Wat bezielt een jonge vrouw om tussen vierhonderd mannen maandenlang op een drijvende bouwwerf te leven? Geld? Avontuur? Noodzaak? Romantiek? Idealisme? A la limite geeft het antwoord.

D okter Soe is stil, verlegen en correct. Jong nog, negenentwintig, en een beetje frĆŖle. Helemaal niet het type vrouw dat ik me had voorgesteld bij een ruw zeemansbestaan tussen vierhonderd mannen. Ik had eerder gedacht aan een kleurloos manwijf dat zelfs in de broeierige fantasieĆ«n van eenzame matrozen weinig kans zou maken.

Maar dokter Soe is zacht en vrouwelijk, wat mijn nieuwsgierigheid alleen maar groter maakt. Wat drijft haar maandenlang naar een exclusief mannelijk gezelschap op zee?

Ik vraag het haar. “Tja, ik wil de mensen helpen, zeker?” zegt ze aarzelend, maar het klinkt eerder als een vraag dan als een antwoord.

“Zullen we eerst het veiligheidsfilmpje bekijken dat verplichte kost is voor al wie op de boot komt werken?” stelt ze voor. “Zo krijg je tenminste een beeld van het leven op zee.”

Natuurlijk had ik veel liever met dokter Soe op de Noordzee afgesproken, honderden kilometers van de Belgische kust, om met eigen ogen te zien hoe een boorplatform wordt geĆÆnstalleerd, hoe men een pijpleiding voor vloeibaar gas op de zeebodem drapeert, en vooral hoe Ć©Ć©n vrouw zich tussen vierhonderd mannen handhaaft.

Maar de rederij die dokter Soe heeft aangeworven, weigert journalisten op haar schepen. “Jammer,” vindt dokter Soe, “want zo’n boot is echt indrukwekkend. Maar ja, het bedrijf is bang dat de media een verkeerd beeld zullen ophangen.”

Ze intigeert mij. Wat valt er te verbergen in een lasfabriek op de Noordzee of langs de Afrikaanse kust? Gelukkig wil dokter Soe wƩl praten, in de hoop dat de Franse rederij Weekend Knack niet leest Ʃn op voorwaarde dat ik de naam van het scheepvaartbedrijf niet vermeld. Mij best, de drijfveren van dokter Soe lijken me minstens even interessant als de duistere kantjes van een botenbedrijf.

“Ik had al vaker als arts in het buitenland gewerkt, maar mijn laatste missie – zes maanden SomaliĆ« met Artsen zonder Grenzen – was een fiasco. Alles liep mis, het project draaide vierkant en al snel werd besloten de zaak op te doeken. Dus had ik, na een reis van nauwelijks drie weken, even de buik vol van Artsen zonder Grenzen en wilde ik iets helemaal anders doen. Bij voorkeur een kortlopend project, want mijn moeder was ziek en ik wilde een beetje in haar buurt blijven. En toen zag ik die werkaanbieding. Bootarts gezocht. ‘Waarom niet?’ dacht ik. Ik had geen geld, ik had geen werk en het avontuur trok mij wel aan.

De rederij raadde mij aan eerst een kijkje te nemen in de haven van Rotterdam, waar twee boten lagen aangemeerd. In de winter is de Noordzee veel te woelig en wordt er niet op zee gewerkt; van maart tot september varen ze opnieuw uit, elk met een bemanning van 400 man, Ć©Ć©n arts en Ć©Ć©n verpleegkundige inbegrepen.

Op 21 november 1996 ben ik naar Rotterdam gegaan en het viel – echt waar – ontzettend mee. Op elk schip waren zo’n 150 mensen aan boord, en ik werd heel vriendelijk onthaald.

De volgende dag, op weg naar huis, heb ik twee uur lang getwijfeld. ‘Doe ik het? Doe ik het niet?’ Maar plots dacht ik: ‘Soe, zoek je werk? Hier is werk. Valt het mee? Leuk voor jou. Valt het tegen? Dan stap je er gewoon weer uit.’

‘Ik doe het’, zei ik ’s avonds tegen mijn moeder.

‘Maar Soe, zo helemaal alleen tussen al die mannen? Zou je dat wel doen?’ protesteerde ze nog. Maar ik had beslist.

Mijn eerste maand in Rotterdam viel geweldig mee. Ik vierde Kerstmis en nieuwjaar in de haven, en al heel snel begon ik uit te kijken naar het leven op zee.

Mijn eerste tocht ging naar Denemarken waar we, diep in de Noordzee, een pijpleiding voor vloeibaar gas oppikten en tot in Duinkerken doortrokken. Rond 15 augustus was die klus geklaard, en restte er nog voldoende tijd om een boorplatform te installeren.

Mijn werkregeling was: Ć©Ć©n maand werken, Ć©Ć©n maand vakantie. Als de boot op zee was, werd ik met de helikopter afgehaald, en een maand later weer aan boord gebracht.”

Ik heb weinig verstand van techniek en begrijp niet goed hoe die buizen vanuit het schip als Ć©Ć©n lange pijpleiding op de zeebodem terechtkomen. Dokter Soe legt het mij uit alsof het de eenvoudigste zaak van de wereld is. Ze maakt schetsen en tekeningetjes, en ik begrijp dat een grote slurf – de “stinger” – de nieuwgelaste pijp heel geleidelijk in het water laat zakken. Terwijl het lijkt alsof de buis uit het schip glijdt, is het in werkelijkheid de boot die bij elk nieuwgelast stuk 25 meter opschuift.

Dokter Soe glimlacht. “Het heeft me ook enkele maanden tijd gekost voor ik de technische details begreep. Eerst denk je: ‘Ze lassen toch gewoon pijpen?’ maar dan besef je dat zoiets ontzettend veel werk kost. Het lassen gebeurt in zes verschillende werkstations, er worden voortdurend nieuwe pijpen vanuit andere boten aangevoerd, de motoren moeten onderhouden worden en bovendien heeft het schip een eigen keuken, bakkerij en wasserij. Het is een dorp op zich. Vierhonderd mensen zijn continu aan het werk. Tweehonderd man voor de eerste twaalf uur, tweehonderd voor de volgende shift.”

Dokter Soe raakt op dreef en haalt haar fotoboeken boven. Het zijn niet de kiekjes die ik had verwacht, lachende gezichten van haar vrienden en scĆØnes uit het dagelijks leven op zee. Neen, het is de boot zelf die haar fascineert: “Kijk, hier zie je het dek, de brug, en het chĆ¢teau met de bureaus en de kajuiten van de dokter, de kapitein en de productiechef. En hier de werklijn met de verschillende stations waar de pijpen aan elkaar worden gelast. En hier het helikopterdek en de sloepen met de reddingsvesten en de overlevingspakketten. Zie je nummer drie? Dat is mijn reddingssloep. Op deze foto’s zie je de ontmanteling van een boorplatform. Fantastisch toch? En dit is de klem die de pijp tegenhoudt als de boot zich verplaatst. In 1998 is de stinger afgebroken en zijn we snel naar de haven moeten varen om de boot te laten herstellen.”

Dokter Soe houdt Ć©cht gek van boten, denk ik.

Slechts op Ć©Ć©n of twee foto’s staat zij zelf, tussen buizen, machines en donkere mannen in werkpakken. Opvallend klein en schuchter. Nog altijd begrijp ik niet wat haar aantrekt.

“Ik zie niets moois, niets gezelligs, niets persoonlijks”, probeer ik voorzichtig.

“Dat klopt,” zegt ze nuchter, “het is puur een werkmilieu, maar dat vind ik juist zo interessant. (opgetogen) Het is toch fascinerend dat het gas dat mijn huis verwarmt via een pijp uit Noorwegen komt? Wij hebben die leiding tot in Zeebrugge doorgetrokken, denk ik dan trots. En als ik naar mijn vriendin in Engeland bel, weet ik dat onze gaspijp over die telefoonleiding loopt. Geweldig toch? Het heeft iets van de verborgen kant van het leven.

Maar vind je dat bootleven niet erg artificieel? Alleen mannen en machines. Geen kinderen, geen ouderen, geen straten, geen bomen, geen bakker om de hoek.

Maar precies dĆ”t creĆ«ert een speciale verbondenheid. Bovendien zijn die mannen heel verschillend en best wel lief. Het clichĆ© van de stoere zeebonk klopt niet. Natuurlijk zijn er ook macho’s bij, maar de meeste zeelui zijn aangenaam, en blij dat er eindelijk eens een vrouw aan boord is. Ik heb gemerkt dat ze zich in mijn aanwezigheid anders beginnen te gedragen. Ze verzorgen zich beter, zijn wat rustiger en beleefder. Een beetje menselijker, zou ik haast zeggen.

Op de boot heb ik geleerd dat een man echt wel iets van een vrouw kan hebben. Een vriendschap met een vrouw ontstaat misschien sneller en gemakkelijker, maar uiteindelijk kan je met een man even goed kletsen en bevriend zijn. A la limite is Ć©Ć©n vrouw met vierhonderd mannen een gemakkelijker combinatie dan Ć©Ć©n man met vierhonderd vrouwen. Soms zegt een vriend mij weleens: “Wat zou ik graag met vierhonderd vrouwen op een boot zitten”, maar als hij er even over nadenkt, verandert hij snel van mening. Het zou enorme spanningen veroorzaken.

Geeft Ć©Ć©n vrouw tussen al die mannen dan geen spanningen?

(beslist) Neen, echt niet. Op zee heerst een strenge hiĆ«rarchie en discipline. Met zoveel mensen op zo’n kleine oppervlakte is dat echt wel nodig. Wie een fout begaat, krijgt een waarschuwing; bij een tweede misstap, word je ontslagen.

Bovendien zit ik als arts in een comfortabele positie. Niet dat ik in mijn functie onaantastbaar ben, maar ik word wel met het nodige respect behandeld. Natuurlijk zijn er weleens grapjes en toenaderingspogingen, maar die zijn altijd goed bedoeld. Zoals mannen die komen vragen of ik getrouwd ben of een vriendje heb. Of kleefbriefjes op de EHBO-kastjes: “I love you, doctor Soe”.

Misschien klinkt het vreemd, maar niemand heeft mij ooit echt lastiggevallen. Met twintig vrouwen aan boord zou dat helemaal anders zijn. Maar als enige vrouw blijf je uiteindelijk een curiosum, een rariteit.

Isoleert die uitzonderingspositie je niet?

Mijn functie als dokter isoleert mij veel meer dan het feit dat ik de enige vrouw ben. Maar het hangt natuurlijk ook van jezelf af. Er zijn bootdokters die de hele dag in hun kajuit blijven om te lezen, tv te kijken of een boek te schrijven. Zelf loop ik voortdurend rond om te kijken, te luisteren en vragen te stellen. Als iemand met een brand- of een snijwonde bij mij komt, wil ik weten hoe dat ongeval is gebeurd. Als de arbeiders zien dat je echt met hen begaan bent en je je werk goed doet, komen ze je op de duur wel opzoeken om een praatje te maken.

Bovendien hadden we op de Franse boot een uitstekende sportzaal waar ik vaak ging trainen en heel wat mensen heb leren kennen. Maar sowieso heb je als arts vooral contact met het hogere kader, en ga je eerder een babbeltje doen met de kapitein of de productiechef.

De kapitein of de productiechef. Dokter Soe blijft zakelijk en nuchter, zoals het een goede arts betaamt. Maar ze overtuigt mij niet. Is het vrouwelijke intuĆÆtie die mij vertelt dat een fascinatie voor boten en gezondheidszorg niet voldoende is om een jonge vrouw jarenlang op zee te houden? Of is het gewoon het e-mailtje dat een gunstige zeewind in mijn richting blies? “Vraag haar zeker naar haar relatie met Pierrick, de productiechef”, luidde de boodschap. “Ik herinner mij dat ze elke ochtend, als ze in de kajuit van Pierrick geslapen had, het bed controleerde om te zien of er geen haren op de lakens achterbleven, want hun relatie moest geheim blijven. Bijkomend probleem was dat ook de kapitein verliefd op haar was, maar zij niet op hem. Er is ook een spreekwoord over vrouwen aan boord. Vraag er haar eens naar. En ook over seks aan boord kan zij je ongetwijfeld meer vertellen.”

Ik verschuil mij achter de boodschapper, en lees het mailbericht droogjes voor. Een blozende dokter Soe weet onmiddellijk uit welke hoek de wind waait, en wordt plots een andere vrouw. Zurine de Aguirre. Vrolijk en meisjesachtig, en ondanks haar vreemde naam – Baskisch bloed langs vaderszijde – een gewoon Vlaams meisje.

“Zurine spreek je uit als Soerinje,” legt ze uit, “maar iedereen noemt mij Soe.”

“En wie is Pierrick?” wil ik weten.

“Daar wordt niet over gesproken”, glimlacht ze.

“Hoezo? Is het verboden om op zee verliefd te worden?”

“Tja, eigenlijk kan dat niet. Maar het is nu eenmaal gebeurd.”

“En je koos ineens de baas? De hoogste in rang?”

“Ja,” antwoordt ze stil, “ik heb je toch verteld dat je als arts gemakkelijker contact legt met het hogere kader?”

“Een verborgen relatie aan boord maakt wel een groot verschil. Met een minnaar wordt het bootleven een stuk aangenamer en minder eenzaam.”

“Het was inderdaad een prettige tijd,” lacht ze, “al kostte het veel moeite om onze relatie geheim te houden. Misschien hadden sommigen wel een vermoeden, maar er werd nooit over gepraat. Ik leerde Pierrick het eerste jaar kennen, in de sportzaal. In het begin deed ik een stevige joggingbroek aan als ik ging trainen, maar na een tijdje dacht ik: ‘Foert! Ze mogen gerust mijn benen zien. Waarschijnlijk hebben ze er al vaak genoeg over gefantaseerd.’ Dus trok ik mijn shortje aan, net zoals de mannen. Door samen met Pierrick te sporten, groeide er al snel een band. We hebben ongeveer vier maanden samen gewerkt. Daarna ging ik naar de Amerikaanse boot, hij bleef op de Franse. We probeerden onze werkschema’s wel op elkaar af te stemmen, maar ik miste hem.

‘Hou je niet meer van je werk?’ vroeg hij me op een dag. ‘Toch wel,’ zei ik, ‘maar sinds we niet meer samen op de boot werken, is alles zo anders. Moeilijker, minder gezellig.’

Als je het leven met een vriendje aan boord hebt leren kennen, voel je pas het verschil.”

We grappen en kletsen, vrouwen onder elkaar, en ik luister geamuseerd naar haar verhalen over de kapitein en over Pierrick die met zekerheid wist dat er nog andere mannen verliefd op haar waren. De amoureuze details van het bootleven doen ons besluiten dat dit een schitterend scenario voor een soap zou zijn.

“Waarom sprak je er niet eerder over?” wil ik weten.

“Jij stelt de vragen, ik geef de antwoorden”, zegt ze droog.

“OkĆ©”, zeg ik. “Eerst het spreekwoord dan.”

Niet dokter Soe, maar Zurine de Aguirre is nu aan het woord.

Zeemannen zeggen dat vrouwen en konijnen aan boord ongeluk brengen. De konijnen slokken het voedsel op, de vrouwen… tja, dat vul je zelf maar in.

…slokken de mannen op?

Zoiets. Een relatie met een zeeman is echt niet evident. Vind maar eens een vrouw die gelukkig is met een partner die acht weken weg is en vier weken vrij. Voor veel mannen is de boot hun thuis. Maar seks blijft wel een moeilijk punt. Als we aanleggen, zie ik de mannen massaal vertrekken, richting hoeren. In mijn dokterskabinet staat altijd een doos condooms waaruit iedereen zijn gerief kan nemen. Als we de haven naderen, slinkt de inhoud zienderogen. Maar niet als ik er bij ben. Ik heb gemerkt dat er vooral tijdens mijn lunchpauze gretig wordt toegetast. Eigenlijk zou er een condoomautomaat moeten komen, want voor de meeste mannen is het toch een drempel dat “de doos” bij mij staat. Bovendien zouden we ook sterkere rubbertjes voor anaal contact moeten hebben, want op zee hebben de gewone condooms weinig nut. Homorelaties heb ik wel nooit opgemerkt, maar dat betekent niet dat ze niet bestaan. Homoseks is een groot taboe aan boord, en wordt nooit openlijk getoond.

Ongetwijfeld wordt er veel gemasturbeerd. Tijdens mijn wekelijkse inspectie van de kamers zie ik ontzettend veel afbeeldingen van blote vrouwen. Om het zich gemakkelijker te maken, hangen sommige mannen foto’s van wijd opengespreide vrouwenbenen vlak voor hun gezicht, tegen de matras van het bed boven hen. Ik begrijp dat wel. Zoveel pleziertjes hebben ze nu eenmaal niet aan boord. Maar ik vertel hen wel dat ik die plaatjes lelijk vind. Alleen de foto’s van de Heinekenkalender 1997 vond ik echt mooi.

Als het al moeilijk is om een condoom te nemen, durven ze dan met intieme klachten bij jou aankloppen?

(droog) Als het ernstig is, moeten ze wel. Maar ik ga heel voorzichtig te werk, en zet hen nooit onmiddellijk in hun blootje. Ik laat hen eerst plassen, kijk hun urine na, laat de verpleger eerst eens kijken, en pas daarna is het mijn beurt. En als ik hun probleem kan oplossen, zijn ze echt opgelucht, hoor.

De mannen met de grootste vrees zijn trouwens de blanken. Europeanen willen vaker de stoere zeeman spelen. Afrikanen zijn veel gemakkelijker. Die vinden het gewoon leuk dat er een vrouw aan boord is, en laten zich zonder veel schroom onderzoeken.

Ras, rang en stand spelen blijkbaar een belangrijke rol aan boord. Zijn de werkomstandigheden erg verschillend?

Ja, op de Franse boot was er zelfs een klein restaurant voor de kapitein en de productiechef, de dokter, de ingenieurs, de chefs en de afdelingshoofden. Maar ook in de grote refter merk je dat iedereen in groepjes bij elkaar zit: de Fransen, de Amerikanen, de Indiƫrs, de Afrikanen.

De hiĆ«rarchie is strikt, de arbeidsvoorwaarden zijn heel verschillend. De kapitein en de productieleider blijven zes weken aan boord en vier weken thuis. De Europeanen werken meestal volgens een regeling van acht weken werken, vier weken thuis. Het werkschema van de IndiĆ«rs en de MaleisiĆ«rs is officieel drie maanden aan boord, Ć©Ć©n maand thuis, maar vaak blijven ze veel langer. Ik moest eens naar een van de kleinere bootjes waar Filippijnse arbeiders werkten die al negen maanden zonder onderbreking op zee waren. Onmenselijk lang is dat. Die mannen verdrongen zich om mij te bekijken. Zo graag wilden ze nog eens een vrouw zien. Deze arbeiders worden via onderaannemers in India, MaleisiĆ«, de Filippijnen en het Midden-Oosten aangeworven. Om de kosten te drukken – een vliegtuigticket is duur – probeert men die mannen zo lang mogelijk te laten werken. Vaak vragen ze daar trouwens zelf om, want eens aan wal hebben ze geen enkele zekerheid dat ze later terug aan de slag kunnen. Onze kapitein vond het ook een schande dat ze zo lang moesten werken. Maar uiteindelijk zijn het de onderaannemers die beslissen, en heeft de rederij daar niets mee te maken.

Is dat geen al te gemakkelijk argument? De rederij kan toch behoorlijke lonen en werkomstandigheden eisen?

Tja, wellicht is dat de reden waarom de rederij journalisten weert. Ik weet niet precies hoeveel de arbeiders verdienen. Het systeem is ondoorzichtig, en de verschillende onderaannemers werken met verschillende contracten. De lassers hebben een redelijk inkomen, zeker het dubbele of zelfs het driedubbele van een gewone Filippijnse arbeider die ruw geschat zo’n 20.000 fr per maand verdient. In de ogen van een IndiĆ«r of een Filippijn is dat natuurlijk een bom geld.

En hoeveel verdient een dokter?

(lacht) Een arts verdient goed.

Mag ik ook vragen hoe goed?

Bij de Franse maatschappij verdiende ik ongeveer 300.000 fr. per maand, als ik aan boord was tenminste. De maand thuis verdiende ik niets.

Dat is een behoorlijk inkomen. Is de werkdruk en de verantwoordelijkheid van een bootarts zo zwaar?

Eigenlijk heb je als scheepsarts veel vrijheid en vrije tijd. Ik kan gaan en staan waar ik wil, ik kan lezen, sporten, tv-kijken of op de computer werken. Maar ik ben wel dag en nacht van wacht, 24 uur op 24 uur. Psychisch is dat zwaar, want er kan op elk moment iets mislopen, en een werkongeval aan boord heeft vaak zware gevolgen. Aan land bel ik gewoon de MUG, en kan ik binnen het halfuur mijn patiƫnt aan een gespecialiseerd team toevertrouwen. Bij een ernstig ongeval op zee is dat niet het geval, en hangt alles alleen van mij af. Op de Noordzee komt het erop aan iemand minstens twee uur in leven te houden, tot de helikopter hulp komt bieden.

Op de Afrikaanse boot is de stress nog zwaarder. Tijdens de vaart zijn er geen afspraken met medische diensten aan land, en kan je als arts alleen de kustwacht bellen. Maar die stelt niets voor in Afrika. En Ɣls ik er in zou slagen de patiƫnt aan land te krijgen, zijn daar nauwelijks medische voorzieningen. Bovendien is het risico op ongevallen groter omdat men het op de Afrikaanse boten minder nauw neemt met de veiligheidsvoorschriften. Maar kom, ook daar was het deze zomer best interessant.

Interessant, wat betekent dat voor jou?

Het is de uitdaging die mij prikkelt. Als arts ben je helemaal op jezelf aangewezen. Alles moet in orde zijn: het urgentiemateriaal, de zuurstofflessen, het EKG-toestel, de defribrillator, het beademingstoestel, de urgentiekoffer, de brancards. De EHBO-oefeningen zijn helemaal anders dan aan land. Elke week is er een hygiƫnecontrole van de keuken, de kajuiten, het sanitair, de voedselbereiding. Er komt ontzettend veel bij kijken. In Belgiƫ leer je zulke dingen niet, en ben je gewend dat alles voorhanden is. Aan boord heb je een grotere verantwoordelijkheid en leer je ontzettend veel, als arts Ʃn als mens.

Welke typische gezondheidsproblemen stellen zich aan boord?

Ten eerste zijn er de gewone huisartsproblemen: griep, verkoudheid, buikpijn, diarree, hoofdpijn, bloeddrukproblemen. Voorts heb je de arbeidsgebonden aandoeningen: huidproblemen, irritaties, schimmelinfecties, verstuikingen, snijwonden, oogproblemen – lasogen, metaalstukjes in het oog – en veel brandwonden die moeilijk genezen en soms wekenlang elke dag verzorgd moeten worden. Ten slotte zijn er de psychosociale klachten. Mensen die met een banaal probleem afkomen, maar vooral behoefte hebben aan een goed gesprek. In het begin dacht ik altijd dat ik iets moest doen, maar vaak is een beetje aandacht al voldoende. Het is soms een voordeel, soms een nadeel dat ik een vrouw ben. Want niet elke man durft bij een vrouw zijn hart luchten. Maar dan is er altijd nog de verpleger bij wie hij terechtkan.

Voel jij je opgewassen tegen alle problemen die zich kunnen voordoen? Zware ongevallen? Doden? Afgerukte armen en benen?

Wat me het meest beangstigt, is een ongeval waar verschillende slachtoffers bij betrokken zijn. Met Ć©Ć©n gewonde is er al paniek aan boord. In spannende situaties moet je het hoofd zeer koel houden en besef je maar al te goed dat je op niemand kan terugvallen. Gelukkig zijn overlijdens en zware ongevallen mij tot nog toe bespaard gebleven. Onlangs was er een oudere man met een gebroken ruggenwervel. Van een ladder gevallen. Een andere man was met zijn hand in een machine terechtgekomen. Aanvankelijk zag het er slecht uit, maar uiteindelijk bleef het beperkt tot een paar gebroken beentjes en wat armkneuzingen. Dan was er nog een ongeval met een anker, met een ernstige beenbreuk tot gevolg. En verder een afgerukte duim, gebroken handbeentjes, een afgescheurde pink. Zulke accidenten neem ik heel ernstig want het verlies van een hand is dramatisch voor iemand die van zijn handen leeft. Dergelijke problemen proberen wij goed op te vangen, eventueel via plastische chirurgie. Omwille van de medische verzorging, de veiligheid en de kwaliteit van het voedsel komen de meeste buitenlanders trouwens graag op de Noordzee werken.

En jij? Hoe lang wil jij nog bootarts blijven?

Drie jaar geleden ben ik op de boot begonnen, intussen heb ik nog arbeidsgeneeskunde gestudeerd, maar deze zomer trok het zeeleven mij opnieuw. Als een echte zeeman vond ik het zalig om eindelijk weer aan boord te zijn. Men zegt weleens dat het bootleven verslavend is, en dat ervaar ik nu ook zelf. Het is een leven apart. Je kan alleen op jezelf en op elkaar rekenen, en samen moet je er doorheen.

Maar op dit moment is er geen werk op de Noordzee, en dus ook niet voor mij. Bovendien wil mijn chef mij niet meer naar Afrika sturen. Te gevaarlijk op dit moment. Dus ben ik van plan om eerst mijn huisartsenstage af te werken. Als ik het nu niet doe, komt het er nooit meer van.

Hoe zie je de toekomst met je vriend, de productiechef?

Hij werkt volgens een rotatiesysteem op zee Ć©n op kantoor in Parijs. Ik heb hem vier weken niet gezien, (straalt) maar morgen komt hij thuis en zal de liefde groot zijn. Hij is nu vijftig, binnen vijf jaar kan hij op pensioen. (lacht) Dan volgt hij mij, de wereld rond. Ik denk dat ik dit nodig heb: een man die mij ruimte geeft om mijn ding te doen en mijn eigen leven te leiden.

O ff the record praten we verder over het leven en de liefde. En over haar zus, Phara de Aguirre, de nieuwe ankervrouw van TerZake.

“Door het bootleven heb ik haar start op het scherm gemist”, zegt Zurine spijtig.

“En? Hoe vind je haar?” vraag ik benieuwd.

“Ik ben nog altijd in de fase dat ik mij meer verbaas over het feit dat mijn zus op tv komt dan dat ik luister naar wat ze vertelt. Bovendien vind ik dat ze best wat minder ernstig mag kijken. In werkelijkheid is ze een stuk luchtiger en geestiger dan op het scherm. Dat merk je wel aan de mailtjes die ze je stuurt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content