De beste bergbeklimmer aller tijden heeft het klimmen opgegeven om zich aan zijn bergmusea te wijden. Reinhold Messner over mededogen, zijn liberale moeder en de betekenis van het klimmen.

Op het groene binnenplein van kasteel Sigmundskron, op enkele kilometers van Bolzano (ItaliĆ«) wacht een glimlachende man met baard en beginnend grijs haar. We hebben elkaar veertien jaar eerder ontmoet, toen hij net Antarctica had overgestoken. Intussen is hij ook het noordelijke poolgebied overgestoken, heeft een deel van de Himalaya schoongemaakt, en is alleen door de Gobiwoestijn gestapt. Maar iedereen herinnert zich Reinhold Messner als de eerste mens die alle veertien ‘achtduizenders’ bedwong, en de eerste die de top van de Everest haalde zonder extra zuurstof.

Ik loop een halfuurtje achter hem aan over trappen, in torens en op kasteelmuren, want hij wil eerst zijn vierde museumproject, Firmian in het slot Sigmundskron, tonen. We kijken naar de boeddha’s en negentiende-eeuwse schilderijen, naar klimmateriaal en wandtapijten. Dan gaat hij in de koelte van een van de grote, stenen ruimtes tegenover me zitten en luistert naar de vraag hoe hij geworden is wie hij is. En wie hem daarbij geholpen heeft.

“Ik denk in de eerste plaats aan mijn moeder, veel minder aan mijn vader. Met mijn vader waren er altijd wrijvingen maar achteraf bekeken is ook dat leerzaam. Want door conflicten word je sterker. We waren met velen thuis, en ook dat helpt je groeien. Maar als ik aan mijn moeder denk, denk ik aan haar generositeit die ons toeliet om onszelf tot uitdrukking te brengen. De oorlog was net voorbij en we hadden niets. Van een voetbalveldje of een zwembad was geen sprake. Dus gingen we rotsen beklimmen. En dat vond mijn moeder goed, omdat ze van mening was dat ieder in zijn leven datgene moet doen waarin hij zich het beste voelt. En vooral niet datgene wat een ander van hem verwacht. Aanvankelijk stond ook mijn vader niet afkerig tegenover mijn klimwerk, maar toen hij zag hoe ik met de dag fanatieker werd, kreeg hij het moeilijk. Hij was onderwijzer, moest negen monden te eten geven, vond dat ik voor zekerheid moest kiezen.”

“Helden ? Ik heb geen helden, maar ik kijk wel op naar enkele klimmers en vooral naar Paul Preusch. Hij was de eerste klimmer van wie ik echt hield, omdat zijn filosofie overeenkomt met die van mij. Hij werd in 1866 geboren en stortte in 1913 neer, maar toen ik zijn fraai geschreven en intelligente brieven las, had ik voor het eerst het gevoel dat iemand begreep waarover het ging. Tot op vandaag is hij voor mij de basisfilosoof als het om klimmen gaat.

Als je gaat klimmen, doe je dat niet om een bergtop te veroveren. Je klimt tomakeexperiences. Humanexperiences. We kunnen alleen ervaringen opbouwen precies omdat we mensen zijn en geen helden. Wie die ervaringen gaat zoeken in de bergen, moet aanvaarden dat bergen gevaarlijk zijn, en bovenal dat we de moeilijkheden niet moeten neutraliseren door gesofisticeerd hulpmateriaal te gebruiken. Het enige wat je kunt doen is op de berg toestappen en proberen. En als je voelt dat het niet lukt, terugkeren. Om later opnieuw te beginnen om je mogelijkheden verder af te tasten.”

Overal zien we de beeltenis van de Tibetaanse monnik Milarepa die in de elfde eeuw leefde. Toch een held ?

Reinhold Messner : Milarepa was een anarchist, een dichter en een songwriter. Een man naar mijn hart die uit een rijke familie stamde maar op het einde van zijn leven in een grot ging leven, niet ver van het latere basiskamp van de Everest. Een zƩƩr interessant figuur. Zelf ben ik absoluut geen priester, en dus geef ik ook geen antwoorden. Wat ik wel weet is dat alle godsdiensten door mensen gemaakt zijn en dat klimmen vooral een mentale ervaring is en veel meer met cultuur te maken heeft dan tennis of voetbal.

Zijn er ervaringen die u veranderd hebben ?

Als ik onderweg iets geleerd heb, dan is het wel dat wanneer je iets met al je energie en enthousiasme aanpakt, dat het ook lukt. Als ik maar een deel van mijn centen in dit museumproject had gestopt, was het gedoemd om te mislukken. Daarom riskeerde ik het maximum. Ik heb de zaak nu onder controle, want op subsidies zit ik niet te wachten.

Vanwaar die drang om te presteren?

Die drang naar het extreme zit in mij. Al toen ik vijftien was interesseerde het mij niet alleen om te klimmen, ik wilde langs de moeilijkste weg klimmen. Dat kan alleen als je er helemaal voor gaat. Het is niet zozeer dat ik de beste wil zijn, ik wil gewoon mijn grenzen verleggen. Misschien loop ik gewoon weg van het oud worden. Ik ben geen psycholoog, ik weet alleen dat ik me sterk voel in sterke omstandigheden. Uiteraard voel ik me op sommige gebieden onzeker, is er een verlangen naar zekerheid, de behoefte aan een bewijs dat ik iets kan. Jaren geleden stond ik opeens aan de top van de wereld, ik had het leadership veroverd. Toch voor Ć©Ć©n of twee jaar. Ik zag het niet als een competitie, maar veeleer als een spel. In 1968 en het jaar daarop beleefde ik mijn beste tijd in het rotsklimmen, toen ik wist dat niemand mijn routes kon overdoen. Ik wist dat niemand daar kon geraken waar ik geweest was, of ze zouden het met de dood bekopen. En eerlijk waar, dat gevoel deed me wel wat, het was alsof ik vleugels had en kon vliegen. Toen gebeurde het drama met mijn broer op de Nanga Parbat en verloor ik een deel van mijn mogelijkheden. Maar ik leerde ook van anderen. In Peter Habeler vond ik de ideale compagnon, we deden samen de Gasherbrunn 1 en later de Everest zonder zuurstof. Niet dat ik opeens fysiek beter of sterker was, maar ik had de mentale sterkte veroverd. Ik wist dat ik alles aankon, en deed de Nanga Parbat en de Everest solo. Maar het was geen klimwerk meer, het was vliegwerk. Niet alleen kon niemand anders het, niemand droomde er zelfs van om het te doen.

Vanwaar kwam dat gevoel van sterkte ?

Het kwam voort uit de combinatie van kennis en ervaring. Maar vooral uit zelfkennis, ik begon steeds duidelijker te zien hoe ik in elkaar zat, hoe mijn lichaam reageerde, hoe het moest. Ik hoefde me zelfs niet te haasten om de Everest solo te beklimmen : ik had alle tijd omdat de anderen het niet aandurfden. Nu doet iedereen de Everest, als je de centen hebt, word je naar boven gedragen. Maar de solidariteit is weg, om nog van de rommel te zwijgen die ze achterlaten, en daar heb ik het heel moeilijk mee. Daarom heb ik gaandeweg steeds minder meegenomen tijdens mijn beklimmingen. Ik wilde alleen mijn voetstappen in de sneeuw achterlaten, meer niet. Al ben ik wel eens onvrijwillig een zuurstoffles kwijtgeraakt en een tentje. En mijn broer natuurlijk.”

Pijnlijk verlies

Toen Messner in 1970 met zijn broer GĆ¼nther de Nanga Parbat beklom, liep hij voorop om een betere weg te zoeken. In de storm verloor hij zijn broer die nooit werd teruggezien. Messner bleef uren zoeken, veel langer dan redelijk was, maar zag zich verplicht de zoektocht te staken. Toen hij het dal bereikte moesten tenen en vingers worden geamputeerd. Maar het ergste moest nog komen : hij kreeg de hele wereld, inclusief zijn vader, over zich omdat hij zogenaamd zijn broer in de steek had gelaten. Het duurde tot enkele jaren geleden voor een deel van die last van zijn schouders werd genomen, toen een bot van GĆ¼nther gevonden werd op de plek die Messner altijd had aangewezen en hij gelijk kreeg. Maar vandaag wil hij daar niet over spreken.

Heeft het eeuwige trekken en klimmen wel zin ?

Natuurlijk niet. Het is pure luxe maar dat geldt voor zoveel dingen in deze zeer rijke maatschappij. Daarom denk ik dat we in de toekomst moeten leren om stap voor stap terug te keren. Als we er tenminste willen voor zorgen dat de minstbedeelden overleven. We zullen een nieuwe waardeschaal moeten bedenken. Ik werp dat onderwerp graag op tijdens mijn lezingen. Om te provoceren, en zo mensen aan het denken te zetten. Maar dat onrustig rondreizen en klimmen noem ik graag de ziekte van de romantiek, want ik word ziek als ik moet thuisblijven. En met mijn vrouw is het net zo, we leven al twintig jaar samen en hebben kinderen samen. Maar als zij iets te doen heeft, dan gaat ze. Ze leeft haar leven, ik het mijne. We hebben elk onze verantwoordelijkheden. Wejoinanddividelifewhenit’spossible. Met de kinderen is het net zo, ze kunnen vertrekken en thuiskomen zoals ze willen, en dat is een geluk dat ik als kind nooit gekend heb. Gaandeweg ben ik ook dichter bij de natuur gekomen. Ik ben nu stilaan zover dat ik vrede kan hebben met een grot, een fles wijn, een kleine rugzak en wat tijd.

Is de boeddhist in u opgestaan ?

Ik ben geen boeddhist, maar ik geraak wel steeds sterker gefascineerd door het lamaĆÆsme. Aan de basis ervan liggen het boeddhisme en de tantrafilosofie. De grondgedachte van het lamaĆÆsme is mededogen. Dat is een veel sterker gevoel dan de naastenliefde zoals Christus die predikte. Sociaal was dat een mooie gedachte maar compassion vind ik veel dieper gaan. Eigenlijk betekent het dat je de ander ook probeert te begrijpen. Het betekent dat je de menselijke dimensie in anderen probeert te bereiken. Dat we mensen zijn, betekent dat we onze limieten hebben, dat we fouten maken. Als je daar oog voor hebt, bestaan er geen fundamentele problemen meer. Zelfs als je arm bent met de anderen, hoeft dat geen probleem te zijn omdat je samen kunt overleven. Alleen is dat gevoel voor elkaar zo zeldzaam geworden, ik ervaar het nog alleen bij de nomaden, waar compassion volop leeft. In Europa kennen we zoveel problemen omdat 99 procent van de mensen geĆÆsoleerd achterblijft. Ze mogen dan door internet verbonden zijn, van mededogen hebben ze nog nooit gehoord.

Zorgde uw politieke carriĆØre voor enige vooruitgang op dat gebied ?

Het was voor een stuk een frustrerende periode. In het Europees parlement loop je verloren tussen al die politici en je hebt zoveel energie nodig om je ding gedaan te krijgen. Nu is dat voor mij niet meteen een probleem, ik heb energie zat en stond sterk in de groene sectie, waar ik voor hen over de economische problemen kon spreken, want daar hebben zij geen kaas van gegeten. Ik had ook verrijkende contacten met Daniel Cohn-Bendit en met Joshka Fischer, die me op een Duitse lijst wilden. Maar ik ben geen politicus, ik ging naar het parlement omdat het moest. Ik begreep dat politiek om compromissen draait en dat is niet mijn ding.

Kwetsbare mens

’s Anderendaags ontmoet ik Reinhold Messner op kasteel Juval, een juweeltje bovenop een rots, waar hij met zijn familie de twee zomermaanden doorbrengt. Een plek die al vijf millennia door mensen is bewoond en die door Messner in 1983 werd gekocht. Binnen de muren wacht de vrolijke olifantengod Ganesha, hogerop zien we klimtouwen voor de kinderen van de gastheer, maar ook veel standbeelden, lingams in vensteropeningen. In een toren met ramen zonder vensters en een glazen dak worden lezingen gegeven. In de privĆ©vertrekken zien we kale muren met fresco’s ; het geheel baadt in een kloostersfeer. In het renaissancegedeelte ontdekken we een zaal vol maskers, een piano, een centrale plaats met zicht op de bergen en de schrijfkamer van de klimmer, de muren vol boekenkasten. Buiten de zomermaanden is kasteel Juval ook een museum, al voelt het kasteel niet zo aan. Ik ervaar het veeleer als een winderige plek van bezinning. En aan bezinning is er geen tekort in Messners laatste boek, waarin hij het verhaal doet van zijn 2000 kilometer lange tocht door de Gobiwoestijn, met niet veel meer dan een tentje, wat mondvoorraad en wat water. En zie, opeens duikt daar een kwetsbare mens op, een stapper die gekweld wordt door vele twijfels en angsten.

‘De Woestijn in Mij’ is geen heldenboek .

Ik heb geprobeerd zo eerlijk mogelijk te zijn, omdat alleen de eerlijke verhalen echt zijn. Als je eerlijk genoeg bent om jezelf bloot te geven, dan kan je blijven. Als je daarentegen een portret borstelt van jezelf dat sterker is dan de realiteit, val je door de mand. Ik geloof ook niet zo in heldenverhalen, ik heb onderweg veel aan mijn kinderjaren gedacht, net zoals mijn moeder toen ze ouder werd. Ik wilde mezelf ook testen en nu weet ik dat ik geen challenges meer nodig heb.

Dat klinkt als wijsheid.

Dat klinkt als gelukkig zijn. Ik heb zoveel gedaan en overal carriĆØre gemaakt, behalve in de politiek. Berlusconi bood mij wel een ministerportefeuille aan, maar die heb ik afgewezen, politiek is mijn leven niet. Ik werd lui in het parlement, at en dronk te veel. De nieuwe uitdaging nu is het opbouwen van de musea, mijn vrienden vind ik nu in artistieke kringen. Het museum in slot Sigiskron herbergt ‘de som van mijn ervaringen’.

Wat zullen bezoekers er ontdekken ?

Om te beginnen dat ik geen antwoorden geef, maar wel vragen stel, zodat zij het onbekende zelf kunnen ontdekken. Aan de ingang komt een uitspraak van Einstein : ” Was es zu entdecken gilt, ist nur das Geheimnissvolle.”Ik hoop dat de bezoekers de bergen op een andere manier gaan bekijken en ervaren. Mensen kennen de bergen nog alleen van achter het raam van de auto en dat is jammer. Bergen kun je alleen leren kennen door er tegenaan te gaan, tot je benen je niet meer kunnen dragen. Vooral als het te zwaar wordt en je ongerust wordt, de dimensie waarin ikzelf altijd geĆÆnteresseerd was. En het prettige is dat iedereen het kan : een rugzak en een beetje water zijn voldoende. Maar altijd opnieuw is klimmen een sterke ervaring die te maken heeft met onze menselijke beperkingen en dimensies. Bergen beklimmen is zeer verschillend van wat mensen zich daarvan voorstellen. Iedereen denkt aan een soort zegetocht, aan het mooie uitzicht daarboven, terwijl klimmers in werkelijkheid gebukt gaan onder de grootsheid van de bergen en bang zijn. Een zeer menselijke ervaring zonder meer. Het is die dimensie die mij boeit en alleen de natuur kan ons die geven, omdat zij ons in dat juiste perspectief plaatst.

Bent u geworden wie u wilde zijn ?

Ik ben heel gelukkig dat ik mijn lot zelf in handen heb genomen. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen biografie, en de visie van morgen draagt mij verder, houdt mij levend en sterk. Natuurlijk speelt geluk mee, maar toch maar een klein beetje. Ik heb nooit op geluk gerekend, gewoon omdat het te gevaarlijk was in mijn vak.

Behoren de extreme uitdagingen nu tot het verleden ?

Ik heb een zoon die dol is op kamelen. Ik heb hem meegenomen op een tocht door de TƩnƩrƩwoestijn (Niger), omdat dat zijn droom was. Voor mezelf was het een goede oefening in het vooruitzicht van de Gobi, en tijdens die tocht heb ik gezien welk een goede ruiter hij is, hoe goed hij met kamelen om kan. In de toekomst wil hij meer van dat soort tochten ondernemen en ik kan nog wel een tijdje met hem mee. Maar eerst moet hij de school afmaken.

Reinhold Messners twee recentste boeken zijn ‘Gobi, De Woestijn in Mij’, uitg. Byblos (19,90 euro) en ‘Leven langs de afgrond’, uitg. Tirion (19,95 euro).

Door Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content