Hoe blijf je bij je zinnen als je al meer dan twintig jaar de grootste ellende in de wereld filmt ? ?Je knop omdraaien” is de belangrijkste truc van oorlogscorrespondent Daniel Demoustier om van het leven te kunnen blijven genieten.

Hij wil niet langer dan een week op voorhand afspreken. ?God weet waar ik dan zit.” Maar ik heb geluk : hij is net drie weken in België om aan een eigen reportageprogramma te werken dat in het voorjaar bij VTM wordt uitgezonden. ?Dat doe ik intussen al een jaar : afwisselend een paar weken in het buitenland en in België werken. Zeven dagen op zeven.” Demoustier zucht even en strijkt door zijn grijswitte haren.

?Het was nooit een masterplan om oorlogsjournalist te worden”, vertrouwt hij me toe. Aan zijn studie politieke en sociale wetenschappen had hij een stevige interesse in internationale politiek overgehouden. Hij zat in de muziekbusiness toen hij werd opgeroepen voor het leger. Ironisch genoeg koos hij voor burgerdienst. ?Ik heb nog nooit in mijn leven een wapen aangeraakt en zal het ook nooit doen, ik ben in principe tegen geweld. Ik wil tonen dat het niet kan, dat geen enkele oorlog oké is.” Hij vervulde zijn vaderlandsplicht op de audiovisuele dienst van de KUL, waar hij het metier leerde. Hij had geen opleiding gehad, maar hield meteen van de camera. Zijn grote helden van toen waren de mannen van Panorama : William Van Laeken, Paul Muys,… Toen ging de telefoon : de VRT zocht een geluidsman die onmiddellijk kon vertrekken naar Libanon om er het einde van de burgeroorlog (1989) te verslaan. Hij twijfelde geen moment.

?Als je daar aankomt, word je meteen ondergedompeld in die speciale sfeer. Ofwel haat je het ofwel ben je verloren. Het is redelijk rock-‘n-roll, het is avontuur. En dat ligt mij wel. Eens je ervan geproefd hebt, word je eraan verslaafd.”

PURE EMOTIE

?Bovendien maak je geschiedenis mee. Politieke commentatoren worden in de Angelsaksische wereld als de hoogste vorm van journalistiek beschouwd, omdat die de politiek van een land mee bepalen. Oorlogscorrespondenten kunnen de internationale politiek beïnvloeden. Door wat we tonen en zeggen kunnen we de geschiedenis een bepaalde draai geven. Zoals in Kosovo bijvoorbeeld. De burgeroorlog was al maanden aan de gang en het werd steeds erger. Mensen ontvluchtten hun huizen om zich in de bossen en bergen te gaan verstoppen. Op een bepaald moment hebben we in Racak gefilmd waar 45 burgers waren afgeslacht. Dat was de druppel voor de internationale gemeenschap. Ze dwongen Milosevic tot vredesbesprekingen en toen die mislukten is de Navo beginnen te bombarderen. Toen Kosovo zichzelf tot onafhankelijke staat uitriep, was dat een fantastisch moment om mee te maken, omdat ik wist wat die mensen allemaal doorstaan hadden. Het is bijzonder om daar bij te kunnen zijn. Het is pure emotie. Beelden van kogels en bombardementen zijn spectaculair, maar ik wil vooral het menselijk leven in zulke ellendige omstandigheden zo goed mogelijk laten zien. Ook natuurrampen zijn een verschrikkelijk drama. Het is fantastisch om te kunnen tonen hoe hard de hulpverleners werken in de hoop om overlevenden te vinden. Er gaan duizenden mensen dood, maar die ene die wel levend onder het puin wordt gehaald symboliseert het leven, de hoop. Dat is mooi. Bij oorlogsverslaggeving komt daar die persoonlijke dreiging bij. Het gevoel dat je de dag hebt overleefd en daar verslag van maken is erg speciaal.”

?Het wordt een probleem als je die dreiging gaat negeren, heb ik vorig jaar gemerkt. We filmden in Libië, op de frontlijn in de woestijn, tussen de rebellen. De bommen vlogen ons om de oren. Als je op de grond gaat liggen, heb je een kleinere kans om geraakt te worden door granaatscherven. Maar in het zand heeft dat veel minder effect, dus bleef ik gewoon recht staan om te filmen. Je voelt steeds minder angst. Dát is gevaarlijk, je moet bang zijn.”

COLLEGA KWIJT

?Als er toch iets gebeurt met je vrienden, dan ben je daar niet goed van. In Libië was ik net aangekomen in het geïmproviseerde ziekenhuis van Misrata toen collega Tim Hetherington zwaargewond werd binnengebracht. Hij is er gestorven. Ik heb zijn lichaam laten repatriëren en ben terug naar Benghazi gegaan, met dezelfde ferry als waarmee ik die ochtend was aangekomen. Dan zit je daar boven op het dek, terwijl je collega twee verdiepingen lager in een koelwagen ligt. Dat is niet leuk, maar je mag niet vergeten dat het voor de bevolking nog veel erger is dan voor journalisten. Wij weten wat we doen en kennen de risico’s. Die mensen hebben die keuze niet : zij worden dagelijks gebombardeerd, maar zitten vast, volledig omsingeld. Als in een openluchtgevangenis waar je niet weg geraakt, net zoals Gaza een paar weken geleden. Wij kunnen er wel naartoe én we kunnen weg.”

?Zo’n ervaring kun je alleen incasseren door je heel erg te concentreren op je job. Het is sowieso werken tegen de klok, want je moet je deadline halen. De volgende dag is het immers oud nieuws. Elke dag maak je een film : beelden verzamelen, monteren en op tijd doorsturen. Pas daarna kun je iets eten, een pintje drinken en gaan slapen.”

?Humor is ook zeer belangrijk. Zwarte humor meestal. Daar trek je je aan op. In combinatie met de nodige whisky ’s avonds. En samen een sigaretje roken. Dat schept een band. Je moet je knop kunnen omdraaien. Ik ben in alles geïnteresseerd en lees alles wat ik tegenkom. Ik geniet ervan om eens goed op stap te gaan, naar een concert bijvoorbeeld. Toen ik in Kosovo zat, kon ik met een beetje geluk met de helikopter in een uur in Kükes raken en vandaar met een C130 van het Belgische leger drie uur later in Brussel staan voor het weekend. Voor een feestje of een concert. En dan maandag weer terug.”

JE MOET ERBIJ ZIJN

?De oorlogscorrespondenten vormen een klein groepje. Er komen er wel telkens nieuwe bij, maar er zijn er maar weinig die lang in het metier blijven. Ik doe het sinds eind jaren tachtig. Mensen die op vijfhonderd kilometer van het front in hun hotelkamer verslag uitbrengen zijn geen oorlogsjournalisten, vind ik. Je kunt analytische dingen maken, maar je moet filmen wat er gebeurt. Je moet erbij zijn. En dan kom je al eens iets tegen. Iedereen reageert anders als ze iets ergs meemaken. Sommigen hangen hun camera aan de haak. Zoals die ene collega die altijd alleen werkte. Hij was al een maand vermist toen hij opdook in een vreselijke toestand. Zonder tanden. Niet omdat ze die eruit hadden getrokken, ze waren eruit gevallen van ontbering. Je weet dat je elke dag onthoofd kunt worden. Mijn grootste angst is om gevangen genomen te worden. Ik ben ooit in handen gevallen van de Taliban in Pakistan, maar die hebben ons goed behandeld. Ze wilden ons enkel de gevolgen laten zien van de bombardementen van Kandahar, vlak na 9/11 : honderdduizend mensen die de woestijn waren ingevlucht, zonder water of eten, om aan de Amerikaanse bommen te ontsnappen. Toen ze ons terugbrachten naar de grens, hebben ze ons zelfs beschermd tegen boze dorpsbewoners die ons aanvielen. Een dertigtal mensen omsingelden onze auto en probeerden de ruiten in te kloppen. Dat is bevreemdend, maar je moet blijven filmen.”

?Wij tonen echt niet alles wat we zien. In principe brengen we dode mensen niet herkenbaar in beeld, uit respect voor de familie. Maar er zijn veel reporters die zich daar niet aan houden. Het is ook erg cultuurgebonden. Arabieren bijvoorbeeld doen niets liever dan afgehakte hoofden laten zien, om de gruwelijkheid te beklemtonen.”

?Kinderen vind ik het moeilijkste, omdat ik er zelf heb. Ik heb één nachtmerrie : het incident in Racak waar de lichamen van die 45 afgeslachte mensen naar de moskee werden gebracht zodat ze door de familie geïdentificeerd konden worden. Daar zag ik een meisje van een jaar of zes dat hartverscheurend huilde toen ze haar vader herkende. Dat was echt verschrikkelijk, dat beeld blijft me achtervolgen. Ik wil dat meisje ooit terugvinden, ik wil weten wat er van haar is gekomen.”

TUSSEN TWEE VUREN

?Het ergste was ongetwijfeld Irak (tweede Golfoorlog in 2003). Dat zal me mijn hele leven achtervolgen. Ik ben er drie collega’s kwijtgeraakt. We probeerden om het land onafhankelijk binnen te komen, los van het Amerikaanse leger. Dat lukte vrij snel. Eigenlijk te snel, want we waren de frontlijn al voorbij zonder dat we het beseften. Het Amerikaanse leger had immers meegedeeld dat ze Basra waren binnengevallen en de stad volledig hadden ingenomen. Maar vlak voor Basra kwamen we Iraakse soldaten tegen. Dat krijg je dus als er geen onafhankelijke informatie is : pure oorlogspropaganda. Wij zijn onmiddellijk teruggedraaid, achtervolgd door de Irakezen. Op de heenweg waren we zonder problemen zes tanks van het Amerikaanse leger voorbijgereden. Onze auto’s waren immers duidelijk identificeerbaar als pers, wat onze neutraliteit bevestigde. Maar toen ze zagen dat we achtervolgd werden openden ze onmiddellijk het vuur. Ik wist dat we geen enkele kans maakten. Ik ben onder mijn stuur gedoken en keek pas op toen het schieten ophield. Mijn dak stond in lichterlaaie : de jerrycans waren geraakt. Omdat de auto elk moment kon ontploffen ben ik eruit gesprongen en heb mezelf zo goed mogelijk ingegraven in het zand om me te verbergen. Dankzij collega-journalisten die wat later kwamen aangereden ben ik uiteindelijk kunnen ontsnappen. Terry Lloyd, mijn Britse collega die uit de wagen was gesprongen toe hij werd geraakt, was weggevoerd met een ambulance. Hij was aanvankelijk lichtgewond, maar is dood in het ziekenhuis aangekomen, omdat de Amerikanen de wegrijdende ambulance onder vuur hadden genomen. Tegen alle regels in. Mijn collega’s in de tweede wagen, Fred Narac en onze tolk Hoessein, waren spoorloos verdwenen. Met Fred heb ik drie jaar in Kosovo gezeten en de oorlog in Afghanistan in 2001 verslagen. Hij was een hele goede vriend, meer dan familie zelfs. De Amerikaanse soldaten hebben onmiddellijk het gebied afgezet en weigerden de journalisten die naar de vermisten vroegen te woord te staan. Er is achteraf wel een onderzoek ingesteld, waarin het incident als unlawful killing werd veroordeeld, maar dat bleef zonder gevolgen.”

?Ironisch genoeg ging ik drie maanden later met het Amerikaanse leger mee op patrouille in Sadr City. Je moet dat doen. Die soldaten zijn ook maar gewoon mensen. Vaak zijn het grote sukkelaars : arm en met het leger als enige optie om een toekomst op te bouwen. Daar zitten veel goede mensen tussen, die dingen moeten doen tegen hun natuur.”

AMERIKANEN ZWIJGEN

?Binnenkort is het tien jaar geleden. Begin december ben ik teruggegaan naar Irak. Een voormalige hoofdredacteur van ITV, een van de beste vrienden van Terry, vroeg me of ik mee wilde werken aan een herdenkingsreportage. Samen met Terry’s dochter Chelsea, die ondertussen ook voor ITV werkt. We weten dat de Amerikanen informatie achterhouden. We zijn tot in de hoogste regionen geraakt : bij Jacques Chirac, Tony Blair en Colin Powell, de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Toen die laatste in Brussel was voor de Navotop, hebben we de vrouw van Fred binnengesmokkeld op de persconferentie, waar ze hem vroeg of hij wist waar haar man was. Hij wist meteen waar het over ging, maar gaf het klassieke antwoord dat ze al het mogelijke doen, maar nog geen informatie hebben. We hebben echt alles geprobeerd. We hebben Basra opgegraven bij wijze van spreken. Van Hoessein is er een miniem stukje DNA-materiaal teruggevonden, zodat we hem een begrafenis konden geven. Maar van Fred hebben we niets. Dat is een drama voor zijn vrouw, die het verhaal niet kan afsluiten. Ik ben de enige overlevende en dus de zwarte piet voor de familie : ik ben er nog en Fred niet meer. Ze willen geen contact meer. Dat is moeilijk.”

?Toch blijf ik optimistisch. Een van de reportages waar ik momenteel aan werk gaat over een honderdjarige dame. Een van haar motto’s is : ‘Altijd vooruitkijken, nooit achterom.’ Dat is tegen alle regels van de psychotherapie in, maar ik kan haar volgen. Na het incident in Irak zouden de meeste mensen stoppen, denk ik, maar wat zou er dan met mij gebeurd zijn ? Dan was ik waarschijnlijk ergens weggekwijnd in een hoekje. Ik ben een week de woestijn ingetrokken en na drie weken terug naar Bagdad gegaan om voort te werken. Daar was het aanvankelijk vrij rustig : je kon er nog op straat lopen en we hielden zelfs barbecues onder de journalisten. Iedereen had wel iets meegemaakt of collega’s verloren en dan is het goed dat je daar met elkaar over kunt praten. Ik heb toen heel veel interviews gegeven. Ik hoopte zo mensen te bereiken die iets zouden weten over wat er toen juist gebeurd was. Het verhaal altijd opnieuw vertellen is voor mij een therapie geweest.”

KOETJES EN KALFJES

?Als ik naar huis bel, zeg ik niet veel. Ik probeer hun gerust te stellen. Zulke telefoons gaan over koetjes en kalfjes, maar dat is goed. Dat heb je nodig, om er even uit te gaan. Ik zeg nooit wat ik aan het doen ben. Dat kun je ook niet vertellen, je kunt alleen maar zeggen dat alles oké is, dat het warm is en dat het eten slecht is. Ze hoeven zich geen zorgen te maken over mij, ik red me wel.”

?De relatie ? Die band verbleekt, dat is de prijs die je betaalt. Ik ken bijna niemand wiens relatie heeft standgehouden. Logisch, als je maandenlang in het buitenland zit, dan voedt je partner de kinderen alleen op. Alles loopt perfect zonder jou. Je verliest je plaats, je wordt een bezoeker in je eigen gezin. Na een tijdje kan ik wel terug meedraaien in een bepaalde routine, dan voel ik me ’thuis’, maar dan gaat de telefoon en ben ik weer weg.”

?Sinds een jaar combineer ik mijn werk in het buitenland met een reportagereeks in België. Niet elk onderwerp geeft me dezelfde adrenaline als een oorlogsreportage, maar ook hier zijn interessante verhalen te vinden. Ik werk afwisselend een maand in het buitenland en in België. En dat lukt redelijk. Het zal te laat zijn om mijn familieleven nog te redden, maar zo kan ik wel terug wat aandacht geven aan de kinderen, want ik heb ze natuurlijk verwaarloosd. Ik zie ze doodgraag, het zijn fantastische kinderen waar ik erg trots op ben. Dat heb ik aan hun moeder te danken. Ik denk dat ik toch moet proberen om daar nog iets van mee te maken.”

?Bovendien heeft een journalist een hekel aan verhalen herhalen. Het klinkt ongelooflijk blasé, maar veel oorlogssituaties en natuurrampen heb ik al gezien. Wat het natuurlijk niet minder erg maakt, maar het is eigenlijk altijd hetzelfde verhaal, maar dan in een ander land.”

DOOR SOFIE ALBRECHT & PORTRET FILIP VAN ROE

?Je moet je knop kunnen omdraaien. En samen een sigaretje roken, dat schept een band”

?Beelden van bombardementen zijn spectaculair, maar ik wil vooral de menselijke ellende tonen”

?Het meisje van een jaar of zes, dat hartverscheurend huilde toen ze haar vader tussen de lijken herkende, wil ik ooit terugvinden”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content