Ontwerpers laten zich graag inspireren door industrieel design van vroeger. Uit oude fabrieken worden lampen, kasten, rekken, tafels en stoelen opgediept. Omwille van hun schitterende vormgeving en ruwe artisanale kwaliteit, aldus de Parijse antiquair Jérôme Lepert, die zichzelf ‘industrieel archeoloog’ noemt.

Lang voor Le Corbusier en zijn tijdgenoten avant-gardemeubilair ontwierpen, stonden de fabrieken al vol moderne tafels, stoelen, kasten en lampen. Na 1914 werd de industrie immers flink gemoderniseerd. Overal bedachten metaalconstructeurs handig meubilair voor de productie- en de ontwerpateliers. Tal van designers, van Charlotte Perriand, Jean Prouvé, Andrée Putman tot en met Ron Arad of Matali Crasset, hebben leentjebuur gespeeld bij het industriële design. “Het meeste ervan is anoniem of komt uit een fabriek, dus staat er eigenlijk geen naam op”, legt Jérôme Lepert uit, die in Parijs een van dé specialisten is op dit gebied. “Deze ontwerpers waren gewone vaklui, metaalbewerkers en schrijnwerkers. Eigenlijk houden wij, die handelen in die stukken, niet van de designhype die het altijd maar over individuen heeft. Namen interesseren ons niet.” Andrée Putman vertelde me ooit dat ze die industriële ontwerpers beschouwt als de grootouders van het design.

Oude industriële objecten inspireren ons interieur al een hele tijd. De mode begon met de loftrage in de jaren tachtig. Terence Conran was een van de eersten om fabriekslampen na te bootsen voor zijn collectie. Tot ver buiten Frankrijk blijft de vermaarde stoel Tolix A een bestseller. Deze zit van geplooid blik werd in 1930 vervaardigd door een simpele loodgieter en staat nu zelfs in musea. Twee jaar terug werden ook de handige lampen van het merk Gras opnieuw in productie genomen door het Franse bedrijf DCW. Ze werden al in de jaren dertig verafgood door Le Corbusier en kompanen.

“Het meeste industriële design komt uit oude fabrieken en halfartisanale ateliers die al een tijdje niet meer functioneren. Maar nu is de vraag groter dan het aanbod”, legt Jérôme Lepert uit. “Tien jaar geleden was ik, samen met een handvol specialisten, zo goed als alleen. Je mocht alles als oud ijzer meenemen. Veel werd weggegooid. Nu niet meer. Bovendien vind je in veel streken niets. Oost-Europa is bijvoorbeeld armer dan je zou denken.”

Lepert biedt van alles aan, van metalen werktafels, opbergmeubels tot allerlei stoelen. De meeste stukken zijn van ijzer, maar soms ook van koper of aluminium. Ook oud hospitaalmeubilair blijkt gezocht, vooral lampen zijn in trek. Volgens de antiquair gaat het om meer dan alleen de schoonheid van dit ruwe design : “Er hoort ook wat nostalgie bij dit verhaal. Veel bedrijven zijn zo netjes geworden, waardoor we heimwee hebben naar oude en duistere werkplaatsen. En nu ook al het design zo glad en clean is, blijken dit soort objecten echter en ze hebben bovendien, net als antiek, een gebruiks-patina. Gecombineerd met hedendaagse ontwerpen werkt dit wonderwel in een interieur.”

Het prijsplaatje valt meestal best mee. Veel leuke lampen worden voor een paar honderd euro verkocht. Bijzondere exemplaren zijn natuurlijk hoger geprijsd. En hou rekening met het restauratiewerk, zegt Jérôme Lepert, want veel stukken zijn echt versleten en ze restaureren is vrij arbeidsintensief. Maar vergeleken met nieuw design van hoge kwaliteit zijn ze niet duur.

Door Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content