Aanraken ligt gevoelig, letterlijk en figuurlijk. Terwijl almaar duidelijker wordt dat huidcontact een primaire levensbehoefte is, rust er tegelijk een taboe op. Over strelingen die verrukking, maar net zo goed gêne en regelrechte afkeer kunnen brengen.

Nooit gedacht dat ze zich zo ontredderd zou voelen, beweerde Iris achteraf. Nochtans wist ze van tevoren wat er haar tijdens de performance te wachten stond. “Laat je leiden en vervoeren door de dansers en concentreer je op de waarneming van tijd en ruimte”, zo heette het in de aankondiging. “Spannend,” dacht Iris, “dat wil ik wel eens meemaken.” Tot ze geblinddoekt en op blote voeten in de arena stond en door een wildvreemde in alle mogelijke richtingen getrokken en geduwd werd, volledig teruggeworpen op haar tastzin. “Bang was ik, wat zeg ik, totaal in paniek. Toen er ook nog iemand op mijn rug sprong, werd ik razend kwaad. Ik heb mijn blinddoek afgerukt en ben weggelopen, zonder schoenen, totaal de kluts kwijt.”

Toegegeven, het is een extreem voorbeeld. Maar aanrakingen zijn bijna nooit neutraal. Ooit moest ik tijdens een sessie creatief denken met een stel lotgenoten in een kring zitten en mijn hand in de nek van mijn buur leggen. Een op het eerste zicht onschuldig gebaar en toch moest ik een zekere schroom overwinnen, want dat soort intimiteit deel je doorgaans enkel met een significant other. Toch als je, zoals ik, uit een niet echt aanrakerig milieu komt. Niet dat we ijselijk afstandelijk waren in de familie, maar toch meer van het ‘geen flauwekul, doe maar gewoon’- type. Dr. Spock vond pas laat een afzetgebied in onze huisbibliotheek en kindjes werden dus zo weinig mogelijk uit hun wieg getild, uit angst voor woekerende microben en om er vooral ook geen verwende ettertjes van te maken. Niet dat ik er een trauma aan overhield, maar the great bear hug, een spontane, alles versmorende omhelzing als blijk van warme appreciatie is niet echt aan mij besteed.

Nu, wat dat betreft sta ik lang niet alleen. Alles welbeschouwd leven we in een aanraakarme cultuur. Hoe arm blijkt uit een recent fait divers in een Amerikaanse krant : een oude man tikte een politieagent op de schouder om de weg te vragen en werd in no time gevloerd : armen op de rug, handen geboeid, schouder uit de kom. En je hoeft maar op een overvolle bus te stappen om te zien hoe krampachtig we ons op ons krappe territorium verschansen : ellebogen en knieen ingetrokken, elke toevallige aanraking beantwoord door een argwanende of gealarmeerde blik. In bepaalde drankgelegenheden is het nog erger. “Zoek je boel misschien ?” Nee, ik probeer alleen maar mijn glas van de toog te pakken.

VAN EERSTE NAAR VIJFDE ZINTUIG

Als zintuig is de tastzin lang schromelijk onderschat geweest. Leonardo Da Vinci zag tast als het vijfde zintuig – na het gezicht, het gehoor, de reuk en de smaak – om kennis te verwerven. Dat idee is zo diep ingebakken dat je het zelfs terugvindt in de taal. Het woord ‘aftasten’ duidt op onzekerheid, terwijl ‘inzien’ op het verwerven van zekerheid wijst. Nochtans is de tast het eerste zintuig dat je als mens ontwikkelt. Het is ook het laatste dat het bij het ouder worden laat afweten ; gezicht en gehoor gaan veel eerder achteruit. Na acht weken reageert een foetus al op aanrakingen op de wang, na veertien weken op aanrakingen op het lichaam. Aanstaande moeders die op hun dikke buik duwen, worden door baby beloond met een schopje. De ongeborene gaat ook zelf op onderzoek uit. Al vroeg raakt hij in de baarmoeder zijn gezichtje aan, de navelstreng, de wand van zijn ‘verblijf’ en als hij deel uitmaakt van een tweeling, zijn broertje of zusje. Baby ‘voelt’ ook met zijn mond en zuigt op zijn duim, zijn knieën en tenen. Raar maar waar, of hij op zijn rechter- of linkerduim zuigt, wijst in de meeste gevallen al aan of hij rechts- of linkshandig wordt.

Ook na de geboorte begint het leven op de tast : baby’s zijn nog blind als hun mond naar de tepel van hun moeder zoekt. Die basale reflex gaat nooit meer over. We hebben de neiging om iets aan te raken om te voelen of het waar is wat we zien. Om te ervaren hoe zacht, hoe scherp, hoe onverwacht zwaar iets is. Aanraken en aangeraakt worden, het helpt ons in hoge mate om de wereld te kennen en onze plaats erin te vinden. Richard Gregory, professor neuropsychologie aan de universiteit van Bristol, bestudeerde jarenlang de interactie van de zintuigen. Zo kwam hij in contact met een blind geboren man die na een oogoperatie voor het eerst in zijn leven kon zien. Kort nadat de patiënt het ziekenhuis verlaten had, nam de professor hem mee naar het museum voor Wetenschappen. Een van de eerste objecten die ze tegenkwamen, was een simpele draaibank. Zolang die in een vitrine stond, kon de man er zich niets bij voorstellen. Pas nadat hij zijn hand erover kon laten glijden, was hij er niet langer blind voor. “Nu ik het gevoeld heb, kan ik het zien”, was zijn commentaar. Helaas wordt onze spontane aanraakreflex zelden gestimuleerd. “Handen thuis” en “Overal afblijven” zijn nog altijd populaire opvoedregels.

Diane Ackerman, auteur van de bestseller A Natural History of the Senses, vindt de tastzin het meest mysterieuze van alle zintuigen, ook al omdat hij het moeilijkst te onderzoeken is. Elk zintuig heeft zijn eigen ‘zetel’. “Ogen, oren, neus, ze zijn redelijk gemakkelijk te bestuderen. Maar de huid, dat sterke en tegelijk kwetsbare, waterdichte, wasbare, rekbare omhulsel van zo’n anderhalve vierkante meter, bedekt niet alleen ons hele lichaam, het is ook het meest gecompliceerde orgaan. Waar moet je in hemelsnaam beginnen ?”

Niet dat dat de wetenschappers tegenhield. Zo kwamen ze erachter dat de huid tjokvol sensortjes zit, stuk voor stuk gespecialiseerd in het ontvangen van verschillende signalen van buitenaf : warmte, kou, aanraking, druk, pijn. Die sensoren zitten vast aan een soort flinterdunne kabeltjes die via het ruggenmerg naar een gespecialiseerd gebied in de hersenen lopen : de somatosensorische cortex. In dat gedeelte van de hersenschors is voor elk lichaamsdeel een plekje gereserveerd. Sommige lichaamsdelen zijn daarbij bevoordeeld : vingers en lippen kregen een extra groot gebied toegewezen, waardoor we zelfs de fijnste aanraking kunnen registreren. Verdraaid handig bij het zoenen, zou ik zo zeggen. Worden de sensortjes in de huid eenmaal gestimuleerd, dan sturen ze razendsnel hun signaal naar de somatosensorische cortex, die op zijn beurt in verbinding staat met het dieper gelegen emotionele brein, waar uitgemaakt wordt of de aanraking de juiste emotionele lading heeft om allerlei hormonale reacties op gang te brengen.

ZOOGDIEREN AAIDIEREN

Een slappe vochtige handdruk zal weinig effect hebben, de drie klapzoenen van tante Martha evenmin. Een hartstochtelijke kus van onze geliefde, daarentegen, zal een gevoel van pure verrukking veroorzaken. De hormonen die dan door ons brein gaan, dringen het stresshormoon adrenaline terug en versterken het immuunsysteem. Het belangrijkste hormoon dat bij een liefdevolle aanraking al die gunstige processen in het lichaam op gang brengt, is oxytocine. Het komt in grote concentraties in de hersenen voor tijdens een orgasme en bij vrouwen tijdens en na de bevalling. Niet voor niets wordt oxytocine wel eens het knuffelhormoon genoemd : het zorgt ervoor dat we emotionele banden met anderen aangaan.

Zoogdieren worden als het ware met huidhonger geboren. Jonge katjes groeien niet als de moeder hun buikjes niet likt. Proeven met ratten tonen aan dat ze moeten worden gestreeld, als is het maar met een vochtig penseeltje, om zich gezond te kunnen ontwikkelen. Mensenkinderen vormen geen uitzondering op de regel. Vondelingen die zo’n honderd jaar geleden in een tehuis terecht kwamen, waren vaak ten dode opgeschreven. Niet omdat ze te weinig eten kregen of in slechte omstandigheden moesten leven, maar domweg omdat ze te weinig werden aangehaald. Vaak gebeurde dat zelfs met de beste bedoelingen, uit angst om via fysiek contact besmettelijke ziekten over te brengen. Ook op intensivecareafdelingen van ziekenhuizen was het tot voor twintig jaar gebruikelijk om zuigelingen en kinderen zo weinig mogelijk aan te raken, uit angst voor besmetting en ook omdat men ervan uitging dat aanraken en knuffelen de zwakke hartjes en onderontwikkelde longen van zieke of vroeggeboren baby’s te zwaar zou belasten. Dankzij onderzoek naar wat tegenwoordig tactiele stimulering heet, weet men nu beter.

Vooral de bevindingen van het Touch Research Institute in Miami zijn baanbrekend geweest. Zo werd daar aangetoond dat vroeggeboren baby’s die drie keer per dag geknuffeld en gestreeld werden, veel harder groeiden dan prematuurtjes die niet aangehaald werden. Geaaide en gemasseerde zuigelingen konden gemiddeld zes dagen eerder naar huis. Die voorsprong bleven ze houden : ook na acht maanden bleken ze verstandelijk en motorisch beter te zijn ontwikkeld.

In een ziekenhuis in Bogota, Colombia ontdekten de artsen per toeval de gezondheidsvoordelen van huidcontact. Wegens een gebrek aan dekentjes en gespecialiseerde apparatuur werden vroeggeboren zuigelingen dan maar tegen het naakte lichaam van de moeder gelegd om ze warm te houden. Bleek dat de kleintjes daar niet alleen rustiger van werden, maar een regelmatiger hartslag en meer zuurstof in het bloed vertoonden en op langere termijn een verbetering van het immuunsysteem en minder infecties. Anderzijds hebben moeders die aan zogenaamde Kangaroo Care doen, een betere melkproductie.

Volgens Diane Ackerman is er een logische evolutionaire verklaring voor de gunstige invloed van huidcontact : regelmatig liefdevol worden aangeraakt door de moeder (of zelfs een surrogaatmoeder) geeft de zuigeling een veilig gevoel. Dat gevoel is een signaal aan het lichaam dat alles in orde is, dat het die dag te eten zal krijgen en dus door kan groeien. Geen aanraking daarentegen betekent : geen bescherming, geen voedsel – en dus wordt de groei stopgezet.

Niet alleen baby’s hebben baat bij aanraking. In je jeugd wordt via knuffelen en aanhalen een gevoelsmatige basis gelegd : “Ik ben oké, ik mag er zijn.” Met die basis kun je in je latere leven gemakkelijker contacten leggen. De aanrakingen van anderen spiegelen je en vormen je gevoel van identiteit. Alleen, hoe ouder je wordt, hoe minder je aangeraakt wordt. Vooral in de westerse, joods-christelijke cultuur heeft aanraken heel snel een connotatie van manipulatie, macht en seksualiteit. Dat is er de laatste jaren zeker niet op verbeterd. Welke vader raakt nog totaal onbevangen zijn eigen kinderen aan, laat staan die van anderen ? Ook op het werk kun je maar beter je handen thuis houden, voor je het weet word je van ongewenste seksuele intimiteiten beschuldigd.

Hoe vaak raken we elkaar eigenlijk aan ? Dat was het onderwerp van een enquête van het Nederlandse Psychologie Magazine in 2005. Gemiddeld ervaren we zes keer per dag een aanraking, zo blijkt. Wie we aanraken ? Dat ligt nogal voor de hand : 97 procent van de ondervraagden raakt zijn/haar partner vaak aan. We hebben het dan over omhelzingen, zoenen, een arm om de schouder of het middel, schouder- of armklopjes. Na de partner raken we onze kinderen het meest aan : 86 procent doet dat vaak. Met het ouder worden neemt dat fysiek contact af : onze eigen ouders raken we veel minder frequent aan dan onze kinderen. Vrouwen zijn over het algemeen aanhaliger dan mannen : 60 procent omhelst haar vriendinnen, tegenover 21 procent van de mannen onder elkaar. Vrouwen hebben ook meer fysiek contact met de kinderen van anderen én met hun ouders : 39 procent raakt hun moeder vaak aan en 36 procent hun vader, tegen respectievelijk 29 en 25 procent bij de mannen.

Daar staat tegenover dat mannelijke bazen iets gemakkelijker met aanraken zijn dan vrouwelijke : 19 procent van de ondervraagden wordt wel eens aangeraakt door zijn vrouwelijke baas, 26 procent door zijn mannelijke baas.

Wie blijft op zijn huidhonger ? Ongeveer één op de vijf partners (25 procent van de mannen, 22 procent van de vrouwen) zou best wat vaker aangehaald willen worden. Veel mensen gaven in de enquête aan voorzichtiger te zijn geworden met aanraken door alle negatieve publiciteit rond ongewenste intimiteiten en kindermisbruik. Vooral mannen (41 procent) zijn terughoudender, tegenover 25 procent van de vrouwen. Jammer eigenlijk, want uit angst om de verkeerde signalen uit te zenden, dreigen we een belangrijk communicatie-instrument te verliezen.

ONTSTRESSEND KOEIEN KNUFFELEN

Vingertoppen die behoedzaam, nauwelijks voelbaar de contouren van je lichaam volgen en huiveringen van genot door je huid jagen. Effleurage heet zoiets, altijd een mooi woord gevonden. Maar velen onder ons worden nooit teder aangeraakt : alleenstaande, oude, zieke, gehandicapte mensen. Of aangeraakt tout court. De mensen die verondersteld worden je beter te maken, artsen en verpleegsters, raken je juist zo weinig mogelijk aan. Allemaal heel functioneel en medisch en ethisch verantwoord, maar je blijft wel op je huidhonger. Vindingrijke ondernemers spelen daar handig op in. In een melkveebedrijf in Voorst bij Apeldoorn kun je voor 30 euro twee uur lang aan koe-knuffelen doen. Schijnt geweldig ontstressend te zijn, de non-verbale communicatie te stimuleren (zo’n koebeest spreekt niet tegen) en de band tussen mens en natuur te herstellen. Waarschijnlijk wordt ook de koe er beter van : in Japan wordt het supermalse wagyuvlees van gemasseerde runderen al langer als een delicatesse beschouwd.

Wie liever niet in een penetrante geur van koeienuitwerpselen ontstrest, kan altijd nog terecht bij een massage- of relaxatietherapeut. In Nederland hebben ze het over de haptonoom, – van het Griekse hapsis (gevoel) en nomos (leer). Letterlijk betekent haptonomie dus ‘leer van het voelen’. Chinese massage, Zweedse massage, holistische massage, shiatsu, ayurvedische massage, reiki, rolfing, reflexologie… Massage kent zoveel disciplines dat een kat er haar jongen niet meer in terugvindt. Niet elke vorm is geschikt voor iedereen ; wie soelaas zoekt voor een specifieke kwaal, vraagt het best raad aan zijn huisarts. En verder vind je een goede massagetherapeut zoals je een goede kapper vindt : via mond-tot-mondreclame.

Frank is een gediplomeerde kinesist en werkt als relaxatietherapeut in een druk beklant fitnesscentrum. “Zodra ik iemand onder handen neem, letterlijk dan, voel ik hoe hij in zijn vel zit. Of beter gezegd, haar vel, want vier op de vijf klanten zijn vrouwen. De manier waarop iemand ademt, welke spieren zij daarbij gebruikt, dat zegt veel. Nek en schouders die verkrampt zijn, een letterlijke harde huid, het zijn vaak symptomen van mensen die zich gevoelsmatig afsluiten, van hun omgeving, maar ook van zichzelf. Vroeger bleven mensen daar vaak mee rondlopen, nu is er toch de neiging om hulp te zoeken. De juiste manier zoeken om met je energie om te gaan, tijd uittrekken voor je welzijn en jezelf een behandeling gunnen die deugd doet, in de huidige tijdgeest mag dat.”

“Veel mensen moeten daarbij toch een schroom overwinnen. Ze geven zich immers letterlijk over aan de handen van een vreemde. Een vreemde die gekleed is, terwijl zij daar naakt liggen. Bij sommigen voel je dat ze zich ten zeerste bewust zijn van het erotische van die situatie, maar daar ga ik nooit op in, dat is een kwestie van professionaliteit. Bij anderen moet je heel behoedzaam te werk gaan, hun huid schrikt bij de minste aanraking, het lichaam werkt onbewust tegen. Er zijn mensen die hysterisch beginnen te giechelen als je nog maar een vinger naar ze uitsteekt, anderen die na een deugddoende massage in huilen uitbarsten. Huidcontact, zelfs in een professionele situatie, kan sterke emoties oproepen. Onder je handen geeft ook de geest zich bloot, een massagetherapeut moet ook een beetje psycholoog zijn. Maar daar ligt ook het mooie, de voldoening van dit vak : een respectvolle, aandachtige aanraking is een van de waardevolste dingen die je een mens kan geven.”

Door Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content