Als kunstschaatsen ons niet noodzakelijk meer doet

denken aan Abbaglitterpakjes,

bombastisch acteerwerk of zeemzoete Zwanenmeer-deuntjes, dan hebben we dat

aan het ongepolijste talent Kevin van der Perren te

danken. De ‘angry young

skater’ glijdt straks

misschien naar een

olympische medaille.

Op de ijspiste van Liedekerke is een kleine jongen het beste van zichzelf aan het geven : hij springt zich het hart uit het lijf, valt, krabbelt recht, neemt verbeten opnieuw snelheid, springt andermaal tollend omhoog, en landt zachtjes. ” Mieux“, roept Kevin van der Perren vanaf het midden van de piste, terwijl hij rondjes draait met de handen in de zakken. ” Encore une fois.” Het is zaterdagnamiddag, de 23-jarige kunstschaatser is les aan het geven. “Omdat het moet”, geeft hij toe. “Van mijn leefloon van Bloso alleen kan ik niet leven. Ik zie ze graag hoor, de gastjes. Alleen heb ik te weinig geduld om een goede lesgever te zijn. Al heb ik dan nog altijd veel meer geduld met hen dan met mezelf. Als ik een bepaalde beweging in mijn hoofd heb, dan wil ik ze nú kunnen. Ik ga door, tot het lukt. Dan pas kom ik tot rust. Een sterkte ? Misschien. Als kunstschaatser toch. Als mens kan dat knap lastig zijn.”

Zo koninklijk, ongenaakbaar en trots als Van der Perren zich op de piste toont, zo verbijsterend eenvoudig, jeugdig schalks en bloednuchter is hij ernaast. Hij heeft het over “een job als een andere” en vraagt jongensachtig stoer of we wel zeker zijn dat we “die dure inkt aan zijne kop willen verspillen”. Maar dan richt de fotograaf de lens op hem en komt de kunstschaatser weer boven. “Zalig werken met zo iemand”, zegt de fotograaf na afloop. “Begrijpt meteen wat je bedoelt met ‘de romp iets meer naar rechts’ of ‘hoofd lichtjes hellen’. Een luxe.” Lichaamstaal is dan intussen ook zowat de moedertaal van Van der Perren. Hij heeft iets. Staalblauwe ogen, guitige gezichtsexpressie, krachtig profiel, en vooral die lichaamstaal die hij vlot hanteert. De sport kon zich wellicht geen beter uithangbord wensen. Intussen is hij bij ons het eponiem geworden van het kunstschaatsen en vooral een strijdlustige kruisvaarder tegen dat eeuwige ‘janettensport’-imago.

Nog altijd een gevoelig punt, blijkt uit de plots gespannen kaakspieren. Ja, hij heeft ervan afgezien. Als wankele puber hoongelach als ‘janet’ of ‘gij met uw wijvensport’ moeten verteren, het is niet niks. Zich er geen zier van aantrekken is hem nooit gelukt. Zich verdedigen, dat wel. “Ik heb zelfs ooit een van de pesters met zijn hoofd in het toilet geduwd en eens goed doorgetrokken”, zegt hij fel. En dan, zachter : “Ja, als ik kwaad word, dan krijg ik ineens ontzettend veel kracht. Dat hebben mijn vader en broer ook.” Fysiek hield de jonge Van der Perren dan wel stand, emotioneel had hij het lastiger, zo bewees de maagzweer op zijn vijftiende. Hoe hij heeft volgehouden ? “Gewoon, omdat ik wou schaatsen.” Waarom hij wou schaatsen ? “Weet ik niet. Ik moest. Kon niet anders.”

Disney On Ice

Intussen zitten we in de kantine, beneden is de publieke schaatsbeurt begonnen. Van der Perren schenkt zich een Cola Light in, neemt rustig enkele slokken en tuurt naar de schaatsende menigte. “Weet je, achteraf bekeken waren de honende opmerkingen misschien wel een niet onbelangrijke motor.” Geen houding tenslotte waarmee je meer gedaan krijgt dan een ‘wacht maar’-vastberadenheid. “Elke dag drie uur op het ijs en dan nog anderhalf uur conditietraining, is dat geen echte sport ? Wist je trouwens dat aan de eerste kunstschaatswedstrijden alleen mannen mochten deelnemen ? Zeg dan nog eens dat het een wijvensport is.” Van der Perren doopt zijn croque cannibal driftig in de bolognaisesaus en de mayonaise. “Nu, ik hoor wel van jongere schaatsers dat het intussen al beter is. Ben ik blij om. Of ik er voor iets tussen zit ? Dat zou fijn zijn. Dan heb ik toch ook mijn steentje bijgedragen aan de maatschappij.” De croque cannibal duikt andermaal royaal in de mayonaise. Hij knikt schuldbewust. “Ja, ik zou eigenlijk een streng uitgebalanceerd dieet moeten volgen, maar ik heb het geluk over een ijverig metabolisme te beschikken. Ik kan eten wat ik wil.”

Een zware investering

Van der Perren was tien toen hij zich voor het eerst op schaatsen waagde. Vrij oud in vergelijking met zijn belangrijkste concurrenten, die al sinds hun vijfde bezig zijn. Maar ten huize Van der Perren was kunstschaatsen nu eenmaal onontgonnen terrein en het duurde tot een show op televisie van Disney on Ice voor hij wist dat het bestond. “Enkele weken later ging ik de show live bekijken en geraakten we aan de praat met iemand uit de club hier. Of ik niet eens naar een training wou komen kijken. Ik was vertrokken.” Zijn ouders, een kapperskoppel uit Ninove, waren niet laaiend over de nieuwe hobby van hun jongste zoon. ‘Waarom voetbal je niet ? Zoals je broer ?’ Ze hebben het me dikwijls gevraagd. Kunstschaatsen stond mijlenver van hun bed. Bovendien is het een dure sport : elk uur op de piste moet je betalen, daarbovenop ook elk uur les, en een goed paar schaatsen kost al vlug 1000 euro. Toen ik er eenmaal aan begonnen was, hebben ze me dan ook van nabij aangemoedigd om vol te houden. Fuiven of zwaar uitgaan, dat heb ik nooit gedaan. ‘Je moet morgenvroeg trainen, blijf maar thuis.’ Ja, ze waren streng. Ik zei het al : voor hen was het een zware investering.”

Behalve voor de stijging van zijn ‘marktwaarde’ als showschaatser, hoopt de Ninovenaar vooral daarom op de nakende Spelen in Turijn een medaille te rijden. “Om mijn familie niet teleur te stellen. Om te bewijzen dat hun steun en inzet niet voor niets zijn geweest. Wat de rest ervan denkt, daar lig ik niet van wakker. Geen beetje.” De verwachtingen van ‘de rest’ zijn nochtans hooggespannen. Overal wordt hij ‘Belgiës beste kans op een medaille voor de Olympische Winterspelen’ genoemd, te meer omdat de proloog veelbelovend was : vorig jaar eindigde hij achtste op het WK. Voor de Spelen heeft hij overigens een geheim wapen klaar : de quad-triple-triple. Anders gezegd : een vierdubbele sprong, gekoppeld aan twee driedubbele. Een combinatie waaraan alleen Van der Perren zich waagt. “Een risico. Als ik val, verlies ik heel veel punten. Maar als het lukt, dan zou ik al minstens in de top vijf moeten eindigen. Ik neem liever het risico. Je moet van de bovenste plank nemen, gaan voor het moeilijkste wat je kunt.”

En dat moeilijkste kan hij dan wel hier, maar of het op het Turijnse ijs ook lukt, dat is niet te voorspellen. “Op zulke momenten hangt alles af van de mate waarin ik mijn zenuwen onder controle heb. Een halfuur voor ik op moet, doe ik ademhalingsoefeningen en vul ik kruiswoordraadsels in. Word ik rustig van. Als ik ze helemaal opgelost krijg, zo maak ik mezelf dan wijs, zal het goed gaan. Eens op het ijs sluit ik me helemaal af. Dan denk ik aan niks. Pas wanneer de muziek stopt, laat ik weer indrukken binnen.” De choreografie werd op zijn maat gemaakt tijdens een twee weken durend bezoek aan een Amerikaanse ijschoreograaf ; het pak (duur, maar hij vertelt liever niet hoe duur precies) werd genaaid in Praag.

De paradox Van der Perren

Bij de keuze van zowel de choreografie als zijn outfit had Van der Perren alle, zo niet heel veel inspraak. “Omdat beide me echt goed moeten zitten. Ik zou nooit kunnen presteren in zo’n overjaars glitterpak of op muziek waar ik niets bij voel. Kunstschaatsen moet trouwens dringend van dat oubollige imago af. Iets wat de laatste twee jaar eindelijk, maar wel nog geleidelijk, aan het gebeuren is.” Van der Perrens krachtige en gretige schaatsstijl is inderdaad een verademing. Maar voor een gangmaker is de tegenstroom al eens hardnekkig. “Niet alle juryleden appreciëren het wanneer je buiten de lijntjes kleurt, of nieuwe registers opentrekt. Ach ja. Elke sport waarbij je overwinning niet afhangt van een chronometer maar wel van de mening van mensen, is sowieso ergens een kansspel.”

Als je na een klein uurtje samenzijn al iets door hebt van Kevin van der Perren, dan is het wel dat hij iets bevreemdend paradoxaals heeft. Hij bekwaamde zich in een sport waarvoor hij minutenlang op zijn eentje een hele ijspiste moet opkleuren, maar baalt van zijn ‘kop op tv’ en lijkt oprecht geen greintje ijdelheid te hebben. Hij leeft voor zijn sport en verbeet heel wat tegenwind om te geraken waar hij nu staat, maar tegelijk geeft hij toe reikhalzend uit te kijken naar zijn post-schaatsleven, wanneer hij (waarschijnlijk) ‘in de bouw’ gaat werken. Hij toont zich een gracieuze balletdanser op het ijs, maar verslikt zich haast als ik hem vraag of kunstschaatsen zich misschien ook ergens in de schemerzone bevindt tussen sport en cultuur. Zijn levenshouding ademt nuchterheid en ongenaakbare no-nonsense, en toch was er die maagzweer op zijn vijftiende, de sportpsycholoog enkele jaren terug na de zware reeks blessures en het zoekgeraakte zelfvertrouwen, én zijn heilige bijgeloof in het eerst aantrekken van de rechterschaats.

Of hij een exemplaar wil van het interview ? Hij schokschoudert. “Dat mag. Al bekijk ik nooit teksten over mezelf. Waarom zou ik nog eens moeten lezen wat ik zelf gezegd heb ?” Wat hij nog doet vandaag ? “Naar de pastoor. Mijn schaatsen laten zegenen.”

Olympische Winterspelen in Turijn van 10 tot en met 26 februari.

+

Guinevere Claeys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content