De laatste twintig jaar zijn de tuinen van Ierland letterlijk opengebloeid. Door het milde zeeklimaat gedijen er planten die het bij ons niet doen. Een ontdekkingstocht.

TEKST EN FOTO’S : JEAN-PIERRE GABRIEL

Op het eerste gezicht hebben Ierland en Engeland misschien veel gemeen, al was het maar het groen van hun weidse landschappen of een flink stuk van hun geschiedenis, toch kan je de twee buren nooit over een kam scheren. De verschillen blijven enorm.

De Ierse tuinen hebben weliswaar de jongste twintig jaar een nieuw elan gevonden, en ongetwijfeld hebben de Ieren zich hierbij voor een stuk laten inspireren door de passie van Engelse tuiniers. Ierse tuinfreaks die interessante planten zoeken, moeten immers de Ierse zee over om de kweektuinen van Devon tot Essex af te schuimen. Maar verder gaat het gemeenschappelijke niet. Want historische tuinen die een reis naar Engeland en Wales zo opwindend maken met ?tempels” als Stourhead, Sissinghurst, Hidcote of Powis Castle, die schitterend onderhouden worden door de National Trust , tref je in Ierland nauwelijks aan. In de 18de en de 19de eeuw, toen Engeland floreerde dankzij de opbrengst van zijn industrie en zijn kolonies, ging het in Ierland bar slecht, zowel met de economie als met de landbouw.

In een van de eerste hedendaagse boeken over Ierse tuinen beschrijft Edward Hyams de relatie van de Ieren met hun tuinen als volgt : ?Geen enkel volk blinkt in alle kunsttakken uit : met hun opmerkelijk talent voor literatuur en muziek munten de Ieren haast nooit uit in de visuele kunsten en slechts heel zelden in de architectuur een geaardheid die ze misschien wel gemeen hebben met de andere Keltisch-sprekende volkeren.

De Ieren zijn altijd voornamelijk herders geweest, geen landbouwers. Dat is ongetwijfeld de reden waarom ze later dan de andere Europeanen belangstelling kregen voor het cultiveren van planten. In de geschiedenis van Ierland ontbreekt bovendien een hoofdstuk zoals dat van de introductie van het tuinieren in Engeland. Ierland bleef namelijk gespaard van de Romeinse veroveringsdrang. Engeland niet. Daarom heeft Ierland in de 2de en 3de eeuw ook nooit zulke Romeinse villa’s gehad als Plinius de Jongere beschrijft.”

De beginselen van de tuinkunst bereikten Ierland pas rond de 8ste eeuw, toen Bretoense missionarissen er kloosters kwamen stichten. Pas duizend jaar later waaide vanuit Engeland de invloed over van ?landschapsarchitecten” zoals Lancelot ?Capability” Brown. In enkele Ierse tuinen is de invloed van deze kunst van het ideale landschap goed merkbaar. Powerscourt is hiervan een schoolvoorbeeld omwille van de band tussen de terrastuin met waterpartijen en de omliggende hoge heuvels van Wicklow, het graafschap ten zuiden van Dublin.

Net zoals Cornwall in Zuid-Engeland heeft Ierland een zacht klimaat, waardoor plantensoorten van over de gehele wereld er beter gedijen dan op het continent met zijn strengere winters. Gebieden met een microklimaat zijn er legio. Zo komt het dat we in Rhododendron Road in het noordoosten, of in de tuinen van Mount Congreve in het zuiden, variëteiten vinden die het bij ons niet doen.

Een paar opmerkelijke domeinen, zoals Illnaculin, Rowallane, Mount Usher, Mount Stewart of Castlewellan kunnen wel tot de historische tuinen gerekend worden ; het zijn de visitekaartjes van een aantal grote landgoederen die in de 19de eeuw of het begin van de 20ste eeuw tot stand kwamen.

Mount Usher en Mount Congreve zijn heel apart : in beide domeinen domineren bomen en heesters. Maar als je Mount Usher inwandelt langs de Vartry-rivier, word je op de eerste plaats verrast door de malse weiden met een overdaad aan narcissen, tulpen en lelies. Naast de bolgewassen biedt de tuin ook een weelde aan azalea’s. Maar bovenal is hij het paradijs van de bomen. Mount Usher telt immers meer dan 5000 bomen en heesters, waarvan drie collecties van exotische oorsprong : Eucalyptus (40 soorten), Nothofagus en Eucryphia.

Mount Congreve, vlak bij de monding van de Suir, naast Waterford, is het werk van een verzamelaar. Ambrose Congreve plantte zijn eerste boom toen hij elf was een Magnolia campbelii. Nu, driekwart eeuw later, telt zijn 60 hectare grote tuin 3000 soorten Rhododendrons, 600 types Camellia, 300 variëteiten Magnolia en 250 types van Japanse esdoorn. In deze tuin is alles majestueus en net zo buitensporig als het temperament van de man die hem heeft bedacht. In zijn kwekerij cultiveert deze goed georganiseerde ex-industrieel weinig courante soorten hij hoeft maar te putten uit de indrukwekkende genetische voorraad in zijn eigen tuin om daarmee liefhebbers van over de gehele wereld te plezieren. En net zoals dat vroeger gebruikelijk was op dergelijke landgoederen, heeft Ambrose Congreve ook nu nog meer dan 70 personen in dienst om zijn huis en domein te onderhouden.

Zo’n twintig jaar geleden zijn de tuinen in Ierland als het ware opengebloeid. Dank zij de economische ontwikkeling ging de algemene situatie in het hele land erop vooruit. Er doken nieuwe namen op, zoals Jim Reynolds in Trim, Helen Dillon in Dublin, Lolo Stevens in Coolgreany. Anderen vonden een nieuw elan en wat meer is, ze openden ook hun poorten voor het publiek. Dat is onder meer het geval met Altamont, Annes Grove of Killruderry.

In de tuin van Jim Reynolds, maar ook in die van Helen Dillon, zie je hoe met een flinke dosis enthousiasme en doorzettingsvermogen vanuit het niets een prachtige tuin werd opgebouwd. Niet toevallig zijn deze twee vrienden dé inspiratiebron voor een hele generatie van Ierse tuinliefhebbers.

Jim is historicus en archeoloog, gespecialiseerd in de Keltische middeleeuwse architectuur. Zijn tuin in Trim wordt wel eens het Ierse Sissinghurst genoemd. De man blinkt uit in de kunst om sfeer te scheppen : hij deelde een oude, vlakke weide op in zogenaamde plantenkamers, afgesloten ruimten met elk een eigen karakter, waarin de borders een grote rol spelen. Voor tal van plekjes in zijn tuin heeft Reynolds ook geraffineerde structuren bedacht om op een goedkope manier mooie vergezichten te creëren.

In haar grote stadstuin heeft Helen Dillon, echtgenote van een befaamd antiquair, haar passie kunnen botvieren. Ze heeft een zwak voor de meest zeldzame soorten, waaronder de alpenplanten die ze van haar expedities in Nieuw-Zeeland meebrengt. Een van de mooiste plekjes in haar tuin is dat waar de Cornus controversa ?Variegata” bloeit. Het ligt vlak bij de serre waarin haar minder resistente planten een beschut onderkomen vinden.

Dankzij deze historische parken en tuinen van ervaren liefhebbers, is Ierland een mooie bestemming geworden voor een ontdekkingsreis in de plantenwereld, vooral omdat veel van de planten die je er treft niet opgewassen zijn tegen ons klimaat. Een reis dus om je ogen de kost te geven.

Grootste foto : Mount Congreve, een uitbundige overvloed aan bloeiende heesters ; boven : Butterstream, het Ierse Sissinghurst van Jim Reynolds ; links : stadstuin van Helen Dillon met de zeldzaamste plantensoorten.

Boven : Illnaculin op de Ierse westkust, of de magie van Italiaanse tuinen ; onder : Birr Castle met verrassende plantensoorten.

Grote foto : Kilmokea, een gekoesterde privé-tuin ; boven : Graigue Conna, een van de mooiste privé-tuinen die tijdens het County Wicklow Garden festival voor het publiek worden opengesteld.

Van boven naar onder : Ram House, de intieme tuin van Lolo Stevens in Coolgreany ; Annes Groves, romantische bloemenweelde ; Powerscourt, een historische tuin in een hertekend landschap.

Kleine foto boven : Altamont, bekend om zijn prachtige vijver ; daaronder : Mount Usher, een uniek arboretum met schilderachtige landschappen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content