Ines de la Fressange : model, moeder, muze, én iconische Parisienne, Eiffeltorencomplex inbegrepen.

een salon met gouden muren bij Roger Vivier, het legendarische Franse schoenenmerk. Ines de la Fressange, ambassadrice van het huis, stormt de kamer binnen. Ze steekt een sigaret op, neemt plaats naast een reporter, en steekt onmiddellijk van wal, monter en vrank. ?Ik heb net een week doorgebracht in Brussel voor de opname van een reclamefilmpje,” vertelt ze. ?Ik heb er een nieuwe vriendin leren kennen, Aurélia Bonta, een actrice, een ravissante blondine. Kent u haar ? Aurélia zei, je moet absoluut frieten gaan eten op place… Pagey, Flagey ? We zijn er ’s avonds laat, na de opnames, naartoe gegaan. Trop, trop bon. Om nog te zwijgen van garnaalkroketten. Heerlijk ! Brussel was geweldig !”

En dan : ?U bent correspondent in Parijs ? U kiest zelf uw onderwerpen ? Dan hoop ik dat u een groot artikel gaat wijden aan Andrée Putman (de Franse designer is een dag eerder overleden). Een grote dame, die echt een eerbetoon verdient. Hm. Misschien kunt u dat interview met mij schrappen, en in de plaats schrijven over Putman ? Het is maar een suggestie.”

De la Fressange grijnst. ?Bon”, zegt ze, ?ik praat, en ik praat, en u stelt geen vragen.” Ik wil gewoon een portret van u maken. ?Ah, merde.” Ze denkt even na, kijkt door het venster – buiten, in rue Saint-Honoré, sneeuwt het volop.

?Om te beginnen kunt u schrijven : Il neige de la Fressange.” Ze moet hard lachen met haar eigen grapje, een woordspeling. ?Toen ik klein was, op school, begonnen op een dag alle kinderen tegelijk te schreeuwen : y neige, y neige. En ik schrok wakker uit mijn dagdroom, want ik dacht dat het over mij ging. En… euh… wat wilde u ook alweer weten ?”

U geldt als de absolute, essentiële incarnatie van de Parisienne, maar eigenlijk bent u aan de Côte d’Azur geboren.

Ines de la Fressange : De meest legendarische Parisiens, de mensen die met Parijs vereenzelvigd worden, zijn vaak niet in Parijs geboren. Dat geldt voor mij, maar ook voor Andrée Putman, die op het platteland is opgegroeid, of voor Karl Lagerfeld, een Duitser. De mensen die Parijs maken tot wat het is, dat zijn mensen die van Parijs hebben gedroomd. Ze hebben van de stad gehouden, en daardoor zijn ze niet alleen Parisiens geworden, maar symbolen van Parijs.

Wat is voor u een typisch Parijse trek ?

Laat me het in dat verband even hebben over Roger Vivier. Zijn schoenen waren enorm elegant. Zijn stijl was geraffineerd, erg, erg chic, maar er zat ook een vrolijk kantje aan — een lichtheid. En die lichtheid, die légèreté, typeert voor mij Parijs. Ik geloof dat er een zekere waarheid schuilt in de clichés. (Ze neemt een Amerikaans accent aan 🙂 de Mouwin Wouge, les petites femmes de Paris. En ik besef ook almaar meer dat die lichtheid in mijn eigen parcours een rode draad is geweest.

Als mannequin stond u bekend voor uw gekkebekkentrekkerij.

Als mannequin was ik een totale mislukking. Niemand wilde me.

Ik las dat u nochtans behoorlijk snel de cover van ‘Elle’ haalde ?

Neen, dat klopt niet. Toen ik mijn eerste Elle-cover kreeg, zat ik al onder contract bij Chanel. Ik stond op de cover van Vogue toen ik mijn eigen kledingmerk had, maar nooit als mannequin. Het heeft lang geduurd voor mijn modellencarrière van de grond kwam. Jean-Jacques Picart, die u vast weleens hebt ontmoet – hij is niet bekend bij het grote publiek, maar erg belangrijk in de modewereld – heeft op een moment beslist dat ik dé Française was, de Parisienne. Picart was in die periode persagent van verscheidene ontwerpers, en overal waar hij kwam, bazuinde hij uit : ?Ines, die staat voor de chic à la française, die moet je hebben.” Terwijl het toch een periode was van Zweedse blondines met perfecte tanden. Maar dat vond hij geen argument. ?Non non”, zei hij, ?Ines, die vertegenwoordigt la vieille France, en bovendien heeft ze iets grappigs.”

U weet dat de Eiffeltoren oorspronkelijk zou worden afgebroken ? De mensen vonden het een lelijk ding. Te gigantisch, te hoog, misschien ook te modern. Maar het bleek een goede zendmast. Een lang, mager ding, gered door communicatie. Net als ik. Helmut Newton zei ooit tegen een vriendin van mij : ?Die Ines wordt nooit mannequin.” Hij had het overigens niet helemaal verkeerd, want een goede mannequin ben ik nooit geworden. Enfin. Ik voel me verwant met de Eiffeltoren. We voeren dezelfde strijd (ze giechelt opnieuw, een puber van 55), al ben ik iets minder koel.

Waarom werd u nooit een goede mannequin ?

Er wordt om te beginnen niet van een mannequin verwacht dat ze praat. En ik liep zigzag, ik gaf knipoogjes en ik sprong soms van de catwalk. De mode veranderde, en ik was gewoon niet professioneel. Ik vond dat ik niet pretentieus mocht zijn. Ik voelde me verplicht om te lachen, om mensen die ik kende te begroeten.

Dat was nog voor Chanel ?

Toen ik mijn exclusiviteitscontract tekende met Chanel, had ik zeven jaar gewerkt als mannequin. Ik heb zelf beslist om te stoppen. Iedereen vond mij geschift : ?Waarom ga je je opsluiten in een couturehuis nu je carrière eindelijk van de grond is ?” Het was de periode van ontwerpers als Castelbajac, Mugler, Montana. Zij waren chic. Niemand was nog geïnteresseerd in huizen als Dior of Balmain. Mijn vrienden wilden me beschermen, zoals gewoonlijk. Ik vind dat je dapper moet durven zijn in je keuze. Het moeilijkste, dat is je instinct vertrouwen. Naar je hart luisteren. Doen wat je voelt.

Hoe leerde u Karl Lagerfeld kennen ?

Ik ging ieder seizoen naar de casting bij Chloé. Daar kreeg ik dan telkens te maken met een persattaché die wel enorm vriendelijk was, maar me nooit werk gaf. Op een moment heb ik tegen mijn agentschap gezegd : Ik ga nog één keer, en daarna geef ik het op. Die keer stond Karl Lagerfeld aan de deur. ?Ah, Ines”, zei hij (ze imiteert met verve Lagerfelds Teutoonse accent), ?eindelijk komt u me opzoeken.” Ik was te verlegen, en te goed opgevoed, om te zeggen dat ik élk seizoen langskwam.

Ik mocht de finale lopen. Hij was poeslief. We konden meteen goed met elkaar overweg. Op een bepaald moment ging Karl voor Chloé naar Amerika, met kleine shows in verschillende steden. Ik vroeg hem, heel naïef, waarom ik niet mee mocht. En uiteindelijk vond hij het goed dat ik hem vergezelde. Op de luchthaven zag ik geen enkele andere mannequin. Bleek dat die ter plekke werden gehuurd, telkens voor een paar uur. Ik zakte bijna in de grond van schaamte. Ik had de zaak volledig verkeerd begrepen. Ik heb me echt uitgesloofd. Als we om zeven uur ’s ochtends afspraak hadden in de lobby, dan stond ik er om kwart voor zeven. We hebben veel gelachen, we waren als kinderen, en we zijn tijdens die reis goede vrienden geworden.

Enkele jaren later zat ik in de bar van een hotel in New York. Ik zag Karl buiten voorbij wandelen, samen met een dame. Ik ben hen achterna gehold. In die periode had ik een agent, dezelfde als Bjorn Borg. Ik hoop, zei ik, dat die man een exclusiviteitscontract voor me versiert. Waarop Karl vroeg : ?Wat voor contract zou je graag willen ?” Pas later heb ik begrepen dat de vrouw in zijn gezelschap de voorzitter was van het Amerikaanse filiaal van Chanel, en dat ze die namiddag zijn overeengekomen dat Chanel me dat gedroomde contract zou kunnen geven.

U werd een fel opgemerkte, zeer efficiënte ambassadrice, maar was u ook een muze voor Lagerfeld ?

Neen. Ik was alleen amusant. Ik bracht veel tijd door in de studio. En dan zei ik : ‘Dat is een mooie mantel, maar ik zou er graag een korte versie van hebben.’ Ik herinner me dat Karl op een dag een enorme handtas had getekend met daaraan een veel kleinere tas. Ik heb hem gezegd dat ik zijn ontwerp geniaal vond, maar dat ik zelf liever alleen dat babytasje wou. Dat vond Karl geen probleem. Hij heeft in vier seconden een nieuwe tekening gemaakt, en van dat tasje zijn er vervolgens miljarden exemplaren verkocht (ze overdrijft). Iedereen gaat er altijd van uit dat ik een zekere moderniteit bij Chanel heb aangebracht, maar eigenlijk bracht ik vooral serieux en realiteitszin. Omdat ik leefde in die kleren. Ik heb ooit geposeerd in een jasje van Chanel met daaronder mijn eigen T-shirt. In de boetieks van Chanel zijn er toen mensen naar dat T-shirt komen vragen.

Na Chanel hebt u een tijd uw eigen merk gehad, en intussen bent u al jaren ambassadrice van Roger Vivier en betrokken bij de herlancering van Schiaparelli.

Ik had een afspraak met Diego Della Valle (eigenaar van de groep Tod’s, waar Roger Vivier een onderdeel van is). Hij vertelde me dat hij Vivier opnieuw zou lanceren en dat hij daarbij absoluut de identiteit van het label wou bewaren, en hij vroeg of ik interesse had om hem te helpen. Normaal gezien vraag je in zo’n geval even bedenktijd, en dan bel je je advocaat. Maar ik was zo enthousiast dat ik onmiddellijk ja heb gezegd. Hij wist niet dat Vivier, kort voor zijn dood, me had gevraagd om hem te helpen met het zoeken naar financiers. Della Valle vroeg me ook wie ik zag als de ideale ontwerper voor Vivier. Ik had enkele vrienden die schoenen ontwierpen, maar ik wilde zo objectief mogelijk zijn, eerlijk en oprecht. Ik noemde Bruno Frisoni, die ik amper kende. Dat komt goed uit, zei Della Valle, ik heb Bruno al gevraagd twee collecties te ontwerpen. Een ongelooflijk toeval – het betekende ook dat we dezelfde visie hadden over wat Vivier moest zijn. Bruno is perfect omdat hij die lichte, Parijse kant van Vivier zo goed begrijpt.

Uw moeder was ook mannequin. Was zij een eerdere incarnatie van de Parisienne ?

Ja, maar haar verhaal is heel anders. Ze werkte bij Guy Laroche. Ze was Argentijnse, met chignon, eyeliner, schoenen – toen al – van Vivier, die op dat moment voor Dior werkte. Mijn moeder werd beschouwd als een van de mooiste vrouwen van Parijs. Ze had iets van Ali McGraw en iets van Brigitte Bardot, heel vrouwelijk, elegant, een perfect lichaam. Maar haar leven was heel anders. Ze heeft nooit om vijf uur ’s ochtends in een luchthaven gestaan om veertien uur lang in Hamburg in de kou te gaan werken. Zij werkte in een salon, voor een publiek van klanten. Met een cijfer op een bordje. Numéro 5, Fleur de printemps. Ik ging af en toe kijken. Het ging er heel ernstig aan toe, lachen mocht niet. Ik geloof dat mijn kinderen me één keer op de catwalk hebben gezien, bij Gaultier, toen ik al lang geen mannequin meer was.

Uw dochters hebben geen zin in een carrière als mannequin ?

De oudste, Nine, is achttien. Ze is subliem, het mooiste meisje ter wereld, al weet ze dat zelf niet – en omdat ze de Belgische pers niet leest, zal ze dat straks nog altijd niet weten (ik zat ooit toevallig naast haar in een café in Parijs ; ze is inderdaad beeldschoon). Ze studeert oud-Grieks en filosofie. Eén keer, toen ze zestien was, heeft ze gewerkt met fotograaf Bruce Weber, voor een parfumcampagne van Bottega Veneta. Ze wordt voortdurend gevraagd voor foto’s. Maar ze studeert liever.

De jongste, Violette, is dertien en gepassioneerd door mode. Ze weet alles. Ik toonde haar ooit een rok die ik mooi vond in een tijdschrift. ?Mama,” verbeterde ze me, ?dat is geen rok. Dat is een jurk. Weet je dan niet dat Guillaume Henry van Carven de koning is van de trompe-l’oeil ?” Ze heeft een perfect oog. Ze ziet alles en als ze iets goed vindt, dan is het ook goed. Thuis praat ik niet zo vaak over mode, maar Violette heeft dat in haar bloed. Ik geloof niet dat ze later rechter of bankier zal worden. Ze heeft enkele campagnes gedaan voor een merk van een vriendin. Maar ze is ermee gestopt, omdat ze het toch niet zo’n interessante ervaring vond.

Fotograaf zijn is amusant, ontwerper zijn is amusant, model zijn is… minder amusant. Het is bij mij thuis allesbehalve Sunset Boulevard. Er hangt geen enkele foto van mij als mannequin aan de muur. Maar mijn dochters zijn natuurlijk wel me mij opgegroeid. Ze weten dat het hard labeur is.

DOOR JESSE BROUNS

?Er wordt van een mannequin niet verwacht dat ze praat. En ik liep zigzag, ik gaf knipoogjes en ik sprong soms van de catwalk”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content