Mannen in hun midlifecrisis meelijwekkend ? Wat bazel je. Het is gepermitteerd raar te doen. Je kunt door de bochten scheuren met je Harley, je ligt weer goed in de markt bij jonge vrouwen en het is ongemeen spannend om die laatste grote professionele ommezwaai te maken. Wat een fantastisch leven hebben mannen van veertig.

Enige tijd geleden bereikte ons de jobstijding dat een bevriend koppel uit elkaar was. Hij had een scheve schaats gereden met een Nederlandse vrouw. Eerst wist hij het zeker : hij zou zijn gezin in de steek laten voor het nieuwe avontuur. Nadien draaide hij bij. Toen hij met hangende pootjes naar huis terugkeerde, smekend om een tweede kans, kreeg hij het deksel op de neus. Er was iets gebroken, vond zij. Het hoefde niet meer.

Toen we het nieuws vernamen, hadden mijn vrouw en ik dezelfde reflex. We hieven het refrein aan van een liedje van de onlangs overleden Robert Long : ” Dat moet de midlifecrisis zijn.”

Zoals je tussen de lijntjes van de tekst van Robert Longs Midlifecrisis kunt lezen, wordt het begrip te pas en te onpas tevoorschijn gehaald. Als een excuus bijna. ” Er is geen mens meer ouderwets geëxalteerd of uit zijn doen/of enthousiast of prikkelbaar, d’r ligt bij voorbaat al een diagnose klaar“, zingt de betreurde Nederlandse zanger/cabaretier.

Bestaat die midlifecrisis wel écht ? Wanneer ik Stijn Vanheule, professor in de psychologie, confronteer met de vraag, mailt de docent aan de Universiteit Gent me optimistisch terug : “Een midlifecrisis op je 45, is dat niet de beste indicator dat je verwacht om negentig te worden ?”

Studies wijzen erop dat de midlife doorgaans allerminst een crisisperiode is. Jonge volwassenen en 65-plussers hebben het veel zwaarder te verduren. Het ouderlijke huis verlaten, trouwen en kinderen krijgen (de eerste categorie) of je job en/of je partner vaarwel moeten zeggen en je lichamelijk en mentaal voelen aftakelen (de tweede) zijn ingrijpender veranderingen dan de kaap van de veertig te ronden.

Genereren of stagneren

De meeste veertigers lijken veel beter in hun vel te zitten dan algemeen gedacht, wees een onderzoek uit dat twee jaar geleden aan de universiteit van Austin, Texas werd gevoerd. Nee, ze piekeren zich niet dood over de gemiste kansen in het leven. Ze zijn ontspannen en accepteren probleemloos hun status. Wat in de weinige psychologische studies over het onderwerp staat beschreven, is dat de middelbare leeftijd uitdagingen biedt. Volgens de Amerikaanse analyticus Erik Erikson staat de man op dat punt voor een tweespalt : genereren of stagneren. Heel wat veertigplussers realiseren een omslag. Vaak ervaren ze de mogelijkheid om de kaarten te herschudden als een positief gegeven. Mannen in de middenvolwassenheid beslissen een andere job te zoeken of zelfstandige te worden, nu het nog kan. “Ze zijn niet langer gedreven, maar zitten aan het stuur”, geeft Stijn Vanheule aan. “Dat besef werkt voor velen bevrijdend.”

Wat veertigers wel voelen, is dat het lijf niet altijd meer mee wil. “Maar dat wil nog niet zeggen dat ze minder zouden presteren”, meent Stijn Vanheule. “Vroeger waren ze misschien sneller en werkte hun geheugen beter, testen bewijzen dat ze door hun ervaring toch op hetzelfde niveau blijven functioneren.”

Het dynamisme dat afbot, het buikje dat aanzwelt, de confrontatie met rimpels in de spiegel…, die fysieke achteruitgang roept bij menigeen om een inhaalbeweging. Ze gaan zichzelf plots veel beter verzorgen en vinden minstens één dag per week de weg naar de fitnesszaal. “Zeker de babyboomgeneratie, geboren in de jaren vijftig en zestig, is in de ban van de lichaamscultuur”, merkt Vanheule op. “Zo hopen ze meer controle te krijgen over het verouderingsproces. Het frustreert hen dat de pure fysieke kracht afneemt.” De wellness-rage, de obsessie om jong en aantrekkelijk te blijven, is typisch westers. In China heeft verouderen bijvoorbeeld een heel andere dimensie. Daar concentreren mensen op leeftijd zich op de wijsheid en zijn ze zelfs blij dat ze de fysieke kracht minder nodig hebben.

Mannen blijven diep in hun hart jongens en gaan dus wat graag met de kinderen snowboarden of skaten. In de gepaste sportkledij, dat spreekt. Hip en cool bevonden worden, is het summum. Voor venten van mijn generatie – veertigplussers dus – kost het weinig inspanning om bij te blijven. Met onze eigen vaders was de kloof onoverbrugbaar. De naoorlogse deunen van Glenn Miller waarop zij swingden en de punk van de Sex Pistols waarop wij de pogo dansten : dat waren twee contrasterende werelden. Maar iemand die zelf is opgegroeid met harde rock heeft geen moeite met al die jonge, onstuimige gitaargroepjes die tegenwoordig welig tieren. En voor wie in de jaren tachtig danste op new wave is de sprong naar de betere house niet eens zo ver.

Harley als statussymbool

Hét symbool van jeugdigheid is natuurlijk de motorfiets. Eens het huis afbetaald, komt de easyriderdroom opzetten bij de 45-plusser. “Die motor koopt hij even impulsief als de adolescent die zijn spaarboekje plundert”, vertelt Stijn Vanheule. Voor sommigen draait dat uit op een ontgoocheling. De zeepbel – de illusie van ongebondenheid – wordt na een tijdje onherroepelijk doorprikt.

“Maar evengoed gaat een hele wereld open”, weerlegt Jean Blaute, muzikant, zelf motard en vijftiger en dus ervaringsdeskundige. “Niet alleen het rijden, ook de voorbereiding van de trip is een enorm plezier. De speelgoedfactor is bijzonder hoog. Motorrijden is hoofdzakelijk toch een postpuberale activiteit voor mannen die nooit volwassen worden.”

Jean Blaute moet toegeven dat de midlife de liefde voor de motor aanwakkert. “In mijn jeugd zat ik al graag op bromfietsen, maar rond mijn dertigste waaide die passie over. Ik beken : ik was veertig toen ik herbegon, aangestoken door de gasten van Clouseau, die op de motor naar de opnamestudio kwamen. Het is me onlangs op een autosalon weer opgevallen : de mannen die daar rondlopen, zijn vaak de 40 en de 45. Die kerels hebben meer vrije tijd en geld dan vroeger : ze kunnen zich zo’n motor permitteren. Bovendien hebben ze iets te veel last van fysieke ongemakken om veeleisender sporten als voetbal te blijven beoefenen. Dat ze naar zo’n machine zouden verlangen om het huis te ontvluchten, vind ik echter een té voor de hand liggende verklaring.”

Typisch voor mannen die op middelbare leeftijd de motor ontdekken, is dat ze ineens naar de crème de la crème, de Harley-Davidson, grijpen. “Omdat het een statussymbool is”, meent Blaute. “De voorkeur van opstappers – zo noemen wij die beginnelingen – gaat meestal naar een Harley uit omdat ze die motor het makkelijkst verkocht krijgen bij vrouwlief. Door de zithouding heeft dat merk niet de reputatie een snelheidsmonster te zijn. Veel vrouwen zien de Harley als een ‘veilige’ motorfiets.”

Een jong blaadje

Andere mannen, op zoek naar een jeugdelixir, omringen zich met jong bloed. Opnieuw gebiedt de eerlijkheid Jean Blaute om deze stelling te onderschrijven. “Ik merkte inderdaad dat ik rond mijn veertigste plots meer oog kreeg voor het jeugdiger loslopend wild, al heeft dat nooit tot echte relaties geleid”, zegt de muzikant. Enkele mannen in zijn vriendenkring hebben wél iets duurzaams opgebouwd met vrouwen van gevoelig lagere leeftijd. Ze begonnen bij hen zelfs terug met kinderen. “En ik zie dat ze gelukkig zijn”, getuigt Blaute. “Als je het écht wilt, is het geen slechte beslissing om het roer om te gooien”, is psycholoog Stijn Vanheule overtuigd. “Bijvoorbeeld vanuit de verzuchting : ik heb nu voldoende rekening gehouden met anderen, voortaan ga ik voor de liefde van mijn leven. Ik geloof niet in de fabel dat ze een jong blaadje willen omdat hun eigen vrouw in hun ogen te oud en onaantrekkelijk wordt. Dat hun echtgenote niet de vrouw is die hen kan blijven interesseren, kan wél de motivatie zijn. Hoe gaat dat : de kinderen verlaten het huis en de twee partners vallen op elkaar terug. Op zo’n moment kunnen ze tot het inzicht komen : dit is toch niet je dat.”

Jean Blaute : “Na twintig, dertig jaar bij dezelfde vrouw is de rek wat uit de relatie. Hun bestaan verloopt wat te rimpelloos, ze willen weer de kriebel van de verliefde haan voelen, wellicht voor de laatste keer in hun leven. Als ik rondkijk, stel ik vast dat die avontuurtjes meestal zeer slecht aflopen. Vooral voor de man is de afloop vaak tragisch. Ze voelen zich uitgeblust en moeten terug naar af, met de staart tussen de benen weer naar hun vrouw.”

Motoren en jonge minnaressen zijn de grote clichés als het gaat om mannen en hun midlifecrisis. Er doen ook iets ongewoner verhalen de ronde. Zo kwamen enkele redactrices van dit blad erachter dat ze een vader gemeen hebben die het op een bepaald moment in zijn hoofd kreeg om een vijver of fonteintje in de tuin aan te leggen. Zelfs al had hij voordien nooit enige interesse in tuinarchitectuur vertoond. Hele weekends vergooide hij aan het graven en prutsen, maar de liefde voor de waterpartijen bekoelde al snel wanneer het geklater een niet zo beste uitwerking op zijn blaas bleek te hebben.

Stijn Vanheule verdedigt de grillen, de als irrationeel beschouwde beslissingen. “Je moét een beetje raar doen. Dat is een teken dat je lééft. Een veertiger mag niet de indruk krijgen dat hij op automatische piloot vliegt. Hij wil wakker blijven. Wat is daar verkeerd aan ?”

Voor de meerderheid van de ‘slachtoffers’ van een midlifecrisis is het dan ook een absurd idee om zich te laten behandelen. Enkel als je in een onontwarbare knoop ligt en daaronder lijdt, kun je overwegen in therapie te gaan bij een psycholoog of psychoanalyticus. In de schaarse gevallen waarbij het menens is, ligt de oorzaak vaak bij het professionele leven. Mannen die hun identiteit zoeken in hun werk zijn het kwetsbaarst. Zij geloven dat de ideale werknemer of professional een beter mens wordt door zichzelf constant te actualiseren en te laten coachen. Wanneer ze achterhalen dat die verhoopte realisatie van een persoonlijke meerwaarde via het werk eigenlijk lucht is, zijn ze heel gevoelig voor een echte crisiservaring, meestal in de vorm van een burn-out.

Door Peter Van Dyck – Foto Michiel Hendryckx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content