MINIMALISME’. DESIGN VAN NU VINDT HIJ TE RETRO. HIJ DROOMT VAN EEN ÉCHTE NIEUWE KUNSTSTROMING À LA ART NOUVEAU.

Als je door een pas verschenen interieurmagazine bladert of door een tijdschrift van tien jaar terug, merk je soms amper verschil. Zelfs interieurs uit de jaren zestig, strak of barok, lijken nu ‘modern’. Je stelt dat ook vast op hedendaagse kunstbeurzen, waar nogal wat installaties of conceptuele spielereien evengoed veertig jaar oud zouden kunnen zijn. Is dat een foute impressie ? We vroegen het aan een rot in het vak, de Parijse kunst- en designhandelaar Yves Gastou. Hij heeft zowat alles zien passeren, hij lag zelf aan de basis van diverse vintagetrends en weet hoe de smaak evolueerde in de afgelopen jaren. Hij begon ooit met een zaak in het middeleeuwse vestingstadje Carcassonne en verkocht aanvankelijk oudheden, maar hij vond het al snel leuker om trends en stijlen te herontdekken en te lanceren. Gastou, die trouwens onlangs een boek uitgaf waarin hij zich antiquaire du futur noemt, is voor wat de vintagehandel betreft een trendwatcher.

Hoe bent u eigenlijk begonnen ?

Yves Gastou : Ik begon, zoals velen, met spullen uit de achttiende en de negentiende eeuw. Ik was pas zestien toen ik in de handel stapte. Als kind verzamelde ik al oudheden. Maar een echte handelaar is nieuwsgierig en laat graag zien wat anderen nog niet hebben ontdekt. Zo begon ik al in de vroege jaren zestig met het exposeren van art nouveau. Toen had bijna niemand oog voor de kunst van 1900. Kort daarna begon ik met art deco, de kunst van tussen de twee wereldoorlogen, ook daar keek aanvankelijk geen kat naar. Vroeger was het makkelijker om te verrassen, omdat er minder concurrentie was en de meeste mensen een oubollige smaak hadden. Slechts hier en daar had iemand een modern interieur. Overal zag je vervelende decors, soms niet eens bemeubeld met antiek, maar met namaak oude kitsch. Let wel, echte kitsch vind ik wel weer boeiend.

En zo bent u de twintigste eeuw binnengerold ?

Na art deco stapte ik over op de jaren veertig en vijftig. In de jaren negentig begonnen we volop met vintage design. Zo heb ik nog heel wat meubels van Charlotte Perriand en Jean Prouvé gekocht en verkocht op de vlooienmarkt in Parijs. Daardoor ging ik ook beseffen dat er veel soorten ‘modern’ zijn. Het hoeft niet allemaal kaal en strak te ogen als een meubel van Le Corbusier om modern te zijn. Dat is een totaal verkeerde voorstelling. Alsof barok altijd ouderwets is. Door met al die stijlen in contact te komen, leer je de dingen anders te bekijken. Ik begon te beseffen dat het Bauhausmodernisme niet echt iets voor mij is en dat het ook niet de enige waarheid is. Het modernisme à la Corbusier is trouwens ook niet zo verdraagzaam, het verplicht iedereen tot hetzelfde uniform. Ik zou niet kunnen leven in een van zijn woonkazernes. Op zich zijn ze interessant, maar ik ga er niet in wonen. Als kind van Spaanse vluchtelingen was mijn moeder communist, maar zelf hou ik niet van communistisch design. Door de vele objecten die ik heb gezien, leerde ik ook iets dat niet in de boeken staat, namelijk dat je min of meer kunt spreken van een katholieke en een protestantse designsmaaktraditie.

Wat bedoelt u daarmee ?

Dat voelde ik al toen ik nog in Carcassonne woonde en in Nîmes ging inkopen. In de streek van Nîmes hebben de mensen een fijne smaak, maar ze is strakker en strenger door hun protestantse traditie. Die tegenstelling merk je niet alleen in de architectuur en objecten van vroeger, ze bestaat nog steeds. Design van protestantse inspiratie vind je overduidelijk in Scandinavië. Bij die strekking horen ook Le Corbusier, Piet Mondriaan en de School van Glasgow. Katholieke ontwerpers, dat waren bijvoorbeeld Emile Gallé en Louis Majorelle. Zelfs Horta hoort bij die katholieke traditie. In de art-decostijl denk ik aan André Arbus en Jean Michel Frank. En voor de fifties aan Carlo Mollino en Gio Ponti, mijn lievelingsdesigners, ze hebben stuk voor stuk een Latijns hart.

Gaat het effectief om twee grote bewegingen ?

Ongetwijfeld. Ook nu nog. Kijk maar naar wat er momenteel in Noord en in Zuid wordt gemaakt. Zelfs jullie Belgische architecten en designers van nu zijn, net als hun Nederlandse collega’s, veel protestantser. Dat geldt zelfs voor klassiek design, alles ziet er strenger en soberder uit. Soms lijkt het wel een religie waarvan je niet mag afwijken. De hele discussie tussen de barokke en de pure lijn was al in de zeventiende eeuw aan de gang en leeft nog steeds. Denk maar aan het contrast tussen een bureau van Jean Prouvé, zonder enig franje, en het frivole design van een Gaetano Pesce : een wereld van verschil. Alleen verdraagt de protestantse traditie amper vermenging. Wat er niet bij hoort, mag er niet in. De protestantse ontwerptraditie streeft naar zuiverheid, de katholieke is niet bang voor een mix van stijlen. Dat vind ik veel leuker.

Waarom vindt u die katholieke mix leuker ?

Een interieur in een en dezelfde stijl is net een doodskist ! Het is als een vrouw die alleen maar Chanel draagt : heel vervelend. Soms kan een interieur van één ontwerper boeiend zijn, maar daarom is het zeker nog niet leefbaar. Ik wil geen interieur dat op een gebedsruimte lijkt. Geef me de vrijheid. Ik heb me ook nooit echt verdiept in die Bauhausstijl, omdat de rechte lijn voor mij te koud is. Ik ben fundamenteel barok en sensueel. Voor mij zijn niet de hersenen ons mooiste lichaamsdeel. Ik hou van de mix en de reacties tussen stijlen en objecten. Geef mij maar een tafel van de Belgische artiest Ado Chale en zet er gerust een Chinese vaas op.

U heeft de kunst- en designhandel altijd verrast met nieuwigheden. U was bijvoorbeeld een van de eersten om design van architecten te exposeren.

Ik liet inderdaad als een van de eersten meubels en objecten van Ettore Sottsass, Alessandro Mendini en Pierre Paulin zien. Toen ik hun werk herwaardeerde waren het al mannen op leeftijd, rustig maar bevlogen en sympathiek. Ik heb weinig jonge designers geëxposeerd en heb zelfs Marc Newson geweigerd. Waarom ? Omdat de generatie designers die actief was vanaf 1990, meer bezig was met marketing dan met haar oeuvre. Terwijl mensen als Ado Chale en Andrea Branzi veel bescheidener zijn. De nieuwe generatie stelt meteen eisen en is duur. Ik was in Europa wel een van de eersten die Ron Arad tentoonstelde. Maar nu zie ik hem niet meer, zijn prijzen stijgen ook te snel.

Wie is uw favoriete designer ?

De Japanner Shiro Kuramata. Hij was een heel belangrijke en fascinerende designer (1934-1991). Hij bleef ook echt ontwerper en dacht niet in de eerste plaats aan geld, maar aan creativiteit. Veel designers uit de late twintigste en vroege eenentwintigste eeuw evolueren al snel naar een ‘systeem Starck’. Ze gaan voor de commerciële molen en creëren een mythe rond zichzelf. Ze worden ook onbereikbaar. Wil je ze contacteren, dan moet je eerst de pr-lui passeren. Dat is niet mijn ding. Een echte kunsthandelaar, antiquair of zelfs brocanteur zoekt en ontdekt. Toen ik bijvoorbeeld Ado Chale leerde kennen, ging het niet goed met hem, na zijn eerste bloei was hij in vergetelheid geraakt en hij kreeg nauwelijks nog belangstelling. Nu is dat anders. Zo gebruikt de beroemde New Yorkse decorateur Peter Marino, die alle Diorwinkels over de wereld inricht, systematisch een tafel van Chale.

De vintagehandel en de decorateurs lijken wel alle stijlen van het verleden te hebben herontdekt, eerst de jaren 1940, dan de fifties, de sixties, de seventies. Wat ligt er nu op de plank ?

De jaren tachtig natuurlijk. Iedereen zoekt design van Memphis en Studio Alchimia. Ik kocht de volledige stock op van Memphis en bezat een zestigtal historische stukken van Sottsass, Branzi en Kuramata. Maar alles is al weg. Hoe verklaar je dat ? Simpel : deze stijl was écht anders en hij weerspiegelde een heel tijdperk.

Wat blijft er straks over van het huidige tijdperk ?

Het is nog wat vroeg om die vraag te stellen. Hoewel. Mensen als Ron Arad en Marc Newson, weliswaar iets minder, zijn origineel en worden zeker cultfiguren. Maar veel designers zijn bijna té actief. Ze doen van alles, voor veel te veel producenten, zoals de gebroeders Bouroullec. Mensen die ook kookpotten of horloges gaan ontwerpen en voor grote merken als Cassina en Vitra ontwikkelen, daar geloof ik niet in, dat is massaproductie. Wat er in Nederland gebeurt is zeker interessant, daar heb je bij de jonge generatie een aantal designers die flirten met het mobilier d’artiste. De kruisbestuiving tussen design en kunst is een belangrijke trend.

Maar worden bijvoorbeeld de jaren negentig of 2010 ooit een tijd waarnaar men zal refereren als naar de fifties of sixties ?

Nee. Omdat dit tijdperk geen eigen stijl heeft ontwikkeld. De stijl van 2010 bestaat niet echt. Kijk naar de interieurmagazines, er staan vrijwel dezelfde interieurs in als tien, vijftien jaar geleden : interieurs met wat vintage, al dan niet echt of heruitgave. Alles lijkt op elkaar en er is amper iets dat echt hedendaags is. Vroeger had je grote trends en stijlen, zoals art deco. De stijl van nu bestaat bijna twintig jaar en is retro. De zogenaamd hedendaagse interieurs staan vol meubels die meer dan een halve eeuw geleden werden ontworpen. Onlangs bezocht ik nog het atelier van een jonge designer. Op tafel lagen stapels boeken over de stijlen van de twintigste eeuw. Wat is het gevolg ? Veel designers, behalve misschien de Nederlanders, maken dingen die wat op Perriand lijken of op Prouvé. Maar grote figuren, die dat klassieke canon doorbreken, à la Sottsass, of zelfs Garouste, zijn er niet. Velen van de huidige generatie kunnen zich niet losmaken van het verleden en maken pastiches.

Eigenlijk lijkt ons tijdperk wat op het einde van de negentiende eeuw, net voor de doorbraak van art nouveau, toen de neostijlen en vogue waren ?

Dat klopt helemaal ! We wachten nog op de eenentwintigste eeuw. Nu herkauwen we het verleden. Dat begon al eind de jaren tachtig. Let op, dat geldt niet voor alles. Met de architectuur gaat het beter dan met interieur en design. In de bouwkunst maken we een internationale explosie mee, er wordt veel interessants gebouwd. Maar geen enkele architect slaagt erin om een volledig oeuvre uit te bouwen met zowel gebouwen als meubilair. Waarom ? Omdat te weinig hedendaagse architecten willen samenwerken met beeldhouwers, meubelontwerpers en ceramisten. Ze voelen zich daar te goed voor en willen alle eer voor zichzelf. Ze bouwen immense bouwwerken die vanbinnen soms nogal mager zijn. Het gaat vooral om ingenieurswerk. Mensen als Jean Nouvel en Zaha Hadid willen hun naam niet delen met anderen. Hadid heeft wel nog enkele interessante meubels gemaakt, de meubels van Nouvel zijn ronduit afschuwelijk.

Wat brengt de toekomst ?

Ik voel wel dat we naar interessante tijden evolueren. Ik hoop dat er zich een stijl van de eenentwintigste eeuw zal ontwikkelen die niet te retro wordt. Als het van de doorsneesmaak afhangt, ziet het er niet rooskleurig uit. Onlangs werd voor een studie aan Fransen gevraagd van welke meubels ze dromen. Wat bleek ? Bijna iedereen wil de zetel en tafel van Le Corbusier. Ooit hadden architecten, kunstenaars en dokters een interessantere smaak. Nu wil iedereen hetzelfde, van de kapper tot de intellectueel : een meubel van Corbu, echt of vals, maakt niet uit. Maar misschien moeten we het ruimer bekijken en niet verwachten dat alle trends uit het Westen komen. De mondialisering verrijkt de cultuur. Ook in het Verre Oosten of in Brazilië, een land met een rijke designtraditie, ontkiemt heel wat. De volgende stijltrends hoeven niet Europees te zijn. Misschien komt er ook een push uit de Arabische landen. Er studeren nogal wat jonge designers uit het Nabije en Verre Oosten aan onze designacademies. Misschien kunnen zij met een grotere vrijheid met onze kunstgeschiedenis omspringen en hebben ze minder last van de historische bagage. Ik denk wel dat de trend van de toekomst vrij barok zal zijn. Volgens mij zijn rijke materialen als goud en geel koper weer in. De dictatuur van de strenge en sobere materialen die ons sinds de jaren tachtig achtervolgt, heeft afgedaan. De zeldzame figuren die je nu nog ziet in zwarte kleren en die dwepen met zwarte interieurs, horen thuis in het verleden.

– Yves Gastou, Antiquaire du Futur, door Delphine Antoine, Norma Editions, Parijs 2011.

DOOR PIET SWIMBERGHE

YVES GASTOU : “DE DICTATUUR VAN STRENG EN SOBER HEEFT AFGEDAAN. DE TOEKOMST WORDT WEER BAROK” EEN INTERIEUR IN ÉÉN STIJL IS NET EEN DOODSKIST. VERGELIJK HET MET EEN VROUW DIE ALLEEN CHANEL DRAAGT: HEEL VERVELEND DE PROTESTANTSE ONTWERPTRADITIE STREEFT NAAR ZUIVERHEID, DE KATHOLIEKE NEIGT NAAR EEN MIX VAN STIJLEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content